Kunst is koopwaar en reclame, een overleden kunstenaars kan alsnog als posthume PR-functionaris optreden. Dat bedacht ik me tijdens en vooral na een leerzaam bezoek aan Schiedam, afgelopen donderdag. Doel van mijn bezoek: de Lucebert-tentoonstelling die in het Gemeentemuseum aldaar te zien was. De redactie van De Socialist had mij gevraagd om daar een artikel over te schrijven, een verzoek waar ik oprecht dankbaar voor ben, want ik heb genoten en geleerd. Als het artikel verschenen is, geef ik een seintje. Maar dit terzijde.
Maar hoezo dan, kunst koopwaar? Welnu: ik snuffelde na afloop in de museumwinkel rond, op zoek naar informatie en een betaalbare gedichtenbundel van Lucebert. Die was te verkrijgen, zoals het hoort. En er was meer: een mooie catalogus van het uitgestalde werk van Lucebert; een aardig boekje over de sporen die Lucebert in de taal achtergelaten heeft; kaarten met gedichten en afbeeldingen van kunstwerken van de man. Allemaal fraai en bepaald niet zinloos.
Maar toen keek ik even verder. Ik zag serviesgoed met plaatjes van Lucebert's werk. En toen - zag ik dat goed? Ja, toch wel! - chocolaatjes met beeltenissen van werk van de kunstenaar. Het ontbrak er nog maar aan dat er bij stond: 'schilderkunst van Lucebert - om op te vreten.' Kunst als koopwaar dus, en in de meest letterlijke betekenis nog consumptiegoed ook. Is het om te lachen, of om te braken?
De winkelstraten van Schiedam hingen intussen vol met spandoeken van de ene naar de andere kant van de straat. Die kondigden in grote letters de tentoonstelling aan: "Lucebert. Schilder, dichter, fotograaf". Het leek me een product van de gemeentelijke PR-afdeling die Lucebert als lokkertje gebruikt ter bevordering van het toerisme en meerdere eer en glorie van de gemeente. 'Tilburg, moderne industriestad', 'er gaat niets boven Groningen', 'Lucebert...', zoiets.
En al lezend over Lucebert kwam ik nog een staaltje misbruik tegen. Van zijn dichtershand is de befaamde zinsnede: "alles van waarde is weerloos" . Die slagzin blijkt in Rotterdam op een gebouw van nota bene een verzekeringsmaatschappij geplaatst te zijn, vertelt Wikipedia...
Het hele ge- , nee misbruik dat op deze wijze van Lucebert wordt gemaakt legt het echter af tegen het leven en vooral werk van de man zelf. De tentoonstelling laat dat heel mooi zien, en enig lees- en kijkwerk tevoren en achteraf onderstreept dat met grote nadruk. Lucebert - beeldend kunstenaar en dichter, 1924-1994 - was een rebel in de goede zin van het woord, zowel op maatschappelijk als op kunstzinnig vlak. En die twee vlakken hangen samen, ook bij hem.
Opstandigheid hing in de lucht in de wijk waar hij opgroeide: de Amsterdamse Jordaan. Daar revolteerden werklozen in 1934 tegen verlaging van hun uitkering: het Jordaanoproer. "Die sfeer van rebellie heeft mij gestempeld" , vertelt hij veel later. Je kunt het hem horen zeggen op de tentoonstelling, in een via koptelefoon beluisterbaar geluidsfragment.
Tijdens de nazi-bezetting moet hij dwangarbeid verrichten in Duitsland. Ze sturen hem echter terug: "Hij doet zijn werk in Duitsland zo slecht, dat men hem terug laat gaan naar Nederland" , vertelt de website kunstbus.nl . En op Lucebert.net lezen we "Dwangarbeid in Wittenberg, Duitsland. Hij werd gearresteerd door de Gestapo. Doet alsof hij ziek is en krijgt tijdelijke toestemming om naar Nederland terug te keren en duikt dan onder tot het einde van Wereldoorlog II." Kortom: niet bepaald een type waarmee je een Duizendjarig Rijk bouwt...
Voor de oorlog had hij enige tijd op een school voor kunstnijverheid gezeten, maar dat vond papa geen goed idee. Liever een 'echt beroep ' zoeken, zo was het vaderlijke idee.. Na de oorlog zwerft hij rond. Hij mocht een muurschildering maken in een klooster. "Omdat de zusters de wandschildering niet konden waarderen hebben ze het geheel laten overschilderen met witte verf", lezen we op kunstbus.nl.
Intussen was hij ook aan het dichten geslagen, had hij contact gekregen met andere kunstenaars, was deel geworden van de Nederlandse Experimentele Groep en kort daarop ook van Cobra. Dat laatste was een samenwerkingsverband van schilders en dichters. Prominent daarin waren onder meer Karel Appel en Constant Nieuwenhuis. Die laatste schreef een artikel waarin de revolutionaire ambities van de groep naar voren kwamen.
"Wij leven in een maatschappij, waarin de menselijke behoeften en hun bevrediging de vorm aannemen van vraagstukken" , zo opende het stuk. Het gaat om vraagstukken rond seksualiteit, de economie, maar ook van de kunst: "een onoplosbaar probleem" . Verderop in het stuk: "We zien hoe in de Westerse klassengemeenschap de opkomst en zelfstandigwording van de werkende onderlaag gepaard gaat met het ontstaan van culturele stromingen die een aanval betekenen op de heersende wereldbeschouwing, dat wil zeggen de wereldbeschouwing van de heersende klasse. We zien hoe het verzet van de passief gehouden massa tot uitdrukking komt in geestelijke 'veroveringen' die in wezen niets anders zijn dan het afwinden van een omhulsel datdoor allen intuïtief gevoeld wordt als een band, een belemmering." Ik kan geen hyperlink naar de tekst geven, ik heb hem in mijn aantekeningenboekje gekrabbeld vanaf het artikel dat in een vitrine te lezen was in het museum.
Het is duidelijk waar de verklaring op doelde: de bevrijdingsstrijd van de arbeidersklasse in het kapitalisme vindt weerspiegeling maar tegelijk bondgenoot in vernieuwende stromingen in de kunst. Zo vatte de Cobra-groep het op, en in Lucebert's dichtwerk uit die tijd zien we de opstandige geest keer op keer naar voren komen. Zo is er de "Verdediging van de 50-ers" , waarin Lucebert dicht:
tegen uw muur zwellen wij met het rapalje tot een blaas
een zware zak met lachen, krampen gillen en geraas
uw hemel wordt met onze zwerende ervaring overladen
Hier spreekt het leven in al zijn opstandige grofheid, zijn directheid, door de woorden van de dichter. Die spreekt over "wij en het rapalje" . Rapalje: de opstandige massa. Wij: de kunstenaars. "Vijftigers" was trouwens de benaming van de groep dichters die deze rebelse stemming omzetten in grillige, grimmige, soms explosieve gedichten. Remco Campert was een andere bekende vertegenwoordiger van deze groep, Simon Vinkenoog eveneens.
Lucebert's allereerste gepubliceerde gezicht getuigt van zeer rechtstreekse betrokkenheid: "minnebrief aan onze gemartelde bruid indonesia" . Dat verwoordde zijn woede over de Tweede Politionele actie tegen de zojuist onafhandelijke republiek Indonesië. Politionele actie was natuurlijk een mooi woord voor koloniale oorlog. De drijfveer bleek uit de officiële naam van deze oorlogsronde: Operatie Produkt.
In zijn vroege dichtwerk duiken meer dwarse verwijzingen en stemmingen op, in de vaak ongrijpbare, verontrustend chaotische taal die hij hanteert. In "school der poëzie" bijvoorbeeld: gaan weerzin tegen een veel te braaf literair establishment en een onrechtvaardige maatschappelijke orde onontwarbaar samen:
ik ben geen lieflijke dichter
ik ben de schielijke oplichter
der liefde, zie opnder haar de haat
en daarop een kaaklende daad
lyriek is de moeder der politiek
ik ben niets dan een omroeper van oproer...
Hij was niet alleen dwars in zijn gedichten, maar ook in zijn gedrag. In 1954 probeerde hij de aan hem uitgereikte Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam af te gaan halen. Hij had zich als keizer verkleed, hij had immers al de bijnaam "Keizer der Vijftigers" . Remco Campert was deel van zijn 'keizerlijk' gevolg. "De politie verhinderde dit met geweld en ging Lucebert met een gummiknuppel te lijf." Het is het soort prachtscene dat doet denke aan de glorietijd van de Amsterdamse Provo's halverwege de jaren zestig.
"Later heb ik nog een keer de Amsterdamse poëzieprijs gekregen. Ik ben toen maar gewoon thuisgebleven; het geld werd toch overgemaakt" , zegt Lucebert ondeugend in een interview uit 1959. Prijzen zelf vindt hij wel OK: "om het geld. Als de redenen me niet zouden aanstaan, zou ik het geld in mijn zak steken en ongenoegen laten blijken, op een zo vergaand beledigende manier dat ik nooit meer voor die prijs in aanmerking zou komen." Heerlijke man, die Lucebert.
Van strakke organisatie en politieke bundeling van krachten moest hij intussen weinig hebben. Cobra gaat hij snel weer uit, volgens Lucebert keken de schilders uit die groep neer op de dichters. Ook de Vijftigers zijn geen hecht gezelschap, tot opluchting van Lucebert: "Er bestond geen clubgeest en dus ook geen club met alle narigheden van dien, ruzies en royementen(...)"
In 1955 woont hij een handvol maanden in Oost-Berlijn, op uitnodiging van de grote marxistische schrijver Bertold Brecht. Hij vindt het daar helemaal niets, verveelt zich, voelt zich niet geïnspireerd. Van het gevestigde 'communisme' moest hij niets hebben. Het verbaast me met dit alles niet echt dat tussen de in Schiedam tentoongestelde boeken uit Lucebert's privébibliotheek zich naast boeken over kunst zich een essaybundel van de anarchistische historicus Arthur Lehning bevindt.
In de jaren zestig en zeventig tekende en schilderde hij vooral, en raakt het dichten op de achtergrond. De expositie in Schiedam biedt een prachtig overzicht. Ga kijken, als je in de gelegenheid bent, het is indrukwekkend! Een paar kunstwerken sprongen er voor mij uit. Zo heb ik gefascineerd staan kijken bij een schilderij dat ' het twistpunt' heet. We zien twee figuren, kennelijk in heftige discussie gewikkeld. De ene heeft een enorme tong uit zijn mond hangen, bij de ander speelt een vaag glimlachje om zijn mond. Er wordt naar de grond gewezen, naar het 'twistpunt' waar de ruzie kennelijk om draait: een hoop stenen, of is het een hondendrol?
Veel van de figuren die hij tekent zijn minstens zo grillig en mysterieus als de taal in zijn gedichten. En ze kijken je allemaal aan met een veelheid van, vaak merkwaardig schots en scheef geplaatste ogen. Ik heb zelden zoveel ogen bij elkaar gezien, zelfs door Lucebert vervaardigde keramiek keek je met één oog aan.
Maar niet alle figuren waren zo onherkenbaar. Uit 1976 stamt het schilderij "Lenin en Stalin" - en die twee figuren zijn zeer herkenbaar afgebeeld. Lenin zittend, handen in elkaar gevouwen op zijn buik. een verwijzing naar afbeeldingen van de Russische revolutionair uit de tijd dat hij al ziek was. Hij kijkt voor zich uit, ernstig maar niet beangstigend. Naast hem Stalin, die schuin kijkt, enigszins sinister, wel degelijk angstaanjagend. Het is duidelijk dat zowel Lucebert als de kijker weet wat het vervolg werd na Lenin's dood.
De teloorgang van revolutionaire hoop die ik in dit schilderij zie speelt in het latere werk van Lucebert een flinke rol. Dat merken we nadat hij weer meer gedichten maakte en naar buiten deed komen, in de jaren vanaf 1981 tot kort na zijn dood in 1994. Heel treffend geeft hij uiting aan zijn vertwijfeling in "herman gorter op een eerste mei in de jaren tachtig" . Herman Gorter, groot revolutionair dichter, voor wie de arbeidersklasse was wat die voor revolutionairen, ook voor mij, nog steeds is: potentiële brenger van een revolutie die de mensheid bevrijdt. Maar Lucebert was die hoop helaas goeddeels kwijt, getuige de woorden uit het gedicht:
hoe ontnuchterd zou jij nu zijn
nog steeds is de arbeidende klasse ook voetvolk
dat uit solidariteit met elke macht
opstandigen martelt en vrijheid ontkracht
De hoop kwijnt weg bij Lucebert - maar zijn verzetshouding, zijn radicale woede blijft. Dat maakt hem groots. Een strofe uit een kort gedicht "breyten breytenbach mag de maan zien" geeft aan Lucebert's machteloze woede goed uiting. Breytenbach was een schrijver die felle kritiek op het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime had en daarom door het bewind werd vervolgd. De strofe luidt:
dit gedicht schaamt zich gedicht te zijn
woede wil andere wapens dan woorden
ja het schaamt zich gedicht te zijn en geen schot
waarmee het - dichter - jouw beul kan vermoorden
Het doet me denken aan dat prachtige lied van Bruce Cockburn, "If I had a rocket launcher" , waarin de zanger zijn reactie beschrijft als hij tijdens een bezoek aan vluchtelingen uit Guatemala helicopters van het militaire bewind van dat land ziet rondvliegen - het bewind waarvoor de vluchtelingen de wijk hadden genomen. Net zo'n gevoel van woede die aan woorden en gitaarklanken niet genoeg heeft om adequaat effectief te worden.
Steeds somberder klinkt hij in zijn laatste jaren, en heel erg vrolijk was zijn wereldbeeld toch al niet. Maar hij houdt vol:
Wie niets meer voelt
moet maar weer eens horen
Troost bood Lucebert niet. Maar juist het contrast tussen de verregaande somberheid over de wereld en de mensheid en zijn weigering om daarin te berusten tekent de grootheid van de man en zijn kunst. Zoiets laat zich nimmer permanent degraderen tot koopwaar, snoepgoed en gemeentelijke PR. Dat is Lucebert's posthume overwinning, en als we ons ervoor open weten te stellen, ook de onze. En vroeg of laat haalt een revolutionaire actiegroep ter bevrijding van de kunst die slagzin weg van dat Rotterdamse verzekeringsgebouw.
dinsdag 20 maart 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
geen slecht idee.. zo'n revolutionaire actiegroep ter bevrijding van de kunst...
Wat een mooi stuk, Peter! Het bezorgt mij meteen de zin aan het herlezen te slaan.
Wist je, dat Cyrille Offermans in dezelfde trant over Lucebert heeft geschreven?
"Lucebert hoort tot de weinigen van zijn generatie die de lokroep van de commercie met superieure minachting hebben weerstaan. Hij heeft als kunstenaar nooit compromissen gesloten, hij heeft geen minuut verspild aan netwerken of carrièreplanning, hij had geen fabriek waar hij zijn succesnummers in serieproductie recyclede, voor de wereldwijde behoefte aan artistiek verantwoord behang, boodschappentassen, legpuzzels en notitieboeken. Dat alles verklaart ook waarom hij in de internationale, door beleggers en grootverdieners beheerste wereld van de beeldende kunst anno 2006 relatief onbekend is gebleven, dat er voor zijn schilderijen, anders dan voor die van Appel en Corneille, niet meteen tonnen worden neergeteld."
Offermans legt het verband met TEFAF, de Maastrichtse kunstbeurs en denkelijk het eerste doelwit van je bevrijdingsfront. Misschien heb je er iets aan bij het schrijven van je eigen artikel: http://www.overhoeksfestival.nl/OffermansOverLucebertcentrum.pdf.
Een reactie posten