Posts tonen met het label kunst. Alle posts tonen
Posts tonen met het label kunst. Alle posts tonen

dinsdag 19 juni 2007

Nick Drake op de Universiteit van Tilburg

Maandagmiddag wasliep ik rond op de Universiteit van Tilburg (UvT). Van gebouw naar gebouw, om posters op te hangen voor de openbare bijeenkomsten die de Internationale Socialisten houden over de acties tegen de G8 in de eerste week van juni (1) .

Ik werd er nogal treurig van. De hele uitstraling van de UvT is in de loop der jaren nog sterieler en commerciëler geworden dan die al was. En alles is gereguleerd, ook het ophangen van posters. Bijna alle borden waren verdeeld over de diverse verenigingen en instellingen die met de universiteit te maken hadden. Slechts enkele borden waren free-for-all. Zelfs bij het bord op de Universiteitsbibliotheek stond bijna dreigend dat het bord enkel bedoeld was voor zaken die gerelateerd waren aan de Universiteit. Wat is er over van de universiteit als plaats van kritische meningsvorming en botsende opvattingen?

De hele sfeer die er hing: snelle mensen liepen door de strakke gangen, waar de walm van carrière en zakelijkheid je tegemoet stroomde. een glazen looptunnel die nog maar een jaar geleden plaats bood aan tal van posters (ook netjes gereglementeerd al) was nu griezelig clean en levenloos. Je zal er studeren, in zo'n sfeer. Of, misschien nog erger, je zal er werken...

terwijl ik de sfeer tot me door liet dringen en er wat sombertjes over mijmerde, hoorde ik opeens muziek. radio? Van die gladde achtergrondmuziek om het flitsende imago nog te versterken? nee. Getokkel, gitaarmuziek. Ik herkende het deuntje en was zeer verbaasd: Nick Drake, "Man in a shed". Een breekbaar liedje van een breekbare, veel te vroeg overleden, artiest.

Toen ik langsliep zag ik wie voor dit onverwachte moois zorgden: een meisje en een jongen, ik vermoed studenten, allebei met gitaar. Ik knikte ze vriendelijk toe, liep verder om een poster op te hangen. Teruglopend langs de beide jonge muzikanten hoorde ik dat het meisje zong, zachtjes. Ik was bijna blijven staan om een praatje te maken maar ik liet het bij nog een glimlach.

En ik dacht en denk iets van: als zelfs in de steriele, ultrazakelijke UvT twee jonge mensen muziek van Nick Drake zitten te maken - gemaakt in een tijd toen deze mensen misschien nog niet eens geboren waren - , dan is er hoop. Dan krijgt de zakelijkheid niet het laatste woord. Zelfs niet op de Universiteit van Tilburg.

(1)Die bijeenkomsten waar de poster over ging:Titel: "Hoe wij de G8 blokkeerden". Data: donderdag 21 juni in Tilburg, COS West en Midden Brabant, Stationsstraat 39; donderdag 28 juni Kultuurhuis Bosch, Apeldoornseweg 4, Arnhem. Allebei om 20.00 uur. Op www.internationalesocialisten.org lees je meer, ook over vergelijkbare bijeenkomsten in andere steden.

donderdag 26 april 2007

In memoriam Ton van Boxtel

Wat een triest nieuws kreeg ik vanmiddag te horen. Ton van Boxtel is overleden, totaal onverwachts, 59 jaar jong. Gisteren onwel geworden in de bus, met een ambulance vervolgens naar het ziekenhuis vervoerd - maar tevergeefs, zo heb ik inmiddels van een naaste bekende van hem te horen gekregen.

Ton van Boxtel was artiest als geen ander. Hij schreef breekbare, mild-humoristische maar tevens onderhuids-kritische liedjes, Nederlandstalig. Die zong hij zelf, met een zachte, soms ietwat schorre stem. Hij was daarbij een subtiel gitarist: zijn begeleiding van zijn liedjes was bepaald meer dan wat ritmisch aangeslagen akkoorden. En hij was ook nog schilder en schrijver van humoristische verhaaltjes en dergelijke.

Hij was bovendien organisator van kleinschalige culturele avonden in Tilburg, een initiatief onder de naam Theatelier. Daar traden dichters op, muzikanten, verhalenvertellers, cabaretiers, een uiteenlopende verzameling amateur-kunstenaars. Ook werden er schilderijen of tekeningen tentoongesteld, en soms zat Ton zelf tijdens de voorstelling zelf achter zijn schildersezel. Ter dekking van de kosten ging dan in de pauze veelal een theepotje rond.

Op één van die Theateliers heb ik hem leren kennen in 2005, toen mijn goede vriendin Loes mij meenam. Later in dat jaar stond ik daar zelf met mijn gitaar en stem op het podium, iets wat ik van Ton nog een heel aantal keren vaker mocht doen. Ik ben hem heel erg dankbaar voor de steun die hij voor mij, als relatief beginnend podium-artiest, keer op keer was.

Ton en ik deelden een grote voorliefde voorde muziek van Bob Dylan. Daarom stond het Theatelier vorig voorjaar maar liefst driemaal in het teken van diens muziek. In dat voorjaar werd Dylan 65 jaar, vandaar dus. Ton had het zelfs gedaan gekregen om burgemeester Vreeman de slotavond ervan te laten openen. Daar trakteerde Vreeman ons op een hoogst curieuze rockabilly-versie van Dylan's "Don't Look Back" .

Ton en ik hebben op één van die gelegenheden zelfs samen gespeeld, iets wat ik als lichtelijk autistisch persoontje maar hoogst zelden doe. Maar met Ton werkte zoiets. We deden "I Want You" en "It takes a lot to laugh, it takes a train to cry" , met zijn subtiele gitaarloopjes naast mijn stem en akkoorden. Hoe hij dat laatste nummer deed heeft mijn versie ervan krachtig beïnvloed: alle overbodige franje laat ik er sindsdien zo veel mogelijk uit.

Het Theatelier is, na een onderbreking van een handvol maanden, aan een doorstart in een nieuwe locatie begonnen. Hij had zelfs net een prachtig liedje gemaakt over het Theatelier zelf. En juist vorige week was de eerste avond in een geplande nieuwe reeks ervan; hoe wrang dat hij uitgerekend zo kort na de succesvolle herleving van iets dat toch vooral zijn geesteskind was, overleed.

Zelf was ik samen met Loes inmiddels mede-organisator ervan geworden. Zo heb ik Ton ook wat beter leren kennen. Een warm, heerlijk onmogelijk chaotisch persoon, iemand die als het aan hem lag alle artiesten reiskostenvergoeding en wat extra had gegeven. Dat ging niet, gezien de leegte van de kas, maar hij kon het niet uitstaan dat zijn mede-organisatoren zo streng de hand op de knip hielden. In dat laatste hadden we helaas gelijk - maar zijn weerspannige houding pleitte enorm voor hem.

Ton is nu weg, en ik zal hem missen. De enige daarin ben ik niet: zojuist heb ik een lading mails de deur uit gedaan richting het netwerk van het Theatelier . Binnen enkele uren kreeg ik al acht mails terug van diep geraakte mensen, bijna allemaal totale onbekenden van mij; twee mensen zijn bij me langs geweest om me het nieuws persoonlijk te brengen; vrienden van hem - ik heb ze één keer ontmoet - belden mij in antwoord op mijn mail. Het laat iets zien van het verlies - persoonlijk èn artistiek - dat de dood van Ton betekent.

Wat blijft, zijn die prachtige liedjes van hem. Met één ervan, een heuse carnavalskraker in onnavolgbare Ton-stijl - heeft hij me zelfs een keer tot meedoen aan een heuse polonaise verleid, een bepaald niet alledaags gebeuren.

Ik durf de CD die ik van hem heb - "de kater" , heet die, uitgegeven door debuutuitgeverij Opwenteling - nauwelijks op te zetten, maar ik doe het toch. Een paar zinnetjes van één van zijn bekendste liedjes spoken maar door mijn hoofd: "een grote grijze olifant (met rode laarsjes aan)" , over een man die bezocht wordt door , inderdaad, een grote grijze olifant met rode laarsjes aan, "een zeldzaam exemplaar, wel vijf etages hoog" .

Dat bezoek brengt wat onbedoelde schade, wat ertoe leidt dat de politie de man naar het "psychopatenasiel" brengt. Geen nood, een andere olifant, met soortgelijk schoeisel, bevrijdt de man. De man bedankt hem maar zegt dan: "loop naar de maan. Want de wereld is te grijs voor een olifant met rode laarsjes aan" .

De wereld is, voor wie het voorrecht heeft gekend om Ton te hebben gekend en zijn liedjes te hebben gehoord, een wezenlijk stukje minder grijs geworden. Maar dat maakt het verlies alleen maar groter.

vrijdag 30 maart 2007

Her en der wat zaken

Nieuw referendum gevraagd
1 juni 2005 was een prachtige dag. Toen stemden we in forse meerderheid de EU-grondwet de prullenbak in. Dat verdiende die grondwet ruimschoots; het was een document waarin het vrijemarkt-beginsel als het ware in de statuten van Europa werd vastgelegd, waarin militarisme en het bondgenootschap met de Verenigde Staten werd beklonken, om maar eens iets te noemen.

Maar nu willen de Euro-leiders het opnieuw proberen. En daar mogen ze niet mee weg te komen zonder dat ze ons als kiezers weer ontmoeten. Dat vindt het Samenwerkingsverband Een Ander Europa. In dat initiatief werken onder meer samen het Comite Grondwet Nee, de andersglobalistische groepering ATTAC en de het collectief Eurodusnie.

Het samenwerkingsverband schrijft (niet schrikken van het Euro-house-deuntje trouwens): "Nu werken de lidstaten van de Europese Unie aan een 'oplossing' voor het Nederlandse en Franse NEE tegen de Europese grondwet. Wat daar uit zal komen is nog onzeker, maar waarschijnlijk wordt het een nieuw EU-verdrag." En op deze woorden volgt een oproep om de volgende eis te ondersteunen: "Wij verzoeken de Tweede Kamer over dit nieuwe verdrag opnieuw een referendum te organiseren, zodat wij als kiezers ons erover uit kunnen spreken. Wij willen referendum." Ik ben het daarmee eens. Tekenen doe je op de website .

Mooi weblog
Jelle Schuurman heeft onlangs een mooi nieuw weblog het leven doen zien. Daarom geeft hij, in vastberaden en heldere woorden, zijn ervaringen en meningen, vooral over de strijd tegen fascisme waar hij ook zelf bij betrokken is. Zo verhaalt hij levendig van een demonstratie in Doetinchem op 21 maart, Internationale Dag tegen Racisme. Een bezoekje meer dan waard, en het ziet er mooi uit ook. Je vindt het op www.jelleschuurman.nl

Mooie website
Max van Lingen heeft al veel langer een website die ik onlangs echter pas voor het eerst ontdekte. Het is een sobere, maar juist daardoor juist wel prettig ogende, website. je vindt er een handvol gedichten van zijn hand, en een handvol beknopte. helder geschreven artikelen. Het meest recente stuk gaat over de oorlog die de VS tegen Iran dreigt te beginnen. Kern van zijn conclusie: "Islamitisch of niet, elk land dat zich tegen het imperialisme verzet, verdient steun. In dit geval kan het echter alleen om zeer kritische steun gaan." De website is te vinden op www.marxisme.tk .

Nogmaals Lucebert
Onlangs berichtte ik op over mijn bezoek aan de Lucebert-tentoonstelling die in het gemeentemuseum Schiedam wordt gehouden. Mijn artikel daarover in De Socialist is inmiddels verschenen, maar staat nog niet online. Natuurlijk kun je sowieso beter de papieren versie van De Socialist aanschaffen. Niet alleen leest papieren tekst makkelijker voor de meeste mensen, niet alleen krijg je er dan ook mooie plaatjes bij (zonder dat je moet hannesen met dat vervelende PDF...), niet alleen kun je de krant dan ook lezen als je eens niet achter een PC zit - je steunt er De Socialist, en de organisatie die het maakt, ook mee. Het gerucht gaat dat die steun zeer welkom is, en ik zou als lid van die organisatie wel de allerlaatste zijn om dat gerucht tegen te willen spreken...

dinsdag 20 maart 2007

Lucebert leeft

Kunst is koopwaar en reclame, een overleden kunstenaars kan alsnog als posthume PR-functionaris optreden. Dat bedacht ik me tijdens en vooral na een leerzaam bezoek aan Schiedam, afgelopen donderdag. Doel van mijn bezoek: de Lucebert-tentoonstelling die in het Gemeentemuseum aldaar te zien was. De redactie van De Socialist had mij gevraagd om daar een artikel over te schrijven, een verzoek waar ik oprecht dankbaar voor ben, want ik heb genoten en geleerd. Als het artikel verschenen is, geef ik een seintje. Maar dit terzijde.

Maar hoezo dan, kunst koopwaar? Welnu: ik snuffelde na afloop in de museumwinkel rond, op zoek naar informatie en een betaalbare gedichtenbundel van Lucebert. Die was te verkrijgen, zoals het hoort. En er was meer: een mooie catalogus van het uitgestalde werk van Lucebert; een aardig boekje over de sporen die Lucebert in de taal achtergelaten heeft; kaarten met gedichten en afbeeldingen van kunstwerken van de man. Allemaal fraai en bepaald niet zinloos.

Maar toen keek ik even verder. Ik zag serviesgoed met plaatjes van Lucebert's werk. En toen - zag ik dat goed? Ja, toch wel! - chocolaatjes met beeltenissen van werk van de kunstenaar. Het ontbrak er nog maar aan dat er bij stond: 'schilderkunst van Lucebert - om op te vreten.' Kunst als koopwaar dus, en in de meest letterlijke betekenis nog consumptiegoed ook. Is het om te lachen, of om te braken?

De winkelstraten van Schiedam hingen intussen vol met spandoeken van de ene naar de andere kant van de straat. Die kondigden in grote letters de tentoonstelling aan: "Lucebert. Schilder, dichter, fotograaf". Het leek me een product van de gemeentelijke PR-afdeling die Lucebert als lokkertje gebruikt ter bevordering van het toerisme en meerdere eer en glorie van de gemeente. 'Tilburg, moderne industriestad', 'er gaat niets boven Groningen', 'Lucebert...', zoiets.

En al lezend over Lucebert kwam ik nog een staaltje misbruik tegen. Van zijn dichtershand is de befaamde zinsnede: "alles van waarde is weerloos" . Die slagzin blijkt in Rotterdam op een gebouw van nota bene een verzekeringsmaatschappij geplaatst te zijn, vertelt Wikipedia...

Het hele ge- , nee misbruik dat op deze wijze van Lucebert wordt gemaakt legt het echter af tegen het leven en vooral werk van de man zelf. De tentoonstelling laat dat heel mooi zien, en enig lees- en kijkwerk tevoren en achteraf onderstreept dat met grote nadruk. Lucebert - beeldend kunstenaar en dichter, 1924-1994 - was een rebel in de goede zin van het woord, zowel op maatschappelijk als op kunstzinnig vlak. En die twee vlakken hangen samen, ook bij hem.

Opstandigheid hing in de lucht in de wijk waar hij opgroeide: de Amsterdamse Jordaan. Daar revolteerden werklozen in 1934 tegen verlaging van hun uitkering: het Jordaanoproer. "Die sfeer van rebellie heeft mij gestempeld" , vertelt hij veel later. Je kunt het hem horen zeggen op de tentoonstelling, in een via koptelefoon beluisterbaar geluidsfragment.

Tijdens de nazi-bezetting moet hij dwangarbeid verrichten in Duitsland. Ze sturen hem echter terug: "Hij doet zijn werk in Duitsland zo slecht, dat men hem terug laat gaan naar Nederland" , vertelt de website kunstbus.nl . En op Lucebert.net lezen we "Dwangarbeid in Wittenberg, Duitsland. Hij werd gearresteerd door de Gestapo. Doet alsof hij ziek is en krijgt tijdelijke toestemming om naar Nederland terug te keren en duikt dan onder tot het einde van Wereldoorlog II." Kortom: niet bepaald een type waarmee je een Duizendjarig Rijk bouwt...

Voor de oorlog had hij enige tijd op een school voor kunstnijverheid gezeten, maar dat vond papa geen goed idee. Liever een 'echt beroep ' zoeken, zo was het vaderlijke idee.. Na de oorlog zwerft hij rond. Hij mocht een muurschildering maken in een klooster. "Omdat de zusters de wandschildering niet konden waarderen hebben ze het geheel laten overschilderen met witte verf", lezen we op kunstbus.nl.

Intussen was hij ook aan het dichten geslagen, had hij contact gekregen met andere kunstenaars, was deel geworden van de Nederlandse Experimentele Groep en kort daarop ook van Cobra. Dat laatste was een samenwerkingsverband van schilders en dichters. Prominent daarin waren onder meer Karel Appel en Constant Nieuwenhuis. Die laatste schreef een artikel waarin de revolutionaire ambities van de groep naar voren kwamen.

"Wij leven in een maatschappij, waarin de menselijke behoeften en hun bevrediging de vorm aannemen van vraagstukken" , zo opende het stuk. Het gaat om vraagstukken rond seksualiteit, de economie, maar ook van de kunst: "een onoplosbaar probleem" . Verderop in het stuk: "We zien hoe in de Westerse klassengemeenschap de opkomst en zelfstandigwording van de werkende onderlaag gepaard gaat met het ontstaan van culturele stromingen die een aanval betekenen op de heersende wereldbeschouwing, dat wil zeggen de wereldbeschouwing van de heersende klasse. We zien hoe het verzet van de passief gehouden massa tot uitdrukking komt in geestelijke 'veroveringen' die in wezen niets anders zijn dan het afwinden van een omhulsel datdoor allen intuïtief gevoeld wordt als een band, een belemmering." Ik kan geen hyperlink naar de tekst geven, ik heb hem in mijn aantekeningenboekje gekrabbeld vanaf het artikel dat in een vitrine te lezen was in het museum.

Het is duidelijk waar de verklaring op doelde: de bevrijdingsstrijd van de arbeidersklasse in het kapitalisme vindt weerspiegeling maar tegelijk bondgenoot in vernieuwende stromingen in de kunst. Zo vatte de Cobra-groep het op, en in Lucebert's dichtwerk uit die tijd zien we de opstandige geest keer op keer naar voren komen. Zo is er de "Verdediging van de 50-ers" , waarin Lucebert dicht:

tegen uw muur zwellen wij met het rapalje tot een blaas
een zware zak met lachen, krampen gillen en geraas
uw hemel wordt met onze zwerende ervaring overladen

Hier spreekt het leven in al zijn opstandige grofheid, zijn directheid, door de woorden van de dichter. Die spreekt over "wij en het rapalje" . Rapalje: de opstandige massa. Wij: de kunstenaars. "Vijftigers" was trouwens de benaming van de groep dichters die deze rebelse stemming omzetten in grillige, grimmige, soms explosieve gedichten. Remco Campert was een andere bekende vertegenwoordiger van deze groep, Simon Vinkenoog eveneens.

Lucebert's allereerste gepubliceerde gezicht getuigt van zeer rechtstreekse betrokkenheid: "minnebrief aan onze gemartelde bruid indonesia" . Dat verwoordde zijn woede over de Tweede Politionele actie tegen de zojuist onafhandelijke republiek Indonesië. Politionele actie was natuurlijk een mooi woord voor koloniale oorlog. De drijfveer bleek uit de officiële naam van deze oorlogsronde: Operatie Produkt.

In zijn vroege dichtwerk duiken meer dwarse verwijzingen en stemmingen op, in de vaak ongrijpbare, verontrustend chaotische taal die hij hanteert. In "school der poëzie" bijvoorbeeld: gaan weerzin tegen een veel te braaf literair establishment en een onrechtvaardige maatschappelijke orde onontwarbaar samen:

ik ben geen lieflijke dichter
ik ben de schielijke oplichter
der liefde, zie opnder haar de haat
en daarop een kaaklende daad

lyriek is de moeder der politiek
ik ben niets dan een omroeper van oproer...

Hij was niet alleen dwars in zijn gedichten, maar ook in zijn gedrag. In 1954 probeerde hij de aan hem uitgereikte Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam af te gaan halen. Hij had zich als keizer verkleed, hij had immers al de bijnaam "Keizer der Vijftigers" . Remco Campert was deel van zijn 'keizerlijk' gevolg. "De politie verhinderde dit met geweld en ging Lucebert met een gummiknuppel te lijf." Het is het soort prachtscene dat doet denke aan de glorietijd van de Amsterdamse Provo's halverwege de jaren zestig.

"Later heb ik nog een keer de Amsterdamse poëzieprijs gekregen. Ik ben toen maar gewoon thuisgebleven; het geld werd toch overgemaakt" , zegt Lucebert ondeugend in een interview uit 1959. Prijzen zelf vindt hij wel OK: "om het geld. Als de redenen me niet zouden aanstaan, zou ik het geld in mijn zak steken en ongenoegen laten blijken, op een zo vergaand beledigende manier dat ik nooit meer voor die prijs in aanmerking zou komen." Heerlijke man, die Lucebert.

Van strakke organisatie en politieke bundeling van krachten moest hij intussen weinig hebben. Cobra gaat hij snel weer uit, volgens Lucebert keken de schilders uit die groep neer op de dichters. Ook de Vijftigers zijn geen hecht gezelschap, tot opluchting van Lucebert: "Er bestond geen clubgeest en dus ook geen club met alle narigheden van dien, ruzies en royementen(...)"

In 1955 woont hij een handvol maanden in Oost-Berlijn, op uitnodiging van de grote marxistische schrijver Bertold Brecht. Hij vindt het daar helemaal niets, verveelt zich, voelt zich niet geïnspireerd. Van het gevestigde 'communisme' moest hij niets hebben. Het verbaast me met dit alles niet echt dat tussen de in Schiedam tentoongestelde boeken uit Lucebert's privébibliotheek zich naast boeken over kunst zich een essaybundel van de anarchistische historicus Arthur Lehning bevindt.

In de jaren zestig en zeventig tekende en schilderde hij vooral, en raakt het dichten op de achtergrond. De expositie in Schiedam biedt een prachtig overzicht. Ga kijken, als je in de gelegenheid bent, het is indrukwekkend! Een paar kunstwerken sprongen er voor mij uit. Zo heb ik gefascineerd staan kijken bij een schilderij dat ' het twistpunt' heet. We zien twee figuren, kennelijk in heftige discussie gewikkeld. De ene heeft een enorme tong uit zijn mond hangen, bij de ander speelt een vaag glimlachje om zijn mond. Er wordt naar de grond gewezen, naar het 'twistpunt' waar de ruzie kennelijk om draait: een hoop stenen, of is het een hondendrol?

Veel van de figuren die hij tekent zijn minstens zo grillig en mysterieus als de taal in zijn gedichten. En ze kijken je allemaal aan met een veelheid van, vaak merkwaardig schots en scheef geplaatste ogen. Ik heb zelden zoveel ogen bij elkaar gezien, zelfs door Lucebert vervaardigde keramiek keek je met één oog aan.

Maar niet alle figuren waren zo onherkenbaar. Uit 1976 stamt het schilderij "Lenin en Stalin" - en die twee figuren zijn zeer herkenbaar afgebeeld. Lenin zittend, handen in elkaar gevouwen op zijn buik. een verwijzing naar afbeeldingen van de Russische revolutionair uit de tijd dat hij al ziek was. Hij kijkt voor zich uit, ernstig maar niet beangstigend. Naast hem Stalin, die schuin kijkt, enigszins sinister, wel degelijk angstaanjagend. Het is duidelijk dat zowel Lucebert als de kijker weet wat het vervolg werd na Lenin's dood.

De teloorgang van revolutionaire hoop die ik in dit schilderij zie speelt in het latere werk van Lucebert een flinke rol. Dat merken we nadat hij weer meer gedichten maakte en naar buiten deed komen, in de jaren vanaf 1981 tot kort na zijn dood in 1994. Heel treffend geeft hij uiting aan zijn vertwijfeling in "herman gorter op een eerste mei in de jaren tachtig" . Herman Gorter, groot revolutionair dichter, voor wie de arbeidersklasse was wat die voor revolutionairen, ook voor mij, nog steeds is: potentiële brenger van een revolutie die de mensheid bevrijdt. Maar Lucebert was die hoop helaas goeddeels kwijt, getuige de woorden uit het gedicht:

hoe ontnuchterd zou jij nu zijn
nog steeds is de arbeidende klasse ook voetvolk
dat uit solidariteit met elke macht
opstandigen martelt en vrijheid ontkracht

De hoop kwijnt weg bij Lucebert - maar zijn verzetshouding, zijn radicale woede blijft. Dat maakt hem groots. Een strofe uit een kort gedicht "breyten breytenbach mag de maan zien" geeft aan Lucebert's machteloze woede goed uiting. Breytenbach was een schrijver die felle kritiek op het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime had en daarom door het bewind werd vervolgd. De strofe luidt:

dit gedicht schaamt zich gedicht te zijn
woede wil andere wapens dan woorden
ja het schaamt zich gedicht te zijn en geen schot
waarmee het - dichter - jouw beul kan vermoorden

Het doet me denken aan dat prachtige lied van Bruce Cockburn, "If I had a rocket launcher" , waarin de zanger zijn reactie beschrijft als hij tijdens een bezoek aan vluchtelingen uit Guatemala helicopters van het militaire bewind van dat land ziet rondvliegen - het bewind waarvoor de vluchtelingen de wijk hadden genomen. Net zo'n gevoel van woede die aan woorden en gitaarklanken niet genoeg heeft om adequaat effectief te worden.

Steeds somberder klinkt hij in zijn laatste jaren, en heel erg vrolijk was zijn wereldbeeld toch al niet. Maar hij houdt vol:

Wie niets meer voelt
moet maar weer eens horen

Troost bood Lucebert niet. Maar juist het contrast tussen de verregaande somberheid over de wereld en de mensheid en zijn weigering om daarin te berusten tekent de grootheid van de man en zijn kunst. Zoiets laat zich nimmer permanent degraderen tot koopwaar, snoepgoed en gemeentelijke PR. Dat is Lucebert's posthume overwinning, en als we ons ervoor open weten te stellen, ook de onze. En vroeg of laat haalt een revolutionaire actiegroep ter bevrijding van de kunst die slagzin weg van dat Rotterdamse verzekeringsgebouw.