zondag 10 februari 2008

Kenia: geen 'stammenstrijd'

Meer dan duizend doden, duizenden gewonden en 304.000 mensen die dakloos zijn geworden. Dat is het resultaat van de geweldsgolf die sinds de presidentsverkiezingen Kenia teistert (Aljazeera, 5 februari) .

In veel van de berichtgeving wordt vooral de etnische factor in het bloedvergieten breed uitgemeten. Verschillende 'stammen' bestrijden elkaar omdat de president van de ene stam tegenover de oppositiekandidaat van één van de andere stam stond, zo luidt de gangbare versie van de gebeurtenissen. Het is een zwaar vertekend beeld, niet vrij van koloniaal racisme.

Het geweld in Kenia kent drie samenhangende dimensies. In de allereerste plaats is het gewoon een democratisch protest tegen de frauduleuze wijze waarmee de zittende president zijn overwinning veilig stelde. Mwai Kibaki was president geworden na verkiezingen in 2002. Toen stond hij zij aan zij met oppositiekandidaat Raila Odinga tegenover Uhuru Kenyatta die de autoritaire erfenis van de eerdere president Arap Moi voortzette. Er was weliswaar formeel een democratisch stelsel met meerdere partijen, maar de verkiezingen van 1992 en 2002 waren bepaald geen democratisch hoogstandje.

Kibawi en Oding waren in 2002 dus bondgenoten uit 2002, raakten in conflict. Kibawi probeerde via grondwetswijziging de macht van de president te vergroten. Kiezers verwierpen dit grondwetsvoorstel echter, en Odinga was één van de aanvoerders van de nee-campagne. Ook de corrputie van Kibawi’s regering sprong steeds meer in het oog. Odinga werd aanvoerder van de oppositie tegen Kibawi’s bewind dat steeds meer in diskrediet raakte (Socialist Worker, 8 januari).

Bij de verkiezingen van 27 december stonden de voormalige bondgenoten dan ook tegenover elkaar. Kibawi aan het hoofd van een corrupte en autoritaire regering, Odinga aan het hoofd van een brede oppositie. Kibawi eiste de overwinning op, maar de waanwijzingen van grootschalig verkiezingsbedrog waren wijdverspreid. Algemeen wordt aangenomen dat hij de verkiezingen had gestolen. Die diefstal was nogal klunzig gegaan trouwens, de mensen van Kibawi waren er niet aan toe gekomen de parlementsverkiezingen ook naar hun hand te zetten. Daar wonnen de bondgenoten van Odinga overtuigend.

Meteen na de verkiezingsdiefstal gingen aanhangers van de oppositie kwaad de straat op. Dat leidde tot grof geweld – van politiezijde. De gewapende macht van Kibawi schoot demonstranten neer, in forse aantallen. Met al het latere gepraat over stammenstrijd is dát het eerste dat we moeten beklemtonen: de eerste geweldsronde was staatsgeweld tegen straatprotest, dictatoriale arrogantie tegenover democratische ambitie.

Achter de woede vanuit oppositieaanhangers zaten diepe sociale redenen. Kenia is een potentiëel rijk land, maar met zeer veel arme mensen Terwijl de regering de grote bedrijven – binnenlands en multinationaal – erg terwille is met neoliberaal beleid, verpauperde grote aantallen mensen. Die verarming voedde de woede tegen de president en gaf de oppositie steun in de rug. Dat die oppositie een vergelijkbaar neoliberaal voorstond deed daar niets aan af: wie uit frustratie over de zittende machteen stem van protest wilde laten horen, kwam tamelijk onvermijdelijk bij die oppositie uit. Zo'n loepzuivere democraat en voorvechter van de armen was Odinga trouwens door de jaren heen niet. Ooit was hij hij zelfs energieminister onder de autoritaire president Moi (Mukoma Wa Ngugi, "Understanding the Kenyan Opposition", MRzine, 5 februari).

Die frustratie voedde de stembussteun voor Odinga, maar gaf ook het straatprotest een felle dynamiek. Het was vooral in de krottenwijken dat mensen aan het betogen gingen, en het was ook daar dat oproerpolitie met scherp schoot en talloze mensen om het leven bracht. Het democratische protest was tegelijk een opstand van arm tegen rijk. Alweer: dit behoeft nadruk, want het staat nogal haaks op het dominante beeld van een etnisch conflict.

Pas tegen de achtergrond van een autoritaire staat die ten gunste van een rijke toplaag over een arme bevolking heerst wordt de etnische dimensie enigszins duidelijk. Die toplaag is in hoge mate samengesteld uit leden van de Kikuyu-bevolkingsgroep. Kibaki zelf is bijvoorbeeld een Kikuyu. Inspelen op loyaliteit van Kikuyus tegenover de andere bevolkingsgroepen was en is een methode van de machthebbers om zich van steun te voorzien. De oppositie werd niet door Kikuyu’s aangevoerd; Odinga zelf was bijvoorbeeld een Luo. Inspelen op anti-Kikuyu-sentimenten was en is een methode waarmee politici vanuit de oppositie antwoorden op de regering. Haat tegen de regering werd op kwaadaardige wijze opgezet in haat tegen Kikuyus in het algemeen. Omgekeerd voorzag de regering zich van steun van Kikuyu-milities die leden van andere bevolkingsgroepen aanvielen.

Al snel sloeg een golf van brandstichting, verdrijving en moordpartijen over Kenia. Oudere conflicten tussen groepen over grond en water laaiden op. Het gevecht om meer democratie een meer sociale rechtvaardigheid ontaardde inderdaad in een etnisch conflict, wat het echter in de kern níét was.

Hierbij moeten twee dingen nog worden opgemerkt. Dat de machthebbers Kikuyu s zijn, dat veel mensen uit de heersende klasse Kikuyu’s zijn, betekent helemaal niet dat de Kikuyu’s als geheel een bevoorrechte groep vormen. De meeste Kikuyu’s zijn geen minister, geen generaal, geen topmanager, maar straatarme boer, arbeider, krottenbewoner – net als vrijwel alle leden van andere bevolkingsgroepen. Het aanjagen van geweld tegen alle Kikuyu’s kan op geen enkele manier gerechtvaardigd worden door afkeer van de machthebbers. Een oppositie die niet stelselmatig probeert leden van álle bevolkingsgroepen, Kikuyu, Luo of wat dan ook, te bunbdelen in een strijd tegen de heersende macht, van welke etnische achtergrond die machthebbers ook zijn – zo’n oppositie heeft Kenia niets beters te bieden vergeleken bij de huidige machthebbers. Dat is één.

Hoe ontluisterend de ontaarding van het verkiezingsprotest in Kenia ook is, toch past het woord 'stammenstrijd' hier absoluut niet bij. Sterker: mensen zouden eens moeten ophouden om bevolkingsgroepen als Kikuyu’s en Luo’s als 'stammen' aan te duiden. Kijk maar eens naar de grootte van zulke bevolkingsgroepen. Ik heb even op Wikipedia gekeken, en Kenia blijkt ruim 28 miljoen inwoners te hebben. Daarvan is 22 procent Kikuyo. Dat zijn er tussen de 5,6 en de 6 miljoen. Luhya, de tweede bevolkingsgroep in grootte, vormen 14 procent, Luo’s 13 procent. Allebei dus een slordige 3 miljoen mensen. Noemen we zoiets 'stammen'? Er zijn een slordige 300.000 IJslanders, en dat noemen we een volk. Waarom? Moet je blond zijn en blauwe ogen hebben om een volk te mogen vormen?

Om maar eens een andere vergelijking te maken: het oude Joegoslavië kende als deelrepubliek Slovenië, met iets onder de twee miljoen inwoners. Kroatië, een andere vroegere deelrepubliek van dat land, telt bijna 4,5 miljoen inwoners, maar een deel daarvan beschouwde zich als Serviër en niet als Kroaat. Kosovo, ook onderdeel van het vroegere Joegoslavië, telt ruim 2 miljoen inwoners. Allemaal zeer vergelijkbaar met de aantallen Kikuyu’s en Luo’s in Kenia. Waarom vormden de vechtende bevolkingsgroepen in de jaren negentig van de vorige eeuw in Joegoslavië dan volkeren, en worden de vechtende bevolkingsgroepen in Kenia stammen genoemd? Is er, behalve huidskleur, een ander wezenlijk verschil te noemen?
Het hele taalgebruik dat de bevolkingsgroepen in Kenia stammen noemt, en het gewled stammenstrijd, is een weerklank van koloniaal racisme. Linkse mensen moeten deze woorden in dit verband niet in de mond nemen, tenzij ze bereid zijn om deze woorden op álle conflicten met een etnische dimensie – dus ook als de 'stammen' uit witte mensen bestaan – toe te passen.

Geen opmerkingen: