donderdag 27 december 2007

Beatrix tegen Wilders

Wilders Beatrix
Koningin Beatrix spreekt haar jaarlijkse kerstboodschap uit, vol van de gebruikelijke vrede en verdraagzaamheid maar wat scherper van toonzetting, en iets duidelijker geadresseerd aan bepaalde niet nader genoemde politici. Eén van de doelwitten, Wilders, bijt terug en wil de koningin de regering uit werken zodat ze alleen nog maar linten hoeft door te knippen. Premier Balkenende, plus een Kamermeerderheid, neemt het op voor de koningin en ontkent dat de koningin haar woorden speciaal tegen Wilders richtte. Commotie alom.

De hele rel is een prachtige symbolische samenvatting van het afgelopen jaar. Hard islamofoob racisme bij monde van Wilders wordt tegengesproken door softe pleidooien voor multicultureel samenleven, deze keer verwoord door Beatrix. Vervolgens moet zo ongeveer de complete textielindustrie er aan te pas komen om enorme aantallen mantels der liefde en natte dekens te produceren om het conflict mee te bedekken.

Wat moet een beetje socialist met zoiets? Hoe reageert een socialist – principieel antiracist èn als democraat principieel anti-monarchist – als een racist als Wilders botst met het erfelijk staatshoofd? Goedkope antwoorden liggen voor de hand, beide kanten op. Vreugde dat iemand van naam het nu eens tegen Wilders' haatdragend gestook opneemt kan tot een links-verpakt 'Leve de Koningin' leiden. Diepe afkeer van heel het idee dat iemand vanwege geboorte een paleis mag bewonen, aan het hoofd van een staat mag staan en kerstboodschappen mag deponeren in de ether kan anderen tot een eveneens progressief-vermomd 'Leve de Republiek!'verleiden. Bij weer anderen zal afkeer van het héle spektakel tot gelijktijdige afwijzing van zowel de demagoog als de monarch leiden, of tot de houding van dat Afrikaanse spreekwoord: "Als twee olifanten ruzie maken, kan de muis zich beter uit de voeten maken", of woorden van die strekking.

Geen van de drie reacties zijn adequaat. Dat wordt hopelijk helder als de de botsing tussen Wilders en de koningin beter bekijken. Wilders valt de toespraak van Beatrix aan op precies d’t element wat er goed aan is, op uitspraken als deze: "Grofheid in woord en daad tast de verdraagzaamheid aan. Discussies ontaarden in verharde verhoudingen. In zo’n sfeer worden mensen al snel als groep over één kam geschoren en worden vooroordelen als waarheid aangenomen. Daarmee erodeert de gemeenschapszin." Wie kan er aan twijfelen dat het verwijt va grofheid aan Wilders was geadresseerd, en dat de groep die volgens Beatrix niet over één kam mag worden geschoten, vooral door Moslims wordt gevormd?

Wilders’ verwijt maakt duidelijk dat hij zich doelwit voelt van de vorstelijke toorn: "De naam PVV staat er nog net niet in. Maar het is een politieke toespraak tegen ons, waarin het multiculti-ideaal wordt opgehemeld, door iemand die niet is gekozen en die ik niet kan aanspreken." Eerst maar een vraagje voor Wilders: zou hij daar ook over begonnen zijn als de koningin de verdraagzaamheid vooral bedreigd zou zien door Koran, Boerka, fundamentalisme en suikerfeest? Als Beatrix in haar kerstboodschap vooral de Joods-Christelijke wortels van de Nederlandse cultuur in gevaar zag komen door 'islamisering', al dan niet verpakt als tsunami, zou Wilders dan ook zo boos geworden zijn? Of heeft Wilders alleen bezwaar tegen politieke uitspraken van Beatrix als het de 'verkeerde' uitspraken zijn?

Natuurlijk kun je een discussie hebben over de bevoegdheden van een ongekozen staatshoofd. Natuurlijk hoort de koningin niet alleen, zoals Wilders wil maar vanuit een principieel andere invalshoek,de regering te verlaten, maar tevens haar paleis, met achterlating van haar bevoegdheid als staatshoofd. Ongetwijfeld zal een woningcorporatie in het nabijgelegen Soest wel een fatsoenlijke huurwoning voor haar weten te vinden, en haar reïntegratie op de arbeidsmarkt laat ik met groot genoegen aan het UWV over. Maar republiek of monarchie is niet de werkelijke inzet in deze rel. Racisme tegen antiracisme, daar draait het nu om.

Als Wilders de woorden van Beatrix opvat als aanval op het racisme van zijn PVV heeft hij natuurlijk gelijk. En het is slap van die politici zoals Mariëtte Hamers van de PvdA, die in de woorden “geen verwijzing naar hem als persoon” kunnen vinden, om te ontkennen dat Wilders wel degelijk de geadresseerde is. Precies die onderhuidse verwijzing naar Wilders en zijn politiek zijn de kracht in de kerstboodschap van de koningin. Verder waren haar woorden weinig schokkend, een jaarlijks ritueel. "De koningin roept elk jaar op tot vrede en verdraagzaamheid", stelt een SP-woordvoerder droogjes. Zo is het ook, maar de worden tegen generaliseren tegen bevolkingsgroepen en tegen vooroordelen gingen verder dan de gebruikelijke clichés.

Hier past dan ook duidelijkheid: de woorden uit de kerstboodschap waar Wilders aanstoot aan neemt zijn goede en juiste woorden, zij het nog veel te voorzichtig. Beatrix heeft hier gelijk, heel simpel, en linkse mensen doen er goed aan dat gelijk – een progressief, antiracistisch gelijk – en goed en uitdagend in te wrijven

Tegelijk moet dat met nauwkeurigheid. We verdedigen deze uitspraken van de koningin, maar we verdedigen iet die koningin als zodanig. Ze heeft gelijk op dit ene specifieke punt, in deze ene specifieke discussie. Niet meer. Maar ook niet minder.

Er is een tegenwerping. Het is nogal makkelijk, zou je kunnen zeggen, om vanuit je prachtige en goedbeschermde paleis de witte mensen in arme wijken te vermanen dat ze aardig moeten zijn tegen hun Marokkaanse buren. "Het wordt hoog tijd, Uwe Majesteit, dat U eens een halfjaartje in Kanaleneiland doorbrengt" stelt iemand in een reactie op de berichtgeving.

Bij die klacht kan ik me iets voorstellen. Natuurlijk heeft iemand uit de top van de heersende klasse enen geloofwaardigheidsprobleem van jewelste als ze progressieve dingen gaat zeggen. Maar dat is nu niet de kern. Ongetwijfeld weet de koningin niet werkelijk hoe het is in arme wijken. Misschien is ze wel hypocriet, wie weet? Maar de vraag is niet: heeft ze voldoende begrip voor armoede? De vraag is ook niet: meent ze wat ze zegt? De vraag is heel simpel: klopt het wat ze zegt? Spreekt ze op dit punt de waarheid, en een waarheid die nodig gezegd moet worden? Het antwoord op die kernvraag is wat mij betreft ja.

Nogal pijnlijk aan de uitspraken van Beatrix is niet zozeer het feit dat de koningin ze doet. Wie daar vanauit ene links antiracistisch perspectief schamper over doet, richt zijn woede verkeerd. De vraag is niet: waarom uitgerekend de koningin op deze toer? De vraag moet zijn: waarom anderen níét? Ik wil dit soort stellingnames – maar dan robuuster, helderder, en gecombineerd met bijbehorende demonstratieve en politieke activiteit – horen van Jan Marijnissen, van Agnes Jongerius van de FNV, van Femke Halsema – en niet alleen van Beatrix, Maxima of Doekle Terpstra.

Ik wil een brede linkse beweging tegen het soort van giftige politiek die Wilders propageert. Maar om dat te doen, moet elk progressieve geluid op dit punt krachtig ondersteund, aangemoedigd, toegejuicht en voor verder antiracistisch activisme benut worden – uit welke merkwaardige mond dat progressieve geluid ook komt.

woensdag 26 december 2007

Democratie, revolutie en de ontwikkelingen in Venezuela (deel 3)

De vorming van de Verenigde Socialistische Partij van Venezuela toont geenszins aan dat venezuela in een dictatuur-Cubaanse-stijl verandert. Hoe zit dat met het andere verwijt van oppositie-intellectueel Teodor Petkoff aan de doelstellingen van Chavez (zie deel 2 van deze reeks): het 'eeuwige aanblijven' van Chavez, zoals dat later ook in het grondwetsvoorstel was opgenomen?

Dat voorstel behelsde het schrappen van de bepaling dat een president niet meer dan twee ambtstermijnen mocht krijgen. Anders gezegd: kiezers konden hem zo vaak als zij wilden tot president kiezen en herkiezen. Van een besluit van Chavez zelf om zich het eeuwige presidentschap toe te eigenen was totaal geen sprake. Dat maakt de uitspraak van Petkoff al tamelijk leugenachtig.

Nu kun je over de bepaling zelf verschillend denken, Het argument voor beperking van ambtstermijnen heeft een democratisch aspect: je voorkomt dat iemand zodanig vergroeit met de machtsstructuur, en tegelijk zo verslaafd raakt aan die macht, dat een oppositie feitelijk kansloos wordt een gekozen president steeds meer een autoritaire sterke man wordt. Door het aantal ambtstermijnen te beperken doorbreek je dit mechanisme en creëer je meer openheid voor nieuwkomers en oppositionele politici. Dat is de gedachtegang, en helemaal onzinnig uit democratisch oogpunt is dat niet.

Maar er staat iets tegenover: het idee dat niemand anders dan de bevolking uit mag maken of en hoe vaak iemand wordt herkozen - hoe riskant jij of ik het ook mag vinden om iemand eindeloos te herkiezen. Laten mensen die tegen een derde herverkiezing van Chavez zijn, met een sterke kandidaat plus programma komen, de meerderheid overtuigen, en netjes de verkiezingen winnen. Het recht van een democratisch gevormde meerderheid om te kunnen kiezen, en dus herkiezen, mag toch zwaarder wegen dan de wens om de kiezers als het ware tegen zichzelf te beschermen door het onmogelijk te maken om de kandidaat van hun voorkeur te blijven herverkiezen als ze dat willen?

Zelf vind ik het tweede principe – de wil van de meerderheid krijgt voorrang – sterker dan het eerste – niemand mag door eindeloze herverkiezing met de macht vergroeien. Maar ook al was dat niet zo, dan nog: beide principes stoelen op een democratische gedachtegang. Het idee dat door onbeperkte herverkiezing mogelijk te maken de democratie overboord gezet wordt, is misplaatst. Daar komt nog bij dat de afschaffing van de beperking van het aantal ambtstermijnen netjes werd voorgelegd, eerst aan de gekozen volksvertegenwoordiging, en vervolgens via het referendum aan de kiezers zelf. Erg antidemocratisch is dat bepaald niet.

De praktijk laat dat ook zien. De VS beperkt het aantal ambtstermijnen tot twee. Frankrijk niet. Is de VS een democratie, en Frankrijk een dictatuur? Toen Poetin president werd van Rusland, was dat land min of meer een democratie, met min of meer serieuze verkiezingen waarbij niet van te voren totaal vast stond wie ging winnen. De president mocht twee ambtstermijnen dienen, en niet meer. Is door die beperking voorkomen dat Poetin nog meer met de macht is vergroeid en het politieke proces zodanig naar zijn hand heeft weten te zetten dat hij zo ongeveer zijn opvolger kan aanwijzen en voor zichzelf een rol als sterke man met andere functie kan regelen?

Er is simpelweg geen aantoonbaar verband tussen het aantal toegestane ambtstermijnen enerzijds, en het bestaan van sterke democratische verhoudingen en mechanismen anderzijds. Het bezwaar tegen onbeperkte herkiesbaarheid van een president houdt dan ook geen stand.

Een derde thema dat keer op keer in het anti-Chavez-kamp opduikt is het verwijt dat hij de onafhankelijke media zou dwarsbomen of erger. Het verwijt is niet steekhoudend. Maar vooraf mag opgemerkt worden dat critici met ‘onafhankelijke media’ doorgaans commerciële media bedoelen. Die zijn natuurlijk helemaal niet werkelijk onafhankelijk – niet van degenen wiens eigendom ze zijn, niet van het grote geld, niet van de klasse van grote ondernemers wiens spreekbuis ze feitelijk zijn.

Als het waar zou zijn dat Chavez de grote kranten en TV stations van staatswege zou laten overnemen, dan zou dat nog geen inbreuk op de onafhankelijke media zijn, het enige dat zou veranderen is dat die media hun commerciële afhankelijkheid zouden moeten inruilen voor een politieke afhankelijkheid. Of dat een stap vooruit zou zijn, of achteruit, is niet bij voorbaat duidelijk. Dat hangt af van het soort staat dat deze maatregel neemt, en van hoe die maatregel verder wordt doorgevoerd en uitgewerkt. Maar met het ondermijnen van de onafhankelijke media zou zo’n stap niets te maken hebben.

Maar van zo’n stap is niet eens werkelijk sprake, althans niet buiten de paranoïde verbeelding van rechts en uiterst rechts, binnen en buiten Venezuela. Het belangrijkste ‘vergrijp’ waarnaar zij het afgelopen jaar hebben gewezen is de zogenaamde
sluiting van het RCTV televisiestation in mei. In werkelijkheid ging het om een doodgewoon besluit van de regering om de etherlicentie van het bedrijf – in handen van een met de oppositie verbonden particuliere onderneming – niet te verlengen. De regering had daar gewoon mee gewacht tot de termijn waarvoor de licentie gold was verstreken.

Redenen voor het besluit waren talloze overtredingen van de wetgeving, maar vooral het feit dat de zender in 2002 rechtstreeks verweven was met de complotteurs die met een staatsgreep Chavez voor korte tijd omverwierpen. Opmerkelijk is niet dat deze zender voor zo’n overduidelijk onwettige betrokkenheid zijn uitzendrechten kwijtraakt. Opmerkelijk is vooral dat Chavez daarmee wacht tot de legale geldigheid van de licentie afliep. Wederom is de bewijsvoering voor de bewering dat Venezuela naar een dictatuur afglijdt niet zeer sterk.
(wordt vervolgd)

zondag 23 december 2007

Democratie, revolutie en de ontwikkelingen in Venezuela (deel 2)

Laten we de kern van het veranderingsproces in Venezuela eens in ogenschouw nemen. De deuren naar verandering werden geopend met de verkiezing van Chavez tot president. Hij lanceerde vervolgens veranderingen, eerst bescheiden en vervolgens steeds ingrijpender, waar de arme bevolking baat bij heeft. Onderwijs en gezondheidszorg kwamen beschikbaar voor miljoenen straatarme mensen voor wie dat eerder niet was weggelegd. Keer op keer wonnen Chavez en zijn medestanders verkiezingen: voor het presidentschap, voor een nieuwe grondwet in 1999, voor een Congres, tegen een poging van de oppositie om hem via een tussentijds referendum weg te krijgen.

Oppositiegroepen konden vrijuit campagne voeren, veel media in particuliere handen voerden dag in dag uit campagne tegen Chavez. Toch bleef hij winnen. Het democratische mandaat van Chavez en zijn hervormingen staat boven iedere serieuze twijfel verheven. Het feit dat hij zin krappe nederlaag bij het grondwetshervorming meteen accepteerde heeft zijn positie als niet alleen democratisch gekozen, maar ook democratisch opererend staatshoofd eerder versterkt dan verzwakt.

Mensen die de ontwikkelingen in Venezuela kenschetsen als het stapsgewijs vestigen van een dictatuur gaan hier doorgaans volkomen aan voorbij. Kennelijk zijn vrije verkiezingen slechts een democratisch criterium als die door betrouwbare rechtse politici gewonnen worden. Lukt dat niet, dan is een sluipende staatsgreep (VS 2000: via fraude in Florida naar het Hooggerechtshof dat hertellingen blokkeerde en zo Bush het presidentschap schonk) of een openlijke coup (Venezuela, april 2002, met goedkeuring van Witte Huis en New York Times) een acceptabele optie.

Als gebrek aan electorale democratie niet het argument kan zijn om Venezuela tot dictatuur-in-wording uit te roepen, met wat voor zaken schermen de anti-Bolivariaanse oppositie en hun megafoons in de internationale media dan? Je hoort dan drie verwijten. Chavez wil via grondwetswijziging zichzelf eindeloos aan de macht houden. Hij wil de media naar zijn hand zetten. En hij wil via zijn partij een soort Cubaans 'communisme' opleggen.

Teodor Petkoff, ooit linkse activist maar later één van de intellectuelen die de rechtse oppositie ging steunen, zei het iets meer dan een jaar geleden
als volgt. "Natuurlijk is Venezuela geen dictatuur. Maar de plannen van Chavez voor zijn eeuwig aanblijven en het vormen van een eenheidspartij van alle groepen die hem steunen, zijn vege tekenen." Over dat eeuwige aanblijven dadelijk meer. Eerst maar eens die eenheidspartij.

Het gaat hier om het lanceren van de Verenigde Socialistische Partij van Venezuela, de PSUV. Chavez nam hiertoe het initiatief, om daarmee alle voorstanders van de ‘Bolivariaanse Revolutie’ te bundelen, Hij drong er bij de partijen die hem tot dan toe steunden op aan om zichzelf op te heffen en op te gaan in de nieuwe partij.

Het woord ‘eenheidspartij’ duidt op eenheid van voorstanders van Chavez, zijn beleid en zijn programma. Maar tegenstanders spelen behendig in op de associaties die dat woord op kan roepen met politieke formaties die de dictaturen in Oost-Europa bestuurden in de tijd van het 'communisme'. Klassiek voorbeeld is de Socialistische Eenheidspartij van Duitsland (SED), de officiële naam van de Communistische partij zoals die aan de macht was in 'Oost-Duitsland', de DDR. De partij was een product van een fusieproces, tussen de Communistische Partij (KPD) en de Sociaaldemocratische Partij (SPD), door de KPD-leiding afgedwongen onder dekking van de Russische bezettingsmacht. Dat deel van de SPD dat niet mee wilde doen, verdween in de gevangenissen of verhuisde richting Bondsrepubliek ('West-Duitsland'). Andere partijen waren tegen die tijd al met trucs en repressie naar de marge gewerkt of erger.

Het mag duidelijk zijn: de parallel tussen de SED en de PSUV gaat niet verder dan een overeenkomst in woorden. De poging tot eenheid in Venezuela wordt niet onder vreemde bezetting afgedwongen, de oproep richt zich tot medestanders van Chavez en laat de ruimte voor oppositie volledig open. De enige 'sanctie' die Chavez stelde op partijen die niet op wilden gaan in de PSUV is de plicht om dan de regering te verlaten. Bepaald iets anders dan onvrijwillig vertrek, of opsluiting in een stalinistische gevangenis.

Dat de PSUV tegelijk, via Chavez, verbonden is aan de regeringsmacht, en daardoor extra gewicht in de schaal legt, is waar. Hetzelfde gold echter voor de vorming van het CDA in Nederland. Dat CDA werd door drie partijen gevormd toen CDA-er Dries van Agt in de regering zat, en tijdens de verdere vorming was hij premier. Het proces werd voortgezet onder CDA-er premier Lubbers.

Toch hoor ik zelden geluiden over de 'dictatoriale ambities' van deze 'Christelijke Eenheidspartij van Nederland'. En waarom ook? Wat is er, uit het oogpunt van gebruikelijke democratische politiek, mis aan de vorming van één partij uit meerdere partijen om zodoende meer te kunnen bereiken? Als rechts het doet heet het 'politieke hergroepering'. Doet links het, dan is de dictatuur op komst. Wat een onzin.

(wordt vervolgd)

zaterdag 22 december 2007

Democratie, revolutie en de ontwikkelingen in Venezuela

Twee weken geleden stemde in Venezuela een krappe meerderheid tegen een pakket grondwetswijzigingen dat door Chavez en het Congres was ingediend. De uitkomst is een nederlaag, ook al waren lang niet alle voorstellen in het pakket even positief. Een heel redelijke analyse gaf Gregory Wilpert, kort voor de stemming, op de website Venezuelanalysis.com. De rechtse oppositie wordt door de uitslag gesterkt, de Amerikaanse afwijzing van de veranderingen die Chavez helpt aanjagen onder het etiket 'Bolivariaanse Revolutie' kan voor het eerst op een bescheiden verkiezingssucces wijzen.

Maar van nederlagen kun je leren, en uit geluiden van links, in en buiten Venezuela zelf, blijkt dat dit leerproces in volle gang is. Dat maakt het verlies bij het grondwetsreferendum niet zomaar tot een tegenslag, maar tot een zeer nuttige nederlaag. Als de linkse bewegingen in het land goede conclusies trekken, dan kan de beweging in dat land weer richting en vaart krijgen die de latste tijd enigszins is gaan ontbreken. Dan kan de 'Bolivariaanse Revolutie' uitmonden in een iets wat het nog geenszins is: een revolutie.

De grondwetshervorming zelf behandel ik later. Het lijkt me nuttig om eerst eens wat afstand te nemen om het hele proces in Venezuela, plus de discussies erover, wat beter in perspectief te krijgen. Want daaraan schort nogal eens iets wezenlijks. Waar tegenstanders van Chavez en de hervormingen die hij heeft helpen ontketenen uitblinken in totale afwijzing, platte propaganda, laster en leugens, weet links zich vaak geen heldere houding te geven. Te vaak blijft het bij weerleggingen van de rechtse praatjes als zijnde onjuist – waarmee Chavez verder voluit gesteund wordt, met slechts ondergeschikte kritiek.

Mij lijkt dat we daarom twee dingen moeten loskoppelen bij een analyse van de 'Bolivariaanse Revolutie' en dus ook van het grondwetsreferendum. Twee vragen komen daarin op, en die lopen ten onrechte te vaak door elkaar: zijn de hervormingen ondemocratisch, zoals rechts (en sommige linkse groepen) beweren? Maar – en die stap ontbreekt te vaak – als ze niet ondemocratisch zijn, zijn ze daarmee dan ook geschikt voor revolutionaire, socialistische doelen?

Laat me dat nader uitleggen. De vraag of de hervormingen democratisch zijn, gaat uit van de gebruikelijke versie van democratie: vrije verkiezingen om de politieke leiding van een land samen te stellen, meerdere partijen en kandidaten die ruimte hebben om campagne te voeren, pers- en mediavrijheid, vrijheid van meningsuiting en van organisatie. Liberale democratie, democratie-Westerse-stijl, pluralistische democratie, noem het zoals je wilt – de democratie zoals we dat in een land als Nederland kennen. Burgerlijke democratie, om het marxistische woord te gebruiken: een democratie die ingepast is in burgerlijke, oftewel kapitalistische maatschappelijke verhoudingen. "Zijn de hervormingen van Chavez democratisch" betekent hier: zijn ze in strijd met een politiek bestel zoals dat in Nederland, Engeland, de VS als democratisch wordt beschouwd?

De tweede vraag is een andere. Zelfs al is Venezuela democratisch, zelfs al is zowel het beleid van Chavez als zijn grondwetsideeën, democratisch gezien in orde, betekent dit dan ook dat ze het land dichter bij een socialistisch soort maatschappij brengen, dat ze revolutionair van dynamiek zijn, of zo’n revolutionaire dynamiek behulpzaam zijn?

Verwarring tussen deze twee vragen wordt in de hand gewekt omdat het juist bij die tweede vraag óók om democratie gaat, maar dan op een diepere, radicale manier. Burgerlijke democratie is immers beperkte democratie. Verkiezingen raken de politieke bestuurstop, maar niet de top in de economie. Parlementsleden kiezen we met meerderheid van stemmen. Bestuursvoorzitters van Unilever kiezen zij, bij meerderheid van aandelen. In de economie bepaalt het geld, het bezit – niet de bevolking, ook niet alle rechtstreeks betrokkenen.

Met een economie in handen van een kleine groep grote kapitaalsbezitters kun je daar niet van democratie spreken. Dat werkt vervolgens door in de hele maatschappij: investeringsbeslissingen van grote bedrijven kunnen werkgelegenheid scheppen, en slopen. Allerlei persoonlijke connecties tussen de toppen van bedrijfsleven en ambtenarij dragen ertoe bij dat de prioriteiten van de economische top in de politieke top bepaald geen kans lopen om over het hoofd te worden gezien.

Het politieke bestel zelf is ook minder democratisch dan de geldigheid van verkiezingen en de vrijheid om politiek actief te zijn zouden kunnen doen vermoeden. We kiezen vertegenwoordigers. Díe kiezen ministers. En die maken beleid via een grote hiërarchie van ambtenaren. In die ambtelijke top wordt feitelijk het beleid gemaakt, samen met de minister. Daar heb je als kiezer nauwelijks zicht op, en nog minder greep. We kiezen controleurs van de bestuurders, maar de meeste van die bestuurders kiezen we zelf niet, of slechts zeer indirect.

En zelfs waar we die bestuurders wel kunnen kiezen – in de VS bijvoorbeeld, waar je burgemeester, gouverneurs, en – voordat Bush standaard de verkiezingen liet stelen – zelfs het staatshoofd kunt kiezen – blijft er een gat in de democratie. Al die bestuurders staan rechtstreeks in contact met ondernemers – niet met kiezers, aan wie ze slechts één keer per meerdere jaren verantwoording hoeven af te leggen. Zo is het nieuws
als ABN-AMRO-topman Groening niet bij premier Balkenende terecht kan om steun aan hem te vragen bij de fusie-perikelen: kennelijk vindt iemand als Groenink het doodnormaal dat de premier als hulpstuk fungeert voor het behartigen van de belangen van topondernemingen. Ik denk niet dat veel mensen die achter de kassa van deze bank werken, zelfs maar op het idee zouden komen dat zij audiëntie zouden kunnen aanvragen bij de minister-president.

Leuker is nog de reden waarom Balkenende niet met Groenink wilde praten: "Volgens de Rijsksvoorlichtingsdienst volgde hij het advies van Bos, die gesprekken met één van de twee partijen onverstandig vond." Dat de premier grote ondernemers bij hun transacties behulpzaam is, vindt ook minister Bos blijkbaar doodgewoon. Arbeiders en consumenten komen in het hele stuk verder niet voor. Dat is de kapitalistische 'democratie' in optima forma.


Mechanismen om gekozenen tussentijds terug te roepen en via tussentijds afgedwongen verkiezingen verhelpen dit niet echt. Voor zulke campagnes is geld nodig, en dat is in handen van ondernemers. Juist in een democratie als de VS die in sommige opzichten verder is doorgevoerd dan in Nederland, staat het hele politieke proces rechtstreeks onder curatele van het grote geld – niet van de bevolking.

Socialistische, revolutionaire verandering beoogt de beperkingen die ondernemersmacht en hiërarchische ambtenarij op de democratie aanbrengt te doorbreken en grondig te ontwortelen. De democratie moet van het politieke naar het hele economische niveau worden uitgebreid: we willen niet slechts onze politici kiezen, maar ook onze bazen, onze chefs, onze directeuren. En we willen die lui op de vingers kijken ook, ze bij meerderheid van stemmen kunnen vervangen ook. Dit is nog maar het begin van een proces waarin we samen de baas zijn, zodat we feitelijk geen bazen meer hebben.

De politiek als geheel moet tegelijk veranderen, van een mechanisme dat de prioriteiten van de grote bedrijven via publieksgerichte massage aan de bevolking weet te slijten, in een mechanisme waarin de prioriteiten van de meerderheid bindend wordt opgelegd aan de economie – die dan ook in handen van de maatschappij als geheel dient te komen. Pas dan kan datgene wat de mensen willen omgezet worden in beleid dat in de belangen en behoeften van de mensen staat.

Dát is waar een socialistisch veranderingsproces uit bestaat: de economie in gemeenschapshanden, het bestuur in alle sectoren van de maatschappij gekozen bij meerderheidsstem, en onder permanent toezicht en zeggenschap van de betrokkenen. Dat is een democratie die pas werkelijk haar naam eer aan doet. De klassieke tekst in de Marxistische traditie over dit onderwerp, over democratie in het kapitalisme, en op weg naar socialisme, blijft wat mij betreft
Staat en Revolutie van Vladimir Iljitsj Lenin. Het bovenstaande heeft in ruime mate geprofiteerd van het soort analyse dat daar wordt gemaakt.

Terug naar Venezuela. Zijn de grondwetshervormingen in strijd met de democratische beginselen, in de gangbare beperkte zin? En als ze daarmee niet botsen, zijn ze ook handvaten voor die verdergaande soort van democratie, revolutionaire stappen richting socialistische maatschappij? Daarover meer in volgende delen.
(wordt vervolgd)

donderdag 13 december 2007

Mak en Melching in Europa (deel 2)

Melching zou in zijn kritiek op Mak en de serie 'In Europa' wat sterker staan als zijn eigen betoog nauwkeurig en kloppend was. Zijn kreupele analyse van de grootmachtstatus van Oostenrijk-Hongarije sprak echter al boekdelen. En er is meer. Melching zegt dat in de serie Russische soldaten in Frankrijk een oorlog helpen voeren die "niet de hunne is". Melching daarover: "wat krijgen we nou? Frankrijk en Rusland waren al sinds 1894 trouwe bondgenoten (…) Rusland leende soldaten uit om de tekorten in Frankrijk op te vullen."

Ja, dat kan allemaal best wezen. De Russische tsaar en de Franse president waren bondgenoten, maar aan de Russische soldaten was niets gevraagd. Blijkbaar vindt Melching het normaal dat die her en der uitgeleend kunnen worden, zonder dat ze daar iets over te zeggen hebben. Maar werd de oorlog van tsaar en president daarmee de oorlog van die soldaten zelf? Weet Melching niet dat Russische regimenten in de zomer van 1917 ook in Frankrijk aan het muiten sloegen, en slechts met kanonnenvuur weer onderworpen konden worden?
Leon Trotski beschrijft de gebeurtenissen in mooie passages tegen het eind van hoofdstuk 34 van zijn magistrale ‘Geschiedenis van de Russische Revolutie’ (de link is naar de Engelse vertaling; de Nederlandse vertaling staat nog niet compleet online). Maar dat boek zal wel niet goed genoetg zijn voor onze vakhistoricus, de schrijver één van de zowel door Melching als Mak verfoeide 'onverantwoordelijke leiders'. Is het Melching trouwens ook ontgaan dat juist ook de muiterijen van regimenten in Petrograd zelf beslissend bijdroegen tot de val van de tsaar in maart 1917, en daarmee tot de Russische Revolutie? Russische soldaten maakten al doende heel duidelijk dat deze oorlog 'niet de hunne' was – niet in Frankrijk, en niet in Rusland zelf.

Melching gaat nader in op de – inderdaad problematische – kijk van Mak op de Europese geschiedenis. Maks idee is dat de massa de macht in handen gaf, en hem keer op keer weggaf aan gevaarlijke leiders. "Dat leidde tot twee wereldoorlogen en gruwelijke dictaturen", zo
verwoordt Melching Maks visie.

Dan vraagt hij zich af: "van wie had de massa die macht dan in eerste instantie gekregen?" Dat de massa die macht – door strijd te voeren voor algemeen kiesrecht bijvoorbeeld – deels zelf zou kunnen hebben veróverd, komt niet bij de hooggeleerde heer op. Maar toch raakt hij daarmee een gevoelige zenuw in Maks redenering.
Je kunt namelijk nog een stap verder gaan en vragen: hád de massa aan het begin werkelijk 'de' macht wel in handen, en was ze dus wel in een positie om die weer weg te geven? Dat algemeen kiesrecht was lang niet overal van kracht, en zelfs waar dat wel het geval was, bleef de invloed van bijvoorbeeld generaals en hoge bureaucraten sterk, en nam de macht van grote bedrijven en hun eigenaars zelfs nog toe. Waar was dan wel die macht van de massa? Mak is hier niet overtuigend, maar Melching vraagt niet echt door.

Melching wijst vervolgens op gebeurtenissen waardoor de massa haar vermeende macht dan weer kwijt zou raken. Zij gaf die macht inderdaad niet weg, de macht werd van de massa afgepakt, daarin heeft Melching - voorzover de massa macht bezat dus – wel gelijk. Maar het gaat meteen daarop weer mis als hij beschrijft hoe en wat.
"Lenin en Stalin kwamen aan de macht door een staatsgreep." Mak geeft een zinnige repliek aan Melching door te vragen wanneer Stalin dan wel zijn staatsgreep pleegde. "Heeft hij het over de Oktoberrevolutie, of over de moord op Kirov in 1934, waarop doelt hij eigenlijk?" Stalin vestigde zijn macht in een sluipend, nu en dan schoksgewijs versneld proces waarin een staatsbureaucratie hara macht vestigt ten koste van allengs zwakkere resten van de revolutionaire democratie die in Oktober 1917 in de Oktoberrevolutie was doorgebroken. Van een 'staatsgreep' van Stalin, compleet met datum en al, was inderdaad niet overduidelijk sprake.

Van een staatsgreep van Lenin nog veel minder trouwens – en dát laat Mak dan weer liggen. Dat komt vermoedelijk omdat ook voor hem Lenin één van de schurken uit het stuk is, één van die "onverantwoordelijke leiders" die ons "gruwelijke dictaturen" hebben opgeleverd. Het is misschien een taai en door vrijwel iedereen geloofd sprookje, maar wel een sprookje.

De zogeheten Oktoberrevolutie van 1917, die gewapende opstand van enkele tienduizenden Rode Gardisten en revolutionaire soldaten, deed niets meer dan de restanten van een volstrekt gediscrediteerde Voorlopige Regering van premier Kerenski wegvagen, om daarmee een weg te banen voor de macht van gekozen raden van arbeiders-, soldaten- en boerenafgevaardigden, de zogeheten Sovjets. Dit was geen staatsgreep, beste heren Mak en Melching. Dit de climax van een revolutie, en één waarin de ‘massa’ nu eens wèrkelijk bezig was de macht in handen te nemen, en zich die macht slechts na een zeer hardnekkige en bloedige strijd liet ontnemen.

Melching verwijt Mak dat hij de Europeanen van destijds als dommeriken neerzet. Inderdaad stoort ook mij het hele kernidee van Mak en de serie: de massa had de macht, de massa heeft het verprutst door die macht weg te geven aan foute types. Die hypothese lijkt me niet alleen onjuist, maar opent – mede daardoor - ook de deur naar het elitaire en antidemocratische idee dat de macht in handen van de meerderheid van de bevolking dus niet in goede handen is.

Maar Melching doet Mak ook wel enigszins onrecht. Als Mak verzucht: "Hoe konden de mensen toch zo stom zijn?" dan ziet Melching hierin alleen maar arrogante neerbuigendheid. Mij lijkt het veel aannemelijker om hierin oprechte verbazing te zien: hoe hééft dit allemaal kunnen gebeuren? De 'domheid' van de mensen behoeft bij Mak juist een verklaring, die is voor hem blijkbaar bepaald niet vanzelfsprekend. En als de serie van Mak ertoe bijdraagt dat meer mensen zich dit soort vragen gaan stellen is dat een goede zaak, hoezeer ik het met veel van zijn redeneringen oneens ben.

Het begrijpen van het verleden is met het stellen van dit soort vragen gediend, ook als de antwoorden die Mak geeft niet bevredigen. Het inzicht in machtsmechanismen die nog steeds werken en waar de beantwoording van die vraag een bijdrage aan levert, heeft maar al te zeer een actuele waarde. Want aan "onverantwoordelijke leiders" die aan de "massa" het beetje macht dat ze, dat we, hebben veroverd afhandig proberen te maken, ontbreekt het vandaag allerminst. Ik heb namelijk geen zin in een ingelast deel 36, over de onweerstaanbare opkomst van Geert Wilders. Intussen zou ik tegen Geert Mak en de mensen die de documentaire maken willen zeggen: gewoon doorgaan, en laat historici maar in hun vak gaarkoken zolang ze niet verder komen dan misplaatste pedanterie.

Mak en Melching in Europa

Sinds een paar weken vertoont de VPR een televisieserie over de Eurp[ese geschiedenis, onder de titel 'In Europa'. De serie is een visuele follow-up van het gelijknamige boek van Geert Mak. Bij de serie hoort ook een website, onder de originele naam 'In Europa'. Het wachten is nog op de verfilming, en de musicalproductie verzorgd door Joop van der Ende.

Ik heb nog geen aflevering gezien, eerlijk gezegd. Niet uit desinteresse, maar omdat ik sowieso weinig TV kijk, en er domweg nog niet toe kom de afleveringen via internet te gaan bekijken. Wel heb ik op de mooie website rondgekeken, en volg ik met belangstelling de publiciteit rond deze serie. Want het met beeldmateriaal en interviews inzichtelijk maken van de recente geschiedenis van dit werelddeel voor een breed publiek vind ik een zeer zinnige, sympathieke onderneming. Dat de kwaliteit ervan volgens minstens één vakhistoricus de toets der kritiek niet kan doorstaan vraagt dan ook enige aandacht. Per slot van rekening heb ik, ergens in het grijze verleden, eens een studie geschiedenis gevolgd. En, zoals dat met studies gaat: eerst volg je de studie, en dan volgt de studie jou.

De vertoornde vakhistoricus is Willem Melching. In een
artikel in De Volkskrant noemt hij enkele fouten. In de serie zien we een man van de Eifeltoren springen. In 1912, volgens de serie, en hij probeerde of hij kon vliegen. In 1901, schrijft Melching streng, en hij testte alleen maar een parachute. Verder situeert Maks serie het uitgaanscentrum van Berlijn aan de Alexanderplatz. Fout, bromt Melching, dat moest de Friedrichsstrasse zijn, en verder het westen van de stad. Dat soort zaken.

Iets ernstiger is het verwijt dat de serie een kaart van Duitsland uit 1945 presenteert als een kaart uit het begin van de eeuw. Ook is het wat slordig om het Oostenrijks-Hongaarse rijk tot aan de Zwarte Zee te laten doorlopen, terwijl aan die kust de staten Roemenië en Bulgarije lagen.

Wat moeten we hiermee? Ik voel wel mee met de ergernis van Geert Mak, en met diens sarcastische
opmerking: "Het is en blijft knap werk, een oordeel vellen over een serie van 35 delen, op basis van anderhalve aflevering." Mak gaat kort in op de vermeende fouten: inderdaad, hij had moeten zeggen 'bijna tot aan de Zwarte Zee' Inderdaad, de reden van de sprong van de Eiffeltoren was verkeerd weergegeven. Maar de kaart, zo legt Mak uit, was wel degelijk uit het begin van de eeuw. Alleen werd die later gefilmd, in het ballingsoord van kiezer Wilhelm II. Heel veel stelt het allemaal niet voor, bij nadere beschouwing.

Maar Melching ging verder dan een kort stuk in de Volkskrant. Een langer
stuk in het Historisch Nieuwsblad komt met meer verwijten. Zo sneert hij dat Mak ten onrechte de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie neerzet als een 'supermacht'. Nee, zegt Melching: "Oostenrijk was weliswaar na Rusland qua oppervlakte weliswaar het grootste land van Europa, maar het rijk was verdeeld over talloze nationaliteriten, die zich graag los wilden maken van Wenen."

Dat is een hele rare conclusie van mijnheer Melching, en niet alleem omdat ik nog nooit een taal gezien heb die zich op eigen houtje van wat dan ook wil losmaken. Heeft hij wel eens van Tsaristisch Rusland gehoord, een land dat ook "verdeeld was over talloze nationaliteiten en talen, die zich graan los wilden maken", in dit geval van Moskou? Of van de Sovjetunie – die aan dit losmakingsproces voor een belangrijk deel ten gronde is gegaan? Of zullen we het eens hebben over de Britse, Franse en Nederlandse koloniale rijken, bijeengeroofd en daardoor ook vol van "talloze nationaliteiten en talen, die zich graag los wilden maken" van het 'moederland'? Is het feit dat een supermacht een heleboel volkeren onder zich heeft, een reden om het geen supermacht te noemen? En is het feit dat een supermacht, door de revoltes van onderworpen volkeren kwetsbaar wordt, een reden om niet van een supermacht te spreken?

Vervolgens komt Melching met een prachige demagogische vergelijking. "De Oostenrijkse staalproductie bedroeg in 1913, aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, slechts 8 procent van de Amerikaanse en 15 procent van de Duitse. Wèl wist Oostenrijk met 2,6 tegen 2,8 miljoen ton een nipte voorsprong te behouden op… België. Hoezo, supermacht?"

Misschien is deze sneer overweldigend overtuigend voor mensen die behept zijn met de in Nederland helaas gangbare neerbuigendheid jegens België en Belgen. Een hooggeleerd vakhistoricus moet echter beter weten, zeker als hij zoveel kapsones in stelling brengt. België was, na Engeland, het tweede land waar grootschalige industrialisatie op gang kwam. Het kende een voor die tijd geavanceerde steenkool – en hoogovenssector. Het was, niet qua oppervlakte maar wel qua economie, een redelijk grote mogendheid. Het beschikte bovendien over een flink koloniaal rijk, en kwam daarmee tenminste in de buurt van supermachtstatus. Het feit dat Oostenrijk, waar de industrialisatie veel later op gang kwam, dit België qua staalproductie inmiddels had ingehaald, suggereert op zijn minst toch een stevige economische dynamiek. Melchings sneer is dan ook een a-historische domheid.

De openingszinnen van Melchings stuk in De Volkskrant luiden: "De tv-serie ‘In Europa’ bevat feitelijke onjuistheden. Is dat erg? Ja, want feiten zijn de basis van elke historische redenering". Daar kan ik bij deels in vinden. Deels – want jet is een nogal simplistisch idee dat de geschiedenis zou bestaan uit een grote doos vol vaststaande, maar loshangende, feiten, die vervolgens in een redenering passen. Veel van de feiten blijken niet zo simpel te liggen terwijl omgekeerd de samenhang tussen feiten zelf ook meer is dan e alleen maar een redenering. Het hele historische proces zelf heeft iets ‘feitelijks’- hoe moeilijk het ook is om vast te stellen hoe dat precies werkt.

Maar het verlangen naar feitelijke correctheid dat Melching, theoretisch dus wat krakkemikkig, hier verwoordt, deel ik. Als een historisch betoog vol aantoonbare onjuistheden zit, dan ondermijnt dat mijn vertrouwen in wat er in betoogd wordt, juist ook in die beweringen die ik niet, of niet makkelijk, zelf kan controleren. Maar het maakt dan wel uit of het hier om werkelijk stevige missers gaat of – zoals in het geval van Mak en de serie, om betrekkelijke kleinigheden. "Melching zoekt spijkers op laag water", moppert Geer Mak. Naar mijn idee heeft hij daarin gelijk.
(wordt vervolgd)

zondag 9 december 2007

No justice no peace - pay the police?

De politie gaat actievoeren voor hoger loon. Ik hoop dat andere groepen dat idee oppikken en ook de straat op gaan. Ik hoop dat weer andere groepen de werkonderbrekingen van politiezijde benutten om hun ordeverstorende en daardoor heilzame activiteiten verder opvoeren. Krakers en antifascisten, wees paraat, straks lekker weinig politie op de straat! Ik hoop daarom dat de acties lang gaan duren.

knuppels tegen scholieren in MiddelburgMaar ik kan in alle ernst niet hopen dat de politie haar eisen ingewilligd krijgt. De politie heeft al
"massale acties met een onvriendelijk karakter" aangekondigd. Ik ken de politie eigenlijk nauwelijks anders dan als daders van "acties", al dan massaal, met een onveranderlijk "onvriendelijk karakter", of het nu gaat om fouilleer-acties vlak bij mij in de buurt (waar een soort samenscholingsverbod heerst), razzia’s op mensen zonder verblijfsvergunning (in Frankrijk netjes aangeduid als 'papierlozen', in Nederland is daar het brute woord 'illegalen' voor bedacht), of ME-charges tegen actievoerders.

En de aloude leus luidde toch niet 'No justice, no peace – pay the police'? Nee, ik zie niet in waarom de beroepsgroep tot wiens kerntaak het klakkeloos wegknuppelen van pubers in Middelburg (ja, politie heeft excuses gemaakt. nee, dat is niet genoeg) en het besturen van een waterkanon dat op het Museumplein tegen kinderen wordt ingezet behoort, voor dat 'werk' sowieso ook maar een cent salaris zouden hoeven te ontvangen.

Goden gedagvaard

Hier in Nederland rukken de Normen en de Waarden op. God Zelve beschikt zelfs op regeringsniveau over maar liefst twee lobbyclubs, het CDA en, voor een wat rechtstreekser lijntje, ook de ChristenUnie. Wij nederige stervelingen mogen weer ouderwets verantwoordelijkheid afleggen aan de Allerhoogste. Inmiddels hebben we dan ook de eerste arrestatie wegens overtreding van de abortuswet erop zitten: een vrouw die later dan de toegestane termijn abortus had laten plegen in Spanje. Ze is in Nederland in de cel gegooid. Een schande is het, en als we ze hun gang laten gaan, wordt het erger.

Gelukkig is er hoop, en die komt uit India. Daar, om precies te zijn in de deelstaat Jharkhand, woedt een juridisch conflict over een tempel. Die is in de jaren 1920 toegewezen aan de familie van een zekere Manmohan Pathak. Die acht zichzelf dus rechtmatig eigenaar. Maar één van de gelovigen die in de tempel komt bidden is het daar niet mee eens. Hij kreeg gedaan dat de tempel publieke eigendom werd. Ook daar kent de privatisering, althans van religieuze objecten, zo zijn hoogst welkome grenzen al in 1987. Op de petitie die de man opstelde had hij zelfs de naam van twee godheden gezet.

De hele zaak komt voor de rechter, en die wil natuurlijk betrokkenen horen. Dus dagvaardt hij betrokkenen. En met de twee goden op de lijst was het volgens hem blijkbaar niet meer dan logisch dat ook zij gedagvaard werden. Dus toog een gerechtelijk ambtenaar naar de desbetreffende tempel om goden Hanuman en Ram te dagvaarden. Niemand was echter bereid om namens deze twee goden de dagvaarding in ontvangst te nemen.


Goden gedagvaard, ik vind het geniaal. Dit voorbeeld verdient navolging. Waar God in stelling gebracht wordt in politieke besluitvorming, moet die God dan maar hoogstpersoonlijk gedagvaard worden om te getuigen of dat terecht is. Elke keer als Bush bommen op Iran bepleit of oorlogen tegen Irak en Afghanistan rechtvaardigt uit naam van God, elke keer als fundamentalisten, van welk geloof ook, homoseksualiteit afwijzen in naam van God, het gezin heilig verklaren uit naam van God en ons wat voor moreel keurslijf dan ook opdringen in naam van God, stappen we naar de rechter en vragen we of die God dan zelf ook gedagvaard kan worden. Ook over de vraag of elke zaadcel heilig is, en masturbatie daarom doodzonde, kan langs deze weg een uitspraak verkregen worden.


Als God dan weigert te verschijnen, dan is er voor zo'n oorlog, zo'n afwijzing of zo'n moreel keurslijf geen enkel godsdienstig fundament. Verschijnt hij of zij wel, dan hoor ik graag wat hij of zij te melden heeft. In de uitkomst van zoiets heb ik alle vertrouwen.

donderdag 6 december 2007

Versoepeling ontslagrecht - hoe verslagen? (3 en slot)

De hele confrontatie heeft niet alleen de PvdA kopzorgen opgeleverd. Het hele kabinet is verzwakt. Na de nacht van het ontslagbesluit meldde Trouw: "Sfeer in coalitie op dieptepunt". Op een CDA-congres zei premier Balkenende nog: "Donner is CDA, Donner is van ons", en sprak daarmee harde steun voor Donners ontslagplannen uit. Door zicgh zo als CDA-politicus op te stellen, met Donner zij aan zij, deelt ook Balkenende in de nederlaag die Donner met zijn plan leed. Daar is de positie van de premier ook niet steviger door geworden, endie verzwakking raakt het hele kabinet.

Binnen een jaar na de start van dit kabinet al bakzeil moeten halen door een kernstuk van neoliberaal economisch beleid in te moeten slikken is voor het prestige van de regering ook bepaald niet goed. Als het op dit punt niet lukte, zou dan ook niet op andere punten het kabinet voor druk kunnen bezwijken? Enkele weken later gebeurde dat al enigszins, toen staatssecretaris Bijsterveldt van Onderwijs haar besluit om
soepeler om te gaan met de 1040-urennorm in het middelbare onderwijs, eerder aankondigde dan gepland, in de hoop om de felle scholierenprotesten in te dammen.

De PvdA heeft intussen haar bruikbaarheid voor rechts al vrijwel verloren. Rechts – althans, het CDA-deel ervan –vond die partij nuttig in het kabinet om een handvol moeilijke besluiten van draagvlak te voorzien door de PvdA eraan medeplichtig te maken. Met het EU-verdrsag en de verlenging van de Uruzgan-oorlogsmissie is dat inmiddels gelukt. Met het derde grote punt, het ontslagrecht echter niet. De PvdA is dus voor tweederde nuttig voor rechts geweest, voor één derde een blok aan het been. En de druk vanuit vakbonden en links kan ook in de toekomst via die PvdA belangrijke besluitvorming torpederen.

Mij zou het niets verbazen als ondernemers en CDA om deze reden de PvdA meer en meer als een zwakke plek in een rechts kabinet zien, meer dan als de als de beoogde linkse camouflage van rechts beleid. De kans dat bij een volgend hoog oplopend conflict rechts opnieuw aan de PvdA toegeeft, lijkt mij niet erg groot, de kans dat de PvdA dan opnieuw voet bij stuk houdt evenmin. Gebeurt dat laatste toch, onder druk van vakbondsactie of anderepressie van links, dan is een breuk in het kabinet, en nieuwe verkiezingen, wellicht dichterbij dan Wouter Bos hoopt.

Dit alles betekent dat die adviescommissie over de arbeidsmarkt wel eens verslag kan uitbrengen als er een kabinet zónder de PvdA regeert. En daarmee komt de weg naar nieuwe plannen tot ontslagrechtversoepeling open te liggen – tenzij vakbonden, SP en de rest van links daar opnieuw een stokje voor steken. Het Donner-plan is tijdelijk verslagen. Maar het gevaar dat ervan uitging is slechts tijdelijk geweken.

Zie ook de verklaring op het weblog van de Internationale Socialisten:
"Donner haalt bakzeil door actiedreiging".

woensdag 5 december 2007

Versoepeling ontslagrecht - hoe verslagen? (deel 2)

De reden dat de PvdA zich hard maakte voor het blokkeren van Donner's ontslagrechtplan lag binnen de PvdA, maar vooral erbuiten. Al wekenlang waren vakbonden hun leden aan het mobiliseren om in actie tegen de ontslagplannen te komen. Vakbondsleden verspreidden op grote schaal pamfletten, er kwam een actie-website, actiebijeenkomsten vonden plaats. Een peiling binnen het CNV liet zien dat 90 procent van ondervraagden zelf eventueel actiebereid tegen het ontslagplan.

Voor 24 november kondigden de bonden een grote manifestatie op de Rotterdamse Coolsingel aan, plus diverse manifestaties elders. De bonden dachten alleen al
op de Coolsingel 20.000 demonstranten tegemoet te kunnen zien, en ettelijke duizenden in andere plaatsen. Dat zou de grootste vakbondsactie sinds 2004 zijn geweest – en de vakbondsmanifestatie van 2 oktober in dat jaar was één van de grootste in tientallen jaren.

De actiedreiging zette op de PvdA-top een grote druk. Die top is traditioneel nog steeds verbonden met de top van de FNV. Als met name die laatste vakbondsfederatie zich tegen een regering met sociaaldemocraten erin keerde, werd de positie van die sociaaldemocraten bijna onhoudbaar.

Duidelijk werd intussen dat van de gewone PvdA-stemmers en – leden de overgrote meerderheid tegen de ontslagplannen was, en dus aan de kant van de vakbondsacties stond. Een PvdA die frontaal
botste met vier vijfde van haar eigen achterban was een PvdA die levensgevaarlijk bedreigd was. En waarom zou het CDA een zo uitgeholde en verzwakte PvdA als coalitiepartner nog nuttig vinden? Bos zag zichzelf bij wijze van spreken al in de oppositie belanden, aan het hoofd van een verschrompeld partijtje.

Vroeger zou een PvdA-leiding nog hebben kunnen zeggen: ja, vervelend, maar die boze PvdA-kiezers komen vroeg of laat wel terug. Maar dat gaat tegenwoordig niet op. De krachtig opgekomen SP biedt die kiezers, en selfs leden, immers een alternatief. En die SP keerde zich luid en duidelijk tegen de ontslagplannen en
riep tot steun aan de vakbondsmanifestaties op.

Druk van vakbondsprotest en vanuit de SP werd de PvdA teveel. Ze voelde zich genoodzaakt nu wel de poot stijf houden en het ontslagrechtplan te torpederen. Niet de houding van die partij zelf, maar vooral de pressie van vakbondsmensen en van har linkse partijrivaal was hierin echter beslissend. Het was een linkse overwinning, een arbeidersoverweging. Maar omdat die via het getouwtrek binnen de regering plaatsvond, was het geen rechtstreekse maar een indirecte overwinning.

Dat heeft tegenstrijdige gevolgen. Het betekent dat arbeiders hun victorie behaalden door alleen maar met strijd te dreigen. Al voor de veldslag plaatsvond was de generaal van de andere kant op de loop gegaan. Het laat zien hoe sterk links, de arbeidersbeweging en hun bondgenoten in feite staat. Maar precies omdát arbeiders niet zelf hebben hoeven vechten voor hun zege, vóélt het voor hele veel mensen niet als hun eigen overwinning.

Dat de vakbonden wel erg snel de acties afbliezen nadat de regering tot uitstel en nader beraad over de ontslagkwestie had besloten, is daarom ook jammer. Waarom niet met 20.000 mensen op de Coolsingel de overwinning gevierd – en tegelijk een schot voor de boeg gegeven om duidelijk te maken dat uitstel maar beter ook echt afstel kon betekenen? Dat had ook het wat omwezenlijke gevoel – opeens was het Donner-plan weg, en we hadden er niet eens tegen gedemonstreerd! – minder om zich heen gegrepen. En juist dit gevoel dempt de perceptie dat we met ons allen hebben gewonnen van de regering.

De victorie is bovendien niet compleet, en van tijdelijke aard. De hele kwestie komt in handen van een commissie die met adviezen moet komen de arbeidsmarkt beter kan. De PvdA heeft al
aangekondigd dat ze bij die mening blijft, wat zo'n commissie ook adviseert. Maar als de druk vanuit vakbondsland en SP geschiedenis is, als de dreigende confrontatie rond het ontslagrecht wat langer achter ons ligt en er geen hernieuwde druk van onderop wordt opgebouwd – zal de PvdA-top dan toch niet weer gaan schuiven? Er is alle reden om waakzaam te blijven, en klaar te staan om de actiedraaiboeken uit de la te halen mocht Donner, of collega’s van hem, de aanval willen heropenen.

dinsdag 4 december 2007

Versoepeling ontslagrecht - hoe verslagen? (deel 1)

Scholierenopstand en verlenging van de Uruzganmissie hebben het thema vrij snel van de voorpagina’s geduwd, maar dat is geen reden om er niet alsnog op in te gaan: het plan om het ontslagrecht te versoepelen is gesneuveld, en dat is een goede zaak. Hoe heeft het kunnen gebeuren? En wat nu?

Het idee dat ondernemers hun personeel zonder veel moeite buiten de deur zou kunnen zetten, zonder verplichte tussenkomst van een rechter bijvoorbeeld, was heilloos. Donner’s voorstel zou arbeidersrechten verder uithollen en de macht van ondernemers op de werkvloer verder versterken. Doel was, volgens het officiële verhaal, mensen aan een baan helpen. Als ondernemers makkelijk van arbeiders af konden komen, zouden ze eerder mensen verliezer Donnerin dienst nemen. Van de angst dat ze die nauwelijks meer konden dumpen zouden ze immers worden verlost.

Het was weinig meer dan een sprookje. Donner zelf erkende hij dat hij het ontslagrecht wilde versoepelen,
ook als dit géén extra banen op zou leveren. Eerder noemde hij het vaste arbeidscontract als zodanig 'een smeltende ijsschots'. En een onderzoek van de ombudsman gaf aan dat bij huidige procedures de ondernemer al vaak op voorsprong stond. Waarom verdere versoepeling najagen? Het echte antwoord: de concurrentiepositie van de Nederlandse ondernemersklasse bevorderen, winst nog verder boven arbeidersrechten stellen.

Zoals we weten gaat het niet door, althans voorlopig, en dat is een stevige nederlaag voor kabinet en ondernemers. Het is een overwinning van arbeidersbeweging en van links. Maar de overwinning is indirect, tijdelijk en dus niet compleet. Dat de overwinning indirect is, wordt duidelijk aan de loop van de gebeurtenissen. Het hardnekkige 'nee' van PvdA-bewindslieden tegen Donners plan dwong het CDA op de terugtocht. Het alternatief – kabinetscrisis – was blijkbaar niet aantrekkelijk, het heeft er veel van weg dat het CDA de PvdA nog even nodig denkt te hebben.

Maar waar kwam dat PvdA-nee vandaan? Van harte ging het niet, want Bos had zelf wel eens gezinspeeld op mogelijke versoepeling van ontslagrecht. En het idee dat de PvdA zich bij gedraai door principes laat hinderen is langzamerhand iedere geloofwaardigheid kwijt. Zo was er eerder dit jaar de
ommezwaai van die partij rond het nieuwe EU-verdrag. Eerder had de PvdA daarover een nieuw referendum beloofd. Die eis liet ze opeens vallen.

Maar,
zo werd in de PvdA gesuggereerd – nu die partij op het referendumfront had toegegeven, zou ze in ruil daarvoor haar zin krijgen rond het ontslagrecht. Toen inderdaad het ontslagplan van tafel verdween leek het alsof deze uitruil had gewerkt. Maar dit op zich nog geen overwinning voor arbeidersbeweging van links, maar hooguit voor deprimerende sociaaldemocratische koehandel. Toch?

Niet helemaal. Zoals de PvdA rond dat referendum snel kon omzwaaien, had ze dat rond het ontslagrecht ook kunnen doen, als de druk vanuit het CDA genoeg was opgevoerd. Bos wil immers zo graag blijven regeren, het idee dat er bij voorbaat een grens aan zijn gedraai is, lijkt me misplaatst. Als hij en zijn PvdA-collega’s nu wel voet bij stuk hielden, moet daar een reden voor zijn…


(wordt vervolgd)

zaterdag 1 december 2007

Samen met stakende scholieren op Museumplein

Daar stond ik dan, met mijn 46 jaartjes en mijn grijze haar (petje op hoor, dan valt het minder op) tussen de scholieren op dat Museumplein. Daar liep ik dan, terug naar het station in een door kleinere straten zigzaggende stoet van honderden jongeren, waaronder een flinke groep met als leus: ‘Amsterdam. Hooligans!’ Het was een eigenaardige, maar mooie ervaring. Hoe kwam dat allemaal zo?

Lezers van dit weblog zal het niet ontgaan zijn dat ik aan de kant van de scholieren sta in hun strijd tegen de 1040-urennorm, dat ik enthousiast ben over de scholierenopstand die nu al enkele weken woedt, en furieus over de manier waarop autoriteiten daarop reageren – een crescendo van repressie, van
politiehonden in Sittard, via politieknuppels in Middelburg naar dat absurdistische tafereel van dat waterkanon tegen pubers op het Museumplein. Dat iemand die zoiets bedenkt zich niet kapotschaamt, dat een staatssecretaris of minister het best vindt dat haar of zijn beleid met zulke weerzinwekkende middelen overeind gehouden moet worden tegenover protest, blijft ondanks de banale voorspelbaarheid (achteraf) ervan toch schokkend.

Dat een socialist zij aan zij staat met mensen die opkomen voor goede voorzieningen – in dit geval onderwijs, dat zo iemand opkomt tegen de onderdrukking van ene groep die voor haar rechten begint op te komen – dat was al een basisreden voor me om te gaan. Daardoorheen speelde vooral ook die woede: als jonge mensen zó behandeld worden door een ‘orde’ die voortdurend kakelt over respect maar voornamelijk belediging en minachtend geweld voor de jeugd in beweging heeft, dan horen ook oudere mensen daartussen te staan, om desnoods dat lot maar te delen, en diezelfde klappen en waterstralen te riskeren die de staat voor veertienjarigen in petto had en heeft. Na enige aarzeling en afweging over mijn dagbesteding besloot ik afgelopen nacht: erheen!

Zo gezegd, zo gedaan. Tijdig op (voor mijn doen), en kwart over negen zat ik in de trein. In den Bosch overstappen, en op het station zag ik al handjesvol scholieren. In de tweede klas van de trein vanaf Den Bosch was de helft van de reiziger scholier, zo aan de leeftijd te oordelen. In groepjes, en vol van vrolijkheid. Doordeweekse dag, scholieren in de trein – dat zag er uit als stakers op pad.

Ik belandde in coupés waar een zestal scholieren uit Gemert de grootste lol hadden, via hun mobieltjes contact met mensen van school onderhielden en duidelijk uitkeken naar hun bezoek aan de grote stad. Ik moest erg lachen toen ze elkaar vertelden hoe daarginds hekken voor het gemeentehuis waren gezet, kennelijk tegen actievoerders: al;sof je da niet voor het gemeentehuis kon protesteren, alsof een hek eieren tegen houdt, haha. En toen ik zei dat ik dezelfde reisbestemming had als zij, legde één van hen nog eens haarfijn uit wat er zo verfoeilijk was, waarom ze gingen protesteren.

Amsterdam: trein uit. Lopend, op weg naar het Museumplein, via Damrak, Rokin en verder. Eén lange optocht van groepen scholieren, soms even wat joelend, af en toe een afsplitsing van mensen die even naar de McDonald gingen - je bent een dagje uit, ja toch? – maar voornamelijk opgewekt op pad. De schooljeugd van Nederland was aan de wandel gegaan, zo voelde het. De scholjeugd had en heeft daarin groot gelijk, maar had er vooral ook zín in.

Alles wat actievoeren soms enigszins tot een uitgesleten ritueel, het afdraaien van een verplicht nummer, maakt ontbrak op dat moment. Deze stakers waren nieuw, onbevangen en opgewekt. Alle gangbare actieclichés ontbraken vrijwel – behalve de in groten getale aanwezige politie. Al op de Dam zag ik politiebusjes, waaronder één met de tekst 'hondenbegeleiders' erop. Volgens mij hebben de geüniformeerde begeleiders van de harige viervoeters zelf behoefte aan begeleiding naar echt, maatschappelijk verantwoord, werk.

Op het Museumplein aangekomen zag ik dat het al aardig druk aan het worden was. Ik had met kameraden afgesproken om kranten te proberen te verkopen aan mede-actievoerders, één van de dingen die een georganiseerde socialist daar kan doen is het verkopen van een links tijdschrift, in ons geval De Socialist. Het steunen van het protest, tegelijk laten zien hoe opkomen voor je rechten deel kan zijn van een strijd voor een betere wereld, en proberen met mensen aan de praat te raken daarover – dat is het idee achter die aanpak. Jongere kameraden van me slaagden daar in, ik kwam niet verder dan opgewekt rondlopen met die krant. Zestienjarigen die in opstand zijn, kopen iets minder gauw zo’n krant van een veertiger dan van een student van pakweg negentien die nog zou kunnen doorgaan voor scholier. En sowieso ben ik niet de meest extraverte persoon die er bestaat, wat bij het verkopen van een krant toch lastig is. Het mocht de pret niet drukken.

Ik heb intussen ook gewoon rondgekeken, de sfeer op me laten inwerken van het hele gebeuren. Veel actievoerders, berichtgeving had het achteraf over
15.000 mensen, en dat lijkt me reëel. Vooral veel jonge mensen, uiteraard – er zaten kinderen van 12 of 13 tussen – wit en zwart, en ook echt groepjes die op dat punt gemengd zijn. Maar ik was blij dat er hier en daar ook ouderen waren, leeftijdsgenoten en dergelijke. Die deelname van mensen die zelf niet tot de schoolgaande jeugd behoren, is belangrijk om te voorkomen dat de opkomende jongerenrevolte waar deze demonstratie deel van uitmaakt, in een isolement komt of blijft. Juist dat isolement maakt het immers makkelijker voor het Gezag om te proberen het scholierenprotest met neerbuigende taal en grof geweld kapot te meppen.

Intussen ging aan de ene kant de manifestatie – met Giel Beelen, muziek en politici die de stakers toespraken – zijn gang. Veel scholieren liepen rond, af en toe stak iemand wat vuurwerk, waar ik dan van schrik maar dat hoort er bij. Maar er was érg veel politie – om het Museumplein, maar ook er op, tussen de actievoerders. Veel van hen hadden hun uniform aan, maar er waren ook politiemannen in burger, zogeheten stillen. Signalement: nors, verveeld kijkende, fors gebouwde mannen van in de dertig, foute gymschoenen aan, voortdurend strak voor zich uit aan het kijkend, in de imponeerhouding. Je haalt ze er zo uit als je het door hebt. Een kille verachting is wat hun werk wat mij betreft verdient, maar het heeft ook iets zielig-lachwekkends.

Agenten waren voortdurend jongeren aan het opfokken. Het afsteken van vuurwerk – in de massa, ik heb het niet over het bekogelen van wie of wat dan ook – was kennelijk al aanleiding om mensen eruit te pikken en hardhandig te arresteren. Zelf zag ik daar weinig van, kameraden die wat langer zijn dan ik, en verder konden kijken, wezen me erop. Berichtgeving achteraf spreekt van maar liefst
zestig arrestaties, kennelijk voral vanwege dit soort 'wandaden'.

Steeds zag ik dat er, rond vuurwerk en kennelijk arrestatie, dan meteen heisa ontstond, Het ene moment renden mensen op de plaats des onheils af, even later holden vooral de wat jongere kinderen gillend hard weg. Eerst leek dat echt een soort paniek – en daarvoor was geen reden, de politie was niet aan het chargeren of zo, de ME was elders of zat misschien in hun busjes. Een beetje kalmerend gebaren en dergelijke was dan mijn reactie. Snel werd duidelijk dat dit vuurwerk afsteken, maar ook het gillend wegrennen, precies de kick zelf was voor veel mensen.

Zo golfde dat heen en weer, achter op het plein en aan de randen. Je kon groepjes horen roepen: 'hooligans!' Het was duidelijk dat er een ongerichte behoefte was om iets te doen, wat dan ook. Veel mensen waren niet gekomen om als kijkers en luisteraars van de Giel Beelen-show te figureren. Veel mensen wilden actie. Het Landelijk Aktie Komitee Scholieren LAKS gaf die mogelijkheid niet, maar was vooral bezig met zijj aan zij met de politie de rust te bewaren. Dus zochten scholieren zelf hun actiemomenten en – methoden. Nogal ongeregeld, maar dat krijg je dan. En de provocaties van de politie – alleen al die massale zichtbare aanwezigheid was al provocerend – werkten chaos in de hand. Maar echt rellen werden het niet.

Opeens bewoog zich een groep vooraan het terrein. Dat was geen rennen meer, dat was doelbewust aan de wandel gaan. Een paar kameraden en ik mee: een soort van demonstratie, van ettelijke honderden mensen, min of meer kriskras, maar wel steeds meer cihting centrum en CS. Een flink deel van hen riep 'Amsterdam hooligans!' en 'Joden, Joden'. Ajax-supporters, blijkbaar. Gemiddelde leeftijd: vijftien of zestien jaar. Misschien hun favoriete leus, en één die mij onder die omstandigheden geheel en al terecht leek: 'Politie, politie, hoeren van justitie!' Daar is maar één ding aan mis: het is belediging van mensen die werken in de prostitutie. Nooit heb ik gehoord van hoeren (m/v) die waterkanonnen in zetten tegen kinderen, of mensen wegens het gooien van wat vuurwerk hardhandig in arrestantenbusjes duwen. Maar de weerzin tegen de politie die uit de leus preekt, deel ik na de afgelopen weken meer dan ook, en ik heb die leus, wat onwennig weliswaar, dan ook lekker mee geschreeuwd.

Achter en naast ons overal politiewagens. We passeerden een geposteerd waterkanon, dat dit keer rustig bleef. Voor een AH stonden agenten met wapenstok geposteerd, en ook bij zijstraatjes her en der was dit het geval. Maar er gebeurde in deze optocht verder niets echt akeligs, we kwamen gewoon bij het station aan, alwaar ik de trein zuid- en huiswaarts nam. Het zat er op – voor deze dag.

Een tekst-, foto- en videoverslag vind je op het weblog van de Internationale Socialisten. Goed werk Pepijn en John! De Socialistische Partij heeft een mooie fotoreportage online gezet. Binnenkort schrijf ik zelf nog wel meer over het grootse scholierenprotest van november - en december? - 2007.