Posts tonen met het label muziek. Alle posts tonen
Posts tonen met het label muziek. Alle posts tonen

donderdag 3 april 2008

Ravotr heeft weblog erbij, voor muziek en dergelijke...

Zoals veel lezers van dit weblog wel weten, schrijf ik niet alleen boze stukken over de maatschappij. Ik maak ook nog muziek, soms net zo boos maar gelukkig niet altijd. Af en toe schrijf ik daar over op dit weblog. Maar het leek mij nuttig om er een speciale plek voor te openen, waar ook aankondigingen van eigen optredens een plaatsje vinden en waar mensen die interesse hebben in rooieravotr-als-artiest terecht kunnen, ook als ze geen zin hebben in gezoek tussen verhalen over Gekke Geert of Malle Balk of de oorlog in Irak en dergelijke.

Vandaar dat ik een nieuw weblog ben begonnen, onder de inspirerende naam Peter Storm. daar de muziek dus, ook al kunnen langere stukken over bijvoorbeeld Bob Dylan (ja ik weet het, is een tic van mij) evengoed tegelijk ook nog hier terechtkomen. Daarginds ook andere kunstzaken, en misschien nog wel andere vertelsels die niet rechtstreeks politieke verhandelingen zijn. De inspiratie is natuurlijk dezelfde opstandigheid die de rooieravotr hier uitleeft. Lezers verwachten niet anders, en anders wennen ze er maar aan, nietwaar?

De eerste aankondiging staat er al op: een tweetal optredens in Tilburg, 19 april en 31 mei. Waar? Kijk maar daar. Tot ziens!

vrijdag 1 februari 2008

Bob Dylan's 'John Wesley Harding' veertig jaar jong

Het jaar 2008 is een belangrijk herdenkingsjaar voor linkse mensen – en voor mensen wiens wereld we op zijn kop gaan zetten, of ze dat nu leuk vinden of niet. Negentig jaar geleden: het revolutiejaar 1918, toen stakende en muitende arbeiders en soldaten in Duitsland de keizer verjoegen. Hij vluchtte, en kreeg asiel in een kasteel in Doorn, Nederland dus. Voor zulk soort lui is altijd wèl opvang.

En 160 jaar geleden: het revolutiejaar 1848, het jaar van barricaden in Parijs en van het uitkomen van het Communistisch Manifest. Zelfs in Nederland was de schrik zo groot dat de koning snel hervormingen tolereerde waarmee ook hier een vleugje parlement en inperking op de macht van de Willemafia van Oranje werd toegelaten.

En dan is er natuurlijk het revolutiejaar 1968. Studenten en arbeiders die de Stalinistische dictatuur steeds openlijker trotseerden in wat de geschiedenisboeken inging als de Praagse Lente. Mexico City, stad waar destijds de Olympische Spelen gehouden werden, toen studenten protesteerden tegen de dictatuur en door soldaten onder vuur genomen werden, met honderden doden als gevolg. En natuurlijk de mei- en junidagen in Frankrijk, waar een felle studentenopstand uitgroeide tot een revolte van meer dan negen miljoen arbeiders die met stakingen en bedrijfsbezettingen de autoritaire regering van president De Gaulle aan het wankelen brachten.

Over dat revolutiehaar heeft het weblog van de Internationale Socialisten trouwens een mooie serie geopend. Het Tet-offensief van het Vietnamese verzet is daar al langsgekomen, het concert van Johnny Cash on de San Quentin-gevangenis en de houding van boxer Muhammad Ali zijn de revue al gepasseerd, er er komt ongetwijfeld veel meer. Overigens heb ik zelf mijn inzet voor dat weblog wegens gezondheidsredenen stopgezet, in ieder geval tijdelijk. Maar dat is weer een ander verhaal.

Maar dat is allemaal aanloop voor mijn eigen bijdrage aan het terugkijken op 1968. Ik ga gewoon één van mijn stokpaardjes berijden en het over Bob Dylan hebben. Meer precies: over zijn opmerkelijke album dat in opmerkelijke furore maakte: John Wesley Harding. Overigens is de officiële verschijningsdatum nog nèt 1967, om precies te zijn 27 december. Maar het was in 1968 dat het werkstuk volop in de schijnwerpers kwam te staan. Vandaar dat ik de dichterlijke vrijheid neem om een artikel erover te presenteren als deel van een 1968-terugblik. Gewoon, omdat ik dat lé;úk vind. Problemen ermee, iemand?
Maar wat maakt het album zo opmerkelijk, en relevant bovendien? Wat kunnen juist ook linkse mensen als ik er in een tijd als nu uit halen, voor zichzelf en voor elkaar? Muzikaal gezien lijkt de collectie songs niet bepaald zeer vernieuwend. We horen een heel bescheiden enseble, vooral akoestische gitaar, met een basgitaar, soms slagwerk en af en toe een piano. Wèg zijn de steeds wildere rockgeluiden van de voorgaande drie albums en vooral van zijn spectaculaire concertreeks in 1965-1966.
Een terugkeer naar de folkstijl, met wat meer country-invloed dan voorheen, dat is de sfeer. Tamelijk traditionele muziek, hele traditioneel uitgevoerd ook. De grote inspiratiebron Woody Guthry, het jaar daarvoor trouwens overleden – Dylan speelde twee van zijn songs op een herdenkingsconcert – was kennelijk sterk in Dylans gedachten toen hij het album maakte. We horen soortgelijke ballades over emograntenleed en outlaws als waar Guthrie zo in uitblonk. Guthrie’s Deportee is omgezet in Dylans I Pity the Poor immigrant.

Zo lijkt het althans. Want zijn Dylans liederen op John Wesley Harding werkelijk zo soortgelijk en zo folksy als op het eerste gezicht lijkt? Met name een blik op de teksten geeft aan dat er veel meer aan de hand is. Waar in zijn eerdere muziek van Dylan het surrealisme en de chaos al hoogtij vierden, daar is nu de verwarring compleet. Vrijwel niets is wat het op het eerste gezicht lijkt. Waar de muziek dus een trendbreuk laat zien – na jaren steeds wildere geluiden nu soberheid troef – daar zien we tekstueel dat de wildheid – ingebed in muzikaal rustige sferen, en bedrieglijk sober geformuleerd – nieuwe hoogtepunten bereikt.

Zoals bij eerdere albums is ook de wereld van dit album bevolkt door historische, mythische en religieuze figuren van de meest uiteenlopende aard. Dit is iets waaar Dylan trouwens een meester in is. Het album Bringing it all back home werd bemenst door onder meer Columbus, Jesse James, Aladdin met zijn lamp, en niet te vergeten de President van de Verenigde Staten die – zoals Dylan ons in It’s All Right Ma (I’m Only Bleeding) fijngevoelig vertelt – ook wel eens in zijn nakie moet staan. In het album er na, Highway 61 Revisited, komt Dylan echt op dreef op dit gebied. Napoleon (in lompen), Jack the Ripper, F.Scott Fitzgerald, Beethoven, blueszangeres Ma Rainey, God in een pittig gesprek met Abraham – het is maar een greep.

Alleen al in het meesterlijke Desolation Row op dat album registreer ik de volgende personages: Romeo, Bette Davis, de Hunchback of Notre Dame, de barmhartige Samaritaan, Einstein – bekend als bespeler van de elektrische viool, zoals Dylan ons behulpzaam helpt herinneren – dichters Ezra Pound en T.S. Elliot, sprookjesfiguur Cinderella, Kain en Abel, Shakespere-personage Ophelia, het Spook van de Opera, Casanova, de Griekse god Neptunus ( op de Titanic, trouwens), … voorwaar, ruimschoots genoeg voor een regenachtige middag op Wikipedia, om al die verwijzingen eens uit te vlooien. Niet dat je daarmee het lkied werkelijk ontrafelt, maar dat is een ander verhaal.

Op het daaropvolgende album, Blonde on Blonde, is Dylan wat minder overdadig, misschien omdat liefdesliedjes de overhand kregen op de surrealistische balladen van de albums ervoor. Toch komen we Shakespeare tegen, de Bijbelse Koning van Tyrus, Achilles uit de Griekse mythologie… Maar verder zijn de personages symbolischer geworden, zonder eigennaam: de rechter die op stelten loopt, de senator die kaartjes verkoopt voor t huwelijk van zoonlief, een dronken politicus, een schuldige begrafenisondernemer. Schuldig waarom? Schuldig waaraan? Je komt er niet achter.

Wie trouwens denkt dat de Dylan in deze periode, in tegenstelling tot eerder, apolitieke teksten schreef, moet nog meer eens goed op deze personages letten. Gezagsdragers, van welk tyope dan ook – rechters, politici – zijn onveranderlijk dronken, corrupt, grotesk of op het kritieke moment in slaap gevallen. Op enig respect voor welke gezagsdrager zal Dylan ook in deze periode niet worden betrapt. De decadente arrogantie van de macht is hier net zo vanzelfsprekend als Dylans diepe afschuw ervan. Tegelijk wijst hij de machthebbers ook zeer beslist een hoogst bescheiden plekje toe: het zijn figuranten, om niet te zeggen decorstukken.

Het echte leven gaat om individuele menselijke relaties, met hun complexiteit, dubbelzinnigheid en raadselachtigheid. Het gangbare politieke bedrijf is weerzinwekkend, vaak hinderlijk maar in de kern irrelevant, zo is de strekking klaarblijkelijk. Veel hoop dat het de moeite loont om aan die politiek van machtsmisbruik en corruptie iets te doen heeft Dylan hier klaarblijkelijk – en helaas – niet Oplossingen evenmin. Maar Dylan is songschrijver en zanger, geen politiek theoreticus, en van politieke pamflettenschrijverij op rijm heeft hij nooit veel moeten hebben. Maar wat je ook van die opvatting kunt denken, een apolitieke opvatting is het zeer zeker niet.

Ook John Wesley Harding kent dus de nodige personages. Hun rol is raadselachtiger dan ooit, ze zijn vaak onherkenbaar veranderd. Maar het zijn niet meer- zoals in de songs op Blonde on Blonde – geen figuranten meer. Ze krijgen iopeens serieuze rollen, soms hoofdrollen toebedeeld. Het is tijd om het eens over een enkel nummer van het album te hebben: het titelnummer.

En ja, in John Wesley Harding is het meteen goed raak. Hoofdrolspeler hier is de mythische Wild-West-bandiet van deze naam, al heeft Dylan de man van een g achter de Hardin voorzien. Het is het outlawverhaal van een Robin-Hood-figuur die het voor de armen opneemt en keer op keer aan de armen van de wet weet te ontstappen. Standaard Guthrie. – totdat je de tekst beter bekijkt. Een "friend of the poor" die "travelled with a gun in every hand" kan nog net, alhoewel zo’macho-pose niet bij een Robin Hood past. Maar wat dei outlow precies uitspookt blijft in het hele lied buiengewoon vaag. Een vreemd incident in Chaynee County – bedrieglijk irrelevante concreetheid opeens! - in het tweede couplet, waarin "soon the situation was all but straightened out" verheldert niet veel. Welke 'situation"? Van het slotcouplet worden we niet veel wijzer. "No charge against him could they prove", krijgen we te horen. Wat voor aanklachten? En wil dat ook zeggen dat de aanklachten niet klopten? Dylan laat ons in het ongewisse, iets dat soms zijn hoogste levensdoel schijnt te zijn.

Een hint geven de slotregels van elk van de drie coupletten. "He was never known to hurt an honest man", luidt de eerste. "For he was always known to lend a helping hand" de tweede. En de slotzin: "He was never known to make a foolish move." Hier staat dus níét dat de outlaw nooit een eerlijk man kwaad deed, nooit iets doms deed en altijd de helpende hand bood. Er staat alleen dat men dat dácht of meende ter wéten. Het lied beschrijft niet wat John Wesley werkelijk wel of niet gedaan heeft, voor de armen en in strijd met het gezag. Het lied beschrijft – met onderhuidse en vernietigende ironie - enkel de reputatie van John Wesley Harding. De outlaw zelf is spoorloos in wat haast een postmoderne verdwijntruc lijkt.

Toch is ook dat weer niet het einde van het liedje. De mythe van de outlaw als rebelse volksheld – een negentiende-eeuwse Che Guevara – stelt Dylan tegen een streng moralistisch daglicht. Maar de criteria waaraan de mythische held wordt beoordeeld zijn kraakhelder: opkomen voor de armen, eerlijke mensen geen haar krenken, mensen in nood helpen, en het gezag trotseren. Aan die criteria zelf twijfelt de zanger hier niet.
John Wesley Harding is geen kritiekloze verheerlijking van rebelse wetteloosheid. Maar het is ook geen simplistische afwijzing ervan. Opstandigheid is uitstekend, maar dan wel eerlijk en zorgvuldig en met een zorgzaam hart, dát haal ik eruit. "To live outside the law you must be honest", zong Dylan al in 1966 in Absolutely Sweet Mary. Een pleidooi voor eerlijkheid doet Dylan hier, een eerlijkheid en integriteit die juist opstandigen in acht horen te nemen. Dat kunnen teveel linkse mensen ook vandaag nog in hun zak steken.

(Misschien binnenkort meer over dit prachtige album. Als ik zin heb, en anders niet. Maar ik ga dit maar eens snel online zetten).
(update 2 feb. : titel was natuurlijk verkeerd, 1968 is 40 jaar geleden, niet 30. Ik moet duidelijk nog ff bij de les komen, maar dat doe ik lekker rustig aan :-P )

maandag 7 januari 2008

Nieuwjaarsboodschap

Ja, ik weet het, trouwe lezeressen en lezers: er heerst een naargeestige stilte op dit weblog. De rooieravotr heeft het eventjes gehad met bijna alles en bijna iedereen. Moe, somber, en moe.

Heel even heb ik overwogen om 2008 maar over te slaan en in 2009 te kijken hoe de zaak ervoor staat: welke van de identieke miljonairsklonen het Witte Huis heeft bezet, of het water Utrecht en Rotterdam al in de golven heeft doen verdwijnen, of het junta van Wilders en Verdonk haar deportatie- en liquidatiebeleid al op de rails heeft. Maar ik heb goede hoop dat het ruim voor die tijd wel weer zodanig gaat kriebelen dat ook dit weblog weer een wat minder grimmige vulling krijgt, in een iets hogere frequentie ook.

In de tussentijd, to keep the good customers satisfied - dank alvast aan iedereen die blijft checken nu en dan of er weer leven in komt - , een nieuw liedje, en een oud gedicht. het nieuwe liedje, een heerlijk eenvoudig banjodeuntje, een lekkere meezinger. Het heet: "Sick of the world", en is gemaakt door Chris Floyd. Ik heb het gevonden op zijn prachtige politieke sombermansweblog Empire Burlesque. Het gedicht heet "Do not go gentle into that good night", en is van één van de grootste dichters uit het Engelse taalgebied, Dylan Thomas. Beide links bevatten tekst en geluidsopname. Geniet ervan. Ennuh.... allemaal de beste wensen voor 2008...

vrijdag 16 november 2007

Know It Yourself en Rooieravotr maken muziek

Dat was erg plezierig, gisteravond in het Haags Pop Centrum in, je raadt het al, Den Haag. Ik mocht daar optreden, net als Know It Yourself, de hoofdschotel van de avond. Ik mocht van te voren een uur spelen. Het was me een eer en een genoegen. De plek was relaxed: een muziekcafé, met vriendelijke mensen die er werkten. Niet heel groot, en er waren zo’n veertig tot vijftig mensen in totaal denk ik (wat in- en uitloop meegerekend). Sfeervol en plezierig om te zijn en er te spelen.

En gespeeld is er. Know It Yourself maakt punkmuziek, met de nadruk op muziek. Ik ga niet doen alsof het volstrekt mijn smaak is, maar dit is een goede band, vind ik, met leuke mensen erin. De drummer, krachtdadig, slaat stevig toe maar weet ook heel goed wanneer hij niet moet meppen. De gitarist, strak en subtiel spelend, en tegelijk ook verzorger van flink wat interactie met het publiek. De bassist, een waar prethoofd, de ondeugende levenslust straalde ervan af terwijl hij heel soepel zijn instrument hanteerde. En László, zanger en showman van de band, hevig op en neer srpingend als ware hij de leadzanger van AC/DC himself. In een rokje, jawel, heel stoer. Het zijn ook nog eens hele vriendelijke gozers, zo bleek na afloop toen we elkaar de hand drukten en zo.

Het is ook echt een team, goed op elkaar ingespeeld. En de muziek staat als een huis. Niet recht-toe-recht aan loeihard doordenderen, maar ook rustige momenten. Zang veelal ruig, zoals passend bij de muziekstijl, maar dan opeens weer breekbare melodieuze stemmen (gitarist en bassist zongen ook). Stevig rockende punk, maar ook een stuk met hip hop ritme ertussendoor. De teksten gingen me veel te snel om goed te kunnen volgen, en mijn oren verwerken dit volume ook niet goed. Ik hoorde kangaroo’s voorbijkomen, en ook iets over alcoholgebruik. Vrij hilarisch was een lied over verkoudheid, met het in meer dan één betekenis aanstekelijk refrein: hatsjoe. Het openingslied doet vermoeden aan welke kant ze staan: de goeie. Dat meen ik tenminste uit het herkenbare refrein "Resist" te mogen opmaken. Maar met László erin had ik ook niet anders verwacht… Deze mensen komen er wel, als ze stug doorgaan, en ze verdienen niet minder. Komen? Ze zijn waar ze zijn, en dat is al goed.

Ik kon min of meer onstpannen naar ze kijken en luisteren, want ik had mijn ding al gedaan. Maar totale rust had ik niet, ik wist niet of er nog een trein Tilburgwaarts ging. Ma afloop van het optreden maar even gecheckt. Het was inmiddels rond elven. Wat bleek: de laatste trein naar Tilburg vertrok om tien vóór elf. Zo gaat dat in een modern en beschaafd land. Je kunt rond elf uur ’s avonds niet meer van de derde stad van Nederland naar de zevende stad van Nederland komen met deze vorm van (door hoge prijzen al niet erg) Openbaar(niet-)Vervoer. Dat werd dus logeren, maar dat was al geregeld.

Ja, en dan toch even over mijn eigen optreden. Het is wat raar om jezelf te recenseren, maar ik geef wat indrukken en informatie. Doorgaans speel ik van papier, maar dat vond ik langzamerhand iets dat ik achter me moest laten, dus ik had er maar op gewaagd. Dat bleek riskant: het begon met een valse start: na het inzetten van When This War Is Over (een song van het album dat Eric Clapton en J.J.Cale vorig jaar uitbrachten), was niet zozeer de oorlog maar vooral het liedje over en uit. Tekst was aan mijn hoofd ontsnapt, geen tweede regel, afbreken dus. Dat betekende dat ik een aantal andere liedjes die er net zo matig inzaten als deze, ook maar beter kon schrappen. Als dat maar goed zou gaan…

Snel iets ingezet waar ik me sterk in voelde, in de hoop dat de black-outs niet chronisch zou worden. Dat werkte. De eerste handvol songs ging naar mijn gevoel nog wat onvast, en kregen eerder een welwillend dan echt een enthousiast applaus. Maar gaandeweg kwam ik kennelijk los en ging het beter.

Wat ik heb gespeeld? Na die valse start deed ik Visons of Johanna, (Bob Dylan) een lange maar mooie lap tekst, erg intens en fijn om te doen. Precieze volgorde van de rest ben ik kwijt, maar mensen kregen te horen: twee nummers van Creedence Clearwater Revival: Bad Moon Rising en Down on the Corner. Twee nummers van Neil Young: See the Sky About to Rain en Comes a Time. Een nummer van Joni Mitchell: Both Sides Now. Eentje van de Rolling Stones, No Expectations; en voor het evenwicht eentje van de Beatles, Nowhere Man. Working Class Hero, van John Lennon (een lied dat ik vrijwel altijd in optredens verwerk); Nick Drake’s Way to Blue; en verder – onvermijdelijk bij mij - flink wat van Bob Dylan: naast Visions of Johanna ook Love Minus Zero/No Limit; Pledging My Time; The Times They Are a Changing; Just Like Tom Thumb’s Blues; Maggie’s Farm en als afsluiting It’s All Over Now, Baby Blue.

Bij de selectie van liedjes sneuvelden nogal wat openlijk politieke songs, simpelweg om dat ik die nog onvoldoende uit het hoofd kende, en omdat de vier dagen die er zaten tussen het moment dat ik gevraagd werd, en het optreden zelf, net iets te kort was om daar heel veel aan te doen. Dingen die ik half kende, helemaal leren was mogelijk, maar ook maar met mate. Dingen die er nog nauwelijks inzaten helemaal uit het hoofd leren was nu geen optie. Wordt aan gewerkt, kameraden en vrienden, wordt aan gewerkt.

Het ene nummer kwam beter uit de verf dan het andere, ik moest wel eens over een zoekgeraakt zinnetje heen smokkelen, maar slecht ging het niet, al zeg ik het zelf. Wel wil ik meer aandacht nemen voor de presentatie, het aankondigen van de songs en dergelijke. Nu beperkte ik me vrijwel tot dankjewel zeggen na elk applaus. De muziek en vooral de tekst vergde kennelijk nogal wat concentratie, omdat ik het voor het eerst zo langdurig zonder tekst voor mijn neus deed. Dat zingt trouwens wel veel vrijer en fijner, dus daar ga ik wel mee door. Maar er kan en zal nog veel verbeterd worden, als het aan mij ligt.

Achteraf bleek dat ik het niet zo slecht had gedaan, een hele handvol mensen kwam zeggen dat ze het de moeite waard vonden. Ik vond het vooral leuk om aangesproken te worden door een tamelijk jonge gozer (het was sowieso overwegend jong publiek daar), ook Dylan-fan, die het kennelijk vooral zo leuk vond om Dylan eens gecoverd te horen worden. Dat het soort muziek die ik, maak niet aan leeftijd gebonden is, niet enkel ouweknarrenmuziek is maar toch wel iets meer, dat doet me steeds weer oprecht plezier. Dat twee kameraden van me de moeite hadden genomen om speciaal vanuit een andere stad naar (onder andere) mij te komen kijken en luisteren deed me ook geweldig goed.

Resten mij een paar bedankjes: aan de genoemde twee kameraden, voor hun morele steun en aanmoediging; aan alle mensen die me van te voren via mail of weblogcommentaar of anderszins een steuntje in de rug gaven; aan de aardige en behulpzame mensen van het muziekcafe zelf, vooral aan de vriendelijke geluidsman; aan de mensen van Know It Yourself, die mij deze gelegenheid geboden hebben; en last but not least, aan László zelf. Thanks companero y amigo!

dinsdag 13 november 2007

Ravotr on stage

Komende donderdagavond sta ik muziek te maken in het Haags Pop Centrum, pakweg een uur lang. Rooieravotr on stage, jazeker! Behalve ikzelf treedt ook de band Name It Yourself op. Zij maken punk, met hardcore metal invloeden. Iets heel anders dan ik, maar vast ook heel mooi :-) Via één van hen ben ik voor dit optreden gevraagd; dank Laszlo, dank!

Het wordt een spannende stap voor me. Ik treed af en toe in klein verband op. In een café bij mij in de buurt, in een restaurant in Tilburg, op bescheiden culturele avonden in Tilburg, en incidenteel elders. En in mijn eigen woning, voor vrienden en bekenden. Dat soort dingen dus. Maar Het Haags Pop Centrum is een ander verhaal, ik ben benieuwd en, eerlijk gezegd, goed nerveus. En zo hoort het natuurlijk ook.

Wat voor muziek je kunt verwachten? Wie dit weblog geregeld leest, kent mij als liefhebber van Bob Dylan, en songs van hem zullen bepaald niet ontbreken. Aan Neil Young valt ook nauwelijks te ontkomen bij mij. Verder riskeren luisteraars geconfronteerd te worden met liedjes van Nick Drake, Lennon met en/of zonder McCartney, David Rovics, Jagger &Richards en mogelijk zelfs John Dowland, maar ik beloof niets. Een enkel eigengemaakt lied behoort ook tot de mogelijkheden, maar ook daarvoor geef ik geen garanties… David Rovics

Zonder de aanmoediging van Ton van Boxtel, kunstenaar, zanger/gitarist en liedschrijver en organisator van culturele avonden, was ik als podiumartiest niet waar ik nu was. Hij overleed in april 2007 en liet een groot gat na. Ik schreef destijds op dit weblog een In Memoriam.

Hoe het me bij een eerder optreden – in Lambiek, in september 2006 – verging, heb ik op dit weblog eens verteld. Mijn muzieksmaak kun je afleiden uit mijn top-honderd die ik voor de aardigheid rond de laatste jaarwisseling hier eens heb neergezet ( deel één, deel twee, deel drie, deel vier , in opklimmende lijn). En dan is er ook nog het imaginaire kerstconcert dat ik hier eens gaf.

Wat er zo belangwekkend is aan Bob Dylan heb ik ook bij herhaling naar voren gebracht, in een bespreking van de documentaire 'No Direction Home' (deel één en twee), in een artikel waarin ik onder meer zijn album 'Modern Times' bespreek, en in een verjaardagsartikel uit mei 2006. Over de hierboven ook genoemde David Rovics heb ik ook geschreven: naar aanleiding van een optreden dat hij in december 2005 in Utrecht gaf.

Zo, dat was wel weer even voldoende reclame. Ik hoop lezers van dit weblog komende donderdag te zien! Haags Pop Centrum, Burgemeester Hovylaan 12, Den Haag.

zondag 9 september 2007

Bij de dood van Pavarotti

Er is een rockster van ons heengegaan, en zijn naam is Luciano Pavarotti. Die conclusie dringt zich op na alle aandacht die de dood en begrafenis van de zanger in kranten en op televisie heeft gekregen.

Ja, muzikaal gesproken was Paravotti operazanger, geen rockartiest dus. Met opera heb ik trouwens weinig, het is me te gezwollen wat zangstijl en uitstraling betreft, een ietsje teveel 'over the top'. En juist bij Pavarotti had wat mij betreft precies dat aspect wel heel erg de overhand. Dat gold muzikaal, maar het gold met name ook voor de ster-uitstraling, de sociale rol van de artiest, en de context waarin hij die rol vervulde. En juist daarin zie ik redenen om hem een rockster te noemen.

De ingrediënten van rock-stardom liggen voor het oprapen. De mega-optredens in grote stadions, via moderne media soms wereldwijd te volgen. De welhaast hysterische fans die meteen samenkwamen na het overlijden van de man. De huwelijkse narigheid van scheiding, het schandaaltje wegens belastingontduiking, de sex, drugs en rock 'n'; roll die bij Pavarotti omgevormd was tot sex, wijn, spaghetti en sterallures. Het onvermijdelijke rancuneuze boek van iemand die vele jaren met hem heeft samengewerkt, grof geld daarmee heeft binnengesleept en vervolgens de ster genadeloos onderuithaalt, wellicht terecht maar naar mijn idee niet zonder hypocrisie. En waar de rockwereld supergroepen kende zoals Crosby, Stills, Nash & Young, daar had Pavarotti zijn eigen wereldtrio: de Drie Tenoren, naast Pavarotti ook Jose Carreras en Placido Domingo.

De NRC schreef terecht: "Pavarotti ontwikkelde vooral via de televisie en met stadionoptredens een megastatus, die vaak nog groter leek dan die van de popsterren met wie hij ook optrad." Dat onder die popsterren zich uitgerekend iemand als Bono bevond, bij wie de muzikale bevlogenheid al jarenlang volstekt overvleugeld lijkt door het imago van Wereldredder via mega-evenementen als het klimaatgebeuren van 7-7-07, versterkt de parallel alleen nog maar.

Natuurlijk zijn er verschillen. Een rockster vraagt 100 euro of zo voor een optreden, als hij of zij echt een grote naam heeft. Pavarotti haalde in New York in 2002 en slordige 2000 euro per kaartje binnen - om het vervolgens twee avonden achtereen af te laten weten, naar verluidt wegens griep. En ik moet ook de eerste rockster nog meemaken van wie de uitvaart wordt bijgewoond door de premier van het land en de ex-baas van de Verenigde Naties. Op Pavarotti's begrafenis waren beiden aanwezig: Prodi en Kofi Annan.

Ook schilderde de Italiaanse luchtmacht in de lucht met uitlaatgassen de kleuren van de Italiaanse vlag. Iets vergelijkbaars kan ik me bij de dood van Elvis Presley niet herinneren, om van het afscheid van Kurt Cobain maar te zwijgen. "'Het is een speciale actie die normaal gesproken alleen voor staatsbegrafenissen is gereserveerd", aldus de verantwoordelijke luchtmachtcommandant." Prijzen van toegangskaartjes en vooral hetgasvormige vlagvertoon in de lucht geven aan waartoe Pavarotti was afgegleden: held van de rijken, statussymbool voor de machtigen en icoon van het Italiaans nationalisme.

Maar er is een andere parallel tussen de operawereld van Pavarotti en de rockwereld van Bono. Beiden zijn vandaag de dag een vrijwel kritiekloos onderdeel van de amusementsindustrie van hetmoderne kapitalisme. Maar beiden hebben ook rebelse wortels die bij herhaling de kop weer op kunnen steken. Bij de rock'n'roll is dat duidelijk. Woorden als generatiekloof, protestsongs, Woodstock, punk, geven al wel iets aan.

Maar voor opera geldt iets soortgelijks. Giuseppe Verdi, befaamd operacomponist uit de negentiende eeuw, wordt wel gezien als een held voor de voorvechters van de Italiaanse eenwording. Het waarheidsgehalte van dit beeld is overigens volgens het Engelstalige Wikipedia-artikel over Verdi aan serieuze twijfel onderhevig.

Het Italiaanse nationalisme was, zeker in de eerste helft van die eeuw, een strijd tegen Oostenrijkse overheersing en feodale verhoudingen. Die dynamiek maakte dat nationalisme in die tijd tot iets vooruitstrevends, hetgeen van het huidige nationalisme in Italië niet meer kan worden beweerd. De Italiaanse strijder voor onafhankelijkheid Garibaldi, in een recent leerzaam artikel in de Socialist Worker wellicht ietwat overdreven aangeduid als "de Che Guevara van de negentiende eeuw", was in de ogen van linkse mensen in die tijd een held.

Er zijn meer voorbeelden. Mozart nam het in Cosi Fan Tutte op voor vrouwen die op seksueel gebied eigen keuzes maakten. De opera verwekte schandaal en mocht in 25 jaar niet in Wenen worden opgevoerd. En Richard Wagner, toen hoofd-kapelmeester, later een Duits-nationalistisch reactionair maar revolutionair muzikaal vernieuwer in opera's, heeft ooit nog eens met Michael Bakunin, de latere anarchist, op de barricaden gevochten in Dresden, 1849.

Zodra Carreras of Domingo, de overlevenden van de genoemde Drie Tenoren, aankondigen de protesten tegen de volgende G8 ter plekke te ondersteunen, of deelnemen aan protesten tegen de dreigende aanval op Iran, zal ik overwegen naar hun optreden te gaan. Maar dan moet het kaartje wel goedkoper zijn dan 2000 euro...

vrijdag 6 juli 2007

Een liedje en een filmpje

Vakantietijd voor velen! Dus eventjes, voor de aardigheid, een liedje en een filmpje.

Eerst het liedje: "This Land Is Your Land", van Woody Guthrie, radicale folkzanger ui de jaren 30 en 40, grootvader van de singer/ songwriters van de jaren zestig en later. Dit, op zichzelf erg bekende, lied wordt nogal eens aangezien voor een liedje vol Amerikaanse vaderlandsliefde:

This Land is your land, this land is my land,
From California to the New York Island,
This land is your land, this land is my land
This land was made for you and me

Maar van die chauvinbistische uitstrealing blijft niet veel over als je sommige van de coupletten ziet:

In the squares of the cities, In the shadow of the steeple
By the relief office, I'd seen my people
As they stood hungry, I stood there asking
Is this land made for you and me?


En het volgende, mijn favoriete couplet:

As I went walking, I saw a sign there
And on that sign it said 'Private Property'
But on the other saide, it didn't say nothin'
That side was made for me and you


Inderdaad, de wereld is niet te koop, wat betreft Woody Guthrie. Hij was niet voor niets communist. Op YouTube een versie van het lied, gezonden door Tom Morello (voorhee en sinds kort weer in de band Rage Against the Machine), samen met de punkband Anti Flag. Het dak mag eraf, mensen. De twee opruiende coupletten vind je in derde commentaartje eronder. Waarom we aan het eind van de opname "Let It Be"van The Beatles op de achtergrond horen, is me een raadsel (gevonden via Counterpunch). Een bezoek aan de officiële website over Woody Guthrie zelf is trouwens ook de moeite waard.

Zo, uitgeluisterd? Oordopjes weer uitgedaan? Dan hebben we nu een filmpje,
over Apple in het Bush zogezegd. Ik verklap verder niets, gewoon rustig kijken - tot het eind (ook als de aandacht halverwege even verslapt, zoals mij overkwam), want het venijn zit zoals vaker in de staart. Dank, goede vriend Jermain, voor de tip.