woensdag 27 februari 2008

SP tegen Wilders - dat werd tijd

Het is zover – eindelijk! De SP neemt hard stelling tegen Wilders, zijn PVV en vooral de opvattingen waarmee die man en zijn club zich macht proberen te verwerven. "Levensgevaarlijk", zijn de ideëen die Wilders uitdraagt, volgens Jan Marijnissen. Hij maakt vergelijkingen met de apartheid in Zuid-Afrika en tot in de jaren zestig ook in de VS. "Wat Wilders doet is puur discrimineren."

Ja, de stellingname van de SP-leiding komt niet bepaald te vroeg. Aarzeling en terughoudendheid was tot nu toe troef. Dat etentje van Harry van Bommel met Geert Wilders in verkiezingstijd was bepaald een verkeerd signaal: alsof er voor linkse aanvoerders iets te bespréken valt met iemand als Wilders. De opstelling van Marijnissen in het debat rond de dubbele nationaliteit was ook niet fraai: feitelijk kreeg Geert daar een klein beetje gelijk van Jan. Niet verheffend. En vergeetachtig ben ik niet, en dat hoort links ook niet te zijn. Van het verleden kun je leren.

Maar des te welkomer is de huidige stevige stellingname. En het betreft hier geen losse opmerking in een interview. Marijnissen deed zijn aanval op Wilders’ gedachtegoed op een partijraad, een bijeenkomst van SP-bestuurders. Hij vindt het dus echt belangrijk, en wil zijn partij daarvan doordringen ook. Een hele goede zaak is dat.

En de uitspraak staat niet op zichzelf. Het blad De Spanning, tijdschrift van het Wetenschappelijk Bureau van de SP, heeft een special: 'Wat Wilders Wil'. Negen artikelen, waaronder een column, over Wilders, zijn kiezers, zijn standpunten. "Geert Wilders strijdt voor de vrijheid (…). Maar de vrijheid waar hij voor kiest betekent n maar al te vaak onvrijheid voor anderen", zo heet het in de inleiding. Ronald van Raak geeft een korte politieke biografie van Wilders, en citeert op het eind de conservatief Spruyt die een tijdlang met Wilders heeft geproberd samen te werken. Spruyt omschrijft de PVV als ' "de belichaming van een paniekerig soort van conservatisme" dat "een middenpositie tussen prudent conservatisme en fascisme inneemt, met een natuurlijke neiging tot de laatste stroming." ' Het is heel verfrissend om dit verband tussen Wilders’ gedachtegoed en fascistische ideeën door de SP zo naar voren gehaald te zien worden, ook nog uit de mond van iemand die bepaald geen aanhanger is van de zogeheten 'linkse kerk'.

Bij het weergeven van 'de standpunten van Wilders' kiest de SP de goeie volgorde. 'Voor de rijken' is de eerste tussenkop: Wilders heeft beleid in petto om ondernemers en bedrijven nog meer ruimte te geven, bijvoorbeeld door lagere belastingen. Wilders’ belangrijkste oorlog is die van rijk tegen arm. Pas daarna bespreekt De Spanning Wilders’ aanval op migranten en moslims, onder de treffende titel: 'tegen de allochtonen.' Maar het plaatsen van die aanval als onderdeel van een programma dat allereerst de rijken dient – en waar arme witte Nederlanders dus niets bij te winnen hebben – is verfrissend, en gebeurt veel te weinig. De derde ondertitel 'Voor directe democratie' is dan wel weer wat merkwaardig. Dat de man voorstander is van directe burgemeestersverkiezing en referenda is niet bepaald het meest problematische van zijn opvattingen, lijkt me. Of hij zulke verkiezingen ook zou zien zitten als die niet via grof geld te beïnvloeden zouden zijn is trouwens maar de vraag.
Verder in het stuk komt Wilders’ voorkeur voor het bot autoritair optreden van politie en justitie aan de orde, maar ook zijn voorkeur voor ongebreidelde marktwerking en zijn enthousiasme voor VS en Israël. Dat laatste hoeft geen verbazing te wekken: het soort tweederangsburgerschap , of erger, de soort apartheid, die Wilders voor Moslims doorgevoerd wil zien, is daar voor Palestijnen al realiteit.

Er is veel meer moois in De Spanning te vinden. Ook wel zwakkere plekken, zoals de column van Tiny Kox. Daarin vergelijkt hij de huidige angst voor moslims met de angst die tot ver in de twintigste eeuw onder protestantse Nederlanders voor katholieken en hun geloof bestond. "Anderhalve eeuw geleden waren heel wat Nederlandse protestanten bang. Bang voor de Nederlandse katholieken. Bang dat die, met hun grote gezinnen, vanuit hun eigen provincies en wijken, de baas zouden gaan spelen in Nederland. 'Papen' lazen hun missen in een onbegrijpelijke taal en hanteerden rare religieuze rites." Rake typeringen, zeer zeker. Maar de parallel ziet over het hoofd dat de angst voor katholieken inderdaad angst voor een religieuze gemenschap was.
De angst voor en haat jegens moslims gaat dieper, hang samen met angts voor mensen die van veraf hier naar toe zijn gekomen (katholieken woonden sinds jaar en dag in Nederland). Mensen uit moslimgemeenschappen zijn bovendien ook nogal herkenbaar als zodanig, het zijn doorgaans mensen met een donkere huidskleur. Het islamofobe angst- en haatbeeld is niet slechts religieus vooroordeel, het is vooral ook een van racisme doortrokken afkeer van migranten. Islamofobie is inderdaad een vorm van racisme, en precies dat wezenlijke element onderkent Tiny Kox niet, en de SP nog onvoldoende.

Het neemt allemaal niet weg dat de nieuwe opstelling van de SP tegenover Wilders, en trouwens ook Verdonk, zeer welkom is. Ze komt qua timing ook zeerr gelegen. Juist nu komen er allerlei initiatieven op gang tegen racisme, tegen Wilders’ ideëen maar ook tegen neonazi-activiteit die door Wilderiaans vergif ruggesteun krijgt.

De SP kan, samen met zoveel anderen, de daad bij het stevige woord voegen, en in beweging komen. Reden ervoor is er genoeg, handvaten voor gezamenlijk verzet zijn voorhanden. Ik noem:

Manifestatie: Tegen racisme, voor solidariteit, op 22 maart, 13 uur -14.30, op de Dam in Amsterdam; georganiseerd vanuit Nederland Bekent Kleur.

Bijeenkomst: Een links antwoord op de rechtse hetze – debat tegen islamofobie, uitsluiting en rechtspopulisme, op 16 maart, 15 uur – 17 uur, White Elephant, West Kruiskade 73 b Rotterdam; met sprekers van Doorbraak, Grenzeloos en ook de Internationale Socialisten.

En tenslotte, niet helemaal hetzelfde maar wel erg relevant in de strijd tegen racisme:

Tegendemonstratie: Geen fascisten in onze stad - tegen de Nederlandse Volksunie die op zaterdag 1 maart in Bergen op Zoom wil marcheren. De tegendemonstratie verzamelt zich op die dag om 12 uur voor het station van Bergen op Zoom.

Organisatoren, gebundeld in het Comite Geen Fascisten in onze stad, roepen bewoners ook op om hun afkeer van de NVU-nazi’s duidelijk te maken, met een poster voor het raam en door de marcherende fascisten letterlijk de rug toe te keren. Organisatoren zetten zich in voor een vreedzame actie. "Wij hebben geen zin in allerlei ongeregeldheden waardoor wij als verdedigers van de democratie de schuld krijgen van allerlei rottigheid terwijl de NVU-ers en andere fascistenvriendjes worden beschermd om 'hun democratisch recht uit te oefenen.'" Gezien de bescheiden krachten die antifascisten op de been kunnen brengen, en gezien het trieste verloop van eerdere acties waarin de nadruk op vreedzame acties ontbrak – Arnhem, oktober 2007, bijvoorbeeld – klinkt dit als zeer verstandige taal.

Genoeg beweging dus voorhanden, in de strijd tegen racisme – genoeg mogelijkheden voor ook de SP om te laten zien waar ze staat – in woord én in daad.
Update 29 februari:
De burgemeester van Bergen op Zoom heeft, schandalig genoeg, wèl toestemming gegeven voor de nazi-mars van de NVU, maar de tegendemonstratie verboden. Zie de berichtgeving via Indymedia.

zondag 24 februari 2008

Respect voor Irak in meerdere versies

Sommige dingen zijn zo weerzinwekkiend hilarisch absurd dat ik er eventjes door uit mijn weblog-winterslaap wordt gewekt en wat begin te tikken. Zo keek ik na het opstaan even op de website van Aljazeera en zag daar de kop: "Respect Iraq’, US urges Turkey". De Verenigde Staten bindt Turkije op het hart om, jawel, Irak te respecteren.

Is het niet wonderbaarlijk prachtig? Turkije valt Iraaks-Koerdistan binnen, om dara de Koerdische verzetsbeweging PKK aan te vallen. Een kwalijke zaak: Turkse soldaten hebben wat mij betreft al niets te zoeken in het door Turkije bezette stuk van Koerdistan. De poging om Koerdisch verzet daar te breken door de Iraakse grens over te gaan en daar het Koerdische verzet proberen te breken voegt aan die bezettingspolitiek nog een extra element van gewapende agressie toe. De Turkse invasie vraagt de scherpst mogelijke afwijzing, en het neerhalen van een Turkse gevechtshelicopter door Koerdische PKK-strijders waar het bericht op Aljazeera van spreekt juich ik toe. Tegen agressie en bezetting is gewapend verzet legitiem.

Maar ‘respecteer Irak’ – uit de mond van de Verenigde Staten? Een pleidooi van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Robert Gates om "het belang van de soevereiniteit van Irak in gedachten te houden"? Is het niet ziek?

Waar was het 'respect' voor Irak toen de Verenigde Staten in februari en maart van 1991 de infrastructuur van dat land platbombardeerden? Hoezo, respect voor Irak toen die bombardementen ook waterleiding en riolering platgooiden, en de sancties die daarop volgden welbewust een herstel daarvan bemoeilijkten – zodat duizenden mensen de maanden daarop aan ziekten overleden? Hoe was het met dat respect voor Irak gesteld toen de VS en haar bondgenoten, via de VN, jaar na jaar sancties oplegden die honderdduizenden weerloze mensen de dood in joegen? En welk respect voor Irak betoonde de VS toen die supermacht in maart 2003 op nieuw een grote oorlog tegen Irak begon? Met waarschijnlijk minstens een miljoen doden als gevolg? En waar was in dit alles de soevereiniteit van Irak gebleven?

Nee, als de VS praat over respect voor Irak en over de soevereiniteit van dat land, dan hebben de VS een geloofwaardigheidsprobleem. Voor soevereiniteit voor Irak wordt keihard gevochten – door gewapende Irakezen, tegen de Amerikaanse bezettingsmacht.

Wat gewapende Iraakse strijders drijft is te zien in een documentaire: "Meeting Resistance". Een kort stukje erover vond ik op de website MRzine, waar ik ook onderstaande trailer van de film vond.

Respect voor Irak, voor de mensen van Irak om precies te zijn, betuigen betekent: naast dat verzet gaan staan en eisen dat de bezetting van dat land oinmiddellijk en on voorwaardelijk wordt stopgezet. Respect vor Irak betekent initiatieven vanuit vredesbewegingen steunen om onze afkeer van die bezetting van de daken te blijven schreeuwen en de bijbehorende argumenten nara voren te blijven sluiten.

Eén zo’n initiatief dat ik graag onder de aandacht breng is 'Sick Of It Day', gevonden op Counterpunch. Ik vertaal de openingszinnen van de bijbehorende website: "Sick Of It Day is een dag voor iedereen die ziek is van de leugens, ziek van de corruptie, ziek van de oorlog – op een statement te maken op een manier die echt telt: Meld je ziek op 19 maart, de vijfde verjaardag van de invasie van Irak!"

Volgens mij verdient deze oproep navolging, ook in Nederland. Om onze afkeer van de voortdurende bezetting van Irak te laten voelen, én om te blijven eisen dat de Nederlandse regering eindelijk openheid van zaken geeft rond het kwalijke besluit om destijds politieke steun aan de aanval op Irak te verlenen. Als we ons die negentiende maart ook in Nederland nu eens allemaal ziekmelden – en voor die tijd de oproep daartoe zo wijd mogelijk verspreiden…?

Zo, terug naar mijn winterslaap – wellicht tot de volgende imperiale oprisping van machtswellustige winstwaanzinnigheid mij weer tot weblogwerkzaamheid prikkelt…

maandag 18 februari 2008

Uit de Internationale Socialisten gestapt

Afgelopen vrijdag ben ik opgestapt als lid van de Internationale Socialisten (IS), de organisatie waar ik sinds het voorjaar van 1988 deel van heb uitgemaakt. Het is één van de pijnlijkste besluiten geweest van mijn leven, maar het was naar mijn gevoel onontkoombaar.
Met de kernprincipes van de organisatie – via arbeidersstrijd naar revolutie gaan, en als wezenlijk onderdeel daarvan een revolutionaire organisatie opbouwen – ben en blijf ik het eens. Met de precieze aanpak en invulling ervan, en met de werkwijze, vaak veel minder. Meningsverschil daarover hoort echter bij activiteit als revolutionair socialist. Op zich ligt de reden voor mijn vertrek daar niet.

Intussen was ik echter ook overspannen, waardoor mijn toch al een dunne huid momenteel extra weinig kan hebben. De ruis waarmee het uitvechten van meningsverschillen te vaak gepaard gaat, trek ik minder dan ooit. En eigenlijk ben ik sowieso een klein beetje te autistisch om in wat voor organisatie dan ook prettig te werken. De combinatie is me, na een heel lange periode van knagend ongenoegen, teveel geworden. De opvattingen van de IS deel ik in de kern. Maar lid ben ik van de organisatie niet langer. Al zeg ik nooit 'nooit'. Ik heb de organisatie nog steeds hoog zitten, en hoop dat dit zo blijft. Maar voor mijzelf is het nu genoeg, voor even of voor langere tijd.

Ik doe rustig aan, en ga tijd steken in heroriënteren, terug naar de bronnen en kern van mijn opvattingen. Hoe die zich zullen ontwikkelen valt niet te zeggen. Maar ik hoop dat het lot van gefrustreerd, verbitterd, ex-linkse rancuneuze mopperaar me bespaard wordt. Ik wil de naam van dit weblog eer blijven aandoen: ravotten met woorden en daden (en mensen :-) ), als vuurrooie rebelse levensgenieter. Ik hoop het kapitalisme levenslang overlast te blijven bezorgen in een gevecht voor bevrijding dat ook mijn gevecht is en blijft.

Dat iets van meningsverschillen tussen mij en de IS door gaat klinken op dit weblog is niet ondenkbaar, maar wie een partijtje moddergooien van mij richting IS zoekt hier, zal zich hopelijk vergissen. Lezers die komende tijd verschil zien tussen wat ik schrijf en wat ze in publicaties van de IS lezen, hoeven hier geen verbazing over uit te komen spreken. Als IS-er ben ik hier niet langer aanspreekbaar – wel als socialist die uit dezelfde rode bron put en zij aan zij met Internationale Socialisten de strijd voort wil zetten.

woensdag 13 februari 2008

De SP: wat valt daar nog te sociaaldemocratiseren?

Het wel en wee van de Socialistische Partij gaat iedereen die links is aan, lid van de SP, sympathisant of fel tegenstander. Een sterkere èn linksere SP maakt de hele linkerzijde steviger, en komt het verzet tegen ondernemers macht en rechts beleid ten goede. Helaas zien we een SP die eerder zwakker dan sterker wordt in wezenlijke opzichten. En linkser wordt de partij ook al niet, eerder het tegendeel.

Vorig jaar was voor het eerst sinds mensenheugenis sprake van een lichte daling van het ledental van de SP. Ongetwijfeld had dit te maken met de strubbelingen binnen de partij. Zo was er het Statenlid Yilderin diemet voorkeursstemmen van andere statenleden in de Eerste Kamer kwam en daarmee de besluitvorming van de SP naast zich neerlegde. Er was het vertrek van de hoofdredacteur van partijblad De Tribune wegens een artikel over de zaak die de partijleiding in hjet verkeerde keelgat schoot. In het eerste conflict had de partij, inclusief de leiding, wel degelijk gelijk: het is de partij, via gekozen organen, die volgorde van lijsten bij verkiezingen vaststelt. In het wteede conflict lag het wat anders: je kunt niet een redacteur aantrekken en onafhankelijk functionere beloven, om bij een artikel dat je niet bevalt meteen aan het schorsen te slaan.
In beide gevallen sloeg echter de partijleiding een wat krampachtige, sluit-de-rijen-en-geen-gezeur toon aan waarmee nodeloos kwaad bloed werd gezet. Formeel is op de democratie binnen de SP veel minder aan te merken dan gevestigde kranten – De Volkskrant voorop – beweerden. Maar van een werkelijk gezonde open en ruime discussiecultuur is er toch veel te weinig sprake. Zoiets kost goodwill, leden en zetels in de peilingen.

Ernstiger is het gesteld met de linksheid. In de aanloop naar de verkiezingen van 2006 zagen we verontrustende signalen. Het nee tegen de NAVO was opeens verpakt in een wollige passage die een kritisch NAVO-lidmaatschap niet uit leek te sluiten. In 2007 zagen we de wanvertoning van Jan Marijnissen rond de zaak van de dubbele nationaliteit: ook Jan had het liever níét, en gaf daarmee Wilders nodeloos extra krediet. Het zijn maar enkele voorbeelden. Het is niet vreemd dat mensen in de linkervleugel van de SP en links buiten de SP, spreken van een toenemende matiging, het kiezen voor een middenkoers, een proces van sociaaldemocratisering.

Ik denk dat dit echter slechts gedeeltelijk klopt, en dat de kritiek de kern van het probleem nog ionderschat. Dat de SP "op weg naar het midden" is, zoals ik dat in een eerder stuk omschreef, is wel degelijk het geval. Maar 'sociaaldemocratisering' suggereert dat de SP nog steeds geen sociaaldemocratische partij is, maar hooguit bezig het te worden. Dát nu lijkt mij zeer onjuist, en veel te positief voor wat de SP al vele jaren lang voorstaat.

Eerst maar even dat woord nader bekijken. 'Sociaaldemocratisering' betekent een proces van steeds meer sociaaldemocratisch wórden. Het suggereert dat de SP nu nog steeds iets wezenlijk ánders is dan een vorm van sociaaldemocratie. Maar wat is sociaaldemocratie – zoals de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP) van tussen te wereldoorlogen, en de PvdA erna dat belichaamden, nu wezenlijk? In de kern eenvoudig dit: maatschappijverandering in linkse richting bevechten binnen en via de kanalen van de gevestigde staat. Het kapitalisme via gekozen vertegenwoordigers en bestuurders door middel van wet- en regelgeving van haar scherpste kanten ontdoen, steeds meer inperken en stapje voor stapje misschien zelfs omzetten in iets wezenlijk anders dat dan socialisme genoemd wordt.

Dát was wat Troelstra probeerde. Dat was wat Drees deed met de opbouw van sociale zekerheid, dat is waar Den Uyl mee doorging. En precies dát is waar nu de SP zich hard voor maakt: stem op ons, maak ons groot, en wij zetten uw verlangens om in beleid. Dat Marijnissen zelf expliciet zegt dat hij wil dat de SP van nu in de voetsporen treedt van de PvdA uit de tijd van Joop den Uyl, geeft aan hoezeer Marijnissen in de kern een sociaaldemocraat is. Hoe kun je sociaaldemocratiseren wat allang sociaaldemocratisch ís?

De keus voor de parlementaire weg naar wat dan socialisme genoemd wordt, dateert niet bepaalt van de verkiezingscampagne van 2006. Op de website van de SP zelfs zien we een historisch overzichtje. Daar wordt beschreven hoe in 1991 het partijcongres het 'marxisme-leninisme' loslaat. Op zich was dat geen ramp: het betrof hier in de kern maoïsme, met haar top-down-benadering, haar leiderscultus en haar naargeestige soort van discipline geen zegen voor de arbeidersbeweging; maar tegelijk laat de SP hiermee ook steeds meer het idee los dat er werkelijk een revolutie nodig is om van het kapitalisme af te komen. Tegelijk lezen we: "Het partijcongres stelt doorbraak naar het parlement als voorlopige strategische hoofdtaak." Dat betekent: verkiezingen winnen, tot iedere prijs. Het betekent dat bij elke actie die wordt gevoerd, bij elk standpunt dat wordt ingenomen, de vraag is: hoe heeft dit invloed op de grootte van onze achterban. Niet de juistheid van de standpunten, maar het electorale effect, komt in zo’n redenering centraal te staan.

Dat de partij tegelijk – juist in die jaren – zich profileert als actiepartij, is daarmee helemaal niet in strijd. Met acties vergroot de SP haar herkenbaarheid, haar wortels bij grotere groepen mensen –m en dus haar verkiezingspotentiëel. De PvdA houdt een paar maanden in de vier jaar verkiezingscampagne. De SP is vier jaar lang permanent op verkiezingscampagne. Het famueze "stem tegen, stem SP" klonk erg radicaal, en vergeleken met de PvdA was het dat ook. Maar het was een verkiezingsstrategie, het kanaliseerde de opkomende sentimenten tegen de oppermacht van de vrije markt richting de stembus.

Van een zelfstandige rol voor activisme om op zichzelf verandering te bereiken, is in de gangbare SP-aanpak geen sprake. Dat veel SP-ers het activisme een veel grotere rol zouden willen zien spelen, en er de kern van hun strategie van zouden willen maken, kan zijn. In de hoofdstroom, leiding en koers van de partij is het activisme niet meer dan een ondergeschikt deel van een strategie waarin verkiezingen winnen, parlementaire machtsvorming en hiermee invloed verwerven op het beleid absoluut centraal staan. Dat is een sociaaldemocratische strategie.

Wat de de laatste jaren zien gebeuren is dan ook geen 'sociaaldemocratisering' maar een verdere koerswijziging binnen deze allang sociaaldemocratische aanpak. Nu de partij enorm is gegroeid en op allerlei plekken vertegenwoordigers heeft, komt hety moment steeds dichterbij dat ze niet alleen volksvertegenwoordiger levert, maar ook daadwerkelijk mee gaat besturen. Op gemeentelijk niveau gebeurt dit al. Op privinciaal niveau nog niet, maar dat komt vooral omdat andere partijen de SP er met kunstgrepen en excuses uit heeft gehouden. En ook op landelijk niveau komt regeringsdeelname dichterbij – en de SP-leiding streeft daar ook naar.

Tegen die achtergrond is het niet vreemd dast radicale standpunten steeds gematigder worden verwoord, en soms ook echt in gematigde richting opschuiven. Eerst was de hoofdvraag: hoe valt ons standpunt bij de kiezers? Nu komt daar de vraag bij: hoe valt ons standpunt bij potentiële coalitiepartners? Het lijkt mij bepaald geen onzin om de mildere NAVO-paragraaf in het verkiezingsprogramma te zien als tekenen dat de SP de afstand met de PvdA in een mogelijke coalitie niet te groot wil maken. De verlokkingen van regeringsdeelname brengt de verrechtsing van de SP met zich mee.

Natuurlijk delen veel SP-ers deze visie niet. Kebin Levie, SP-activist, werpt in een artikel in Grenzeloos zowel het verwijt van sociaaldemocratisering als de kritiek dat standpunten gaan schuiven uit regeerbelustheid met felheid van zich af. Hij maakt van alle meningsverschillen – over de NAVO, over het Koningshuis, over deelname aan de kamercommissie die in het geheim toezicht moet houden op de AIVD – puur praktische, pragmatische verschillen: "ik ben er zelf nog niet uit of deelname aan die commiessie verstandig is. Belangrijk is echter dat de enige kwestie moet zijn: op welke manier kun je als grote politieke partij het beste de werkzaamheden van de inlichtingendiensten (…)? Het kan zijn dat dit binnen de commissie is, het kan zijn dat het veter is erbuiten te blijven."
Precies daar zien we hoe sociaaldemocratisch Levie zelf redeneert. Het gaat om een puur bestuurlijke pragmatische keuze bínnen het parlementaire spel. Het komt blijkbaar niet bij Levie op om te zeggen: de AIVD is een instantie die principieel antidemocratisch is, vijand van mensen in verzet, van de arbeidersbeweging, en dus van de SP – wèg ermee. Hert accepteren van het kapitalistische staatsgezag, van de staatsinstellingen, zelfs de meest kwalijke geheime vertakkingen ervan – dat tekent de sociaaldemocraat. Het hele idee dat je zelfs maar overweegt in zo’n commissie mee te doen is al een teken aan de wand.

Levie verwijst naar congresstukken van de SP waarin staat dat het gaat om "verder groeien, proberen zoveel mogelijk goede en capabele mensen aan ons te binden en ons overal voor te bereiden op het nemen van bestuurlijke verantwoordelijkheid in de toekomst, lokaal, provinciaal en nationaal." Meeregeren dus. Tegenstanders daarvan zet Levie als volgt weg: "we zitten niet in de politiek om met een wijntje tussen de boeken mooie dingen principiële dingen te bedenken, we zitten in de politiek om de wereld te veranderen!" Een flauwe dooddoener: alsof de wereld alleen veranderd kan worden via wetgeving en meebesturen!
Tegen het eind van zijn betoog nog zo’n uithaal: "laten we niet eindeloos blijven theoretiseren, maar zo concreet mogelijke praktijken ontwikkelen om die uitdagingen aan te gaan." Dat je precies bij het nadenken over welke praktijken ons wel vooruithelpen en welke niet, enig nut kunt hebben aan theoretische helderheid, verdwijnt hier keurig achter de horizon. Maar het meningsverschil tussen degenen die denken dat de staat die je kunt gebruiken om via hervormingen een apparaat voor socialistische maatschappijverandering te bereiken, en zij die vinden dat de staat een kapitalistische staat is, een apparaat om de meerderheid van de bevolking aan de onderkant eronder te houden, een staat die moet worden verslagen, is geen theoretische haarkloverij. Precies dit meningsverschil onderscheidt de revolutionaire socialist van de sociaaldemocraat. En precies in dit meningsverschil staat Levie – en de hoofdstroom van de SP – in de sociaaldemocratische traditie. En dat stemt niet vrolijk.

maandag 11 februari 2008

Kameraad Valentijn

Valentijnsplaatje van Freedom Road
Even een geheugensteuntje voor wie de commeciële hype eromheen helemaal ontgaat (geluksvogel!): komende donderdag is het 14 februari en dus Valentijnsdag. Je weet wel, die zenuwentoestand waarin miljoenen mensen zich afvragen of ze het aandurven hun geheime geliefde een kaart te sturen, of dat ze van een anonieme geheime geliefde een kaart of andere boodschap zullen krijgen. En al die kaarten en attenties moeten natuurlijk worden gemaakt en verkocht, of anderszins via advertentie te gelde worden gemaakt. Ook de liefde wordt hier misbruikt als aanleiding tot platte winstmakerij.

Zoals zo vaak met dit soort commercieel misvormde happenings is ook hier de oorsprong toch wel aardig, en lichtelijk rebels. Valentijnsdag is ingevoerd ter ere van, je raadt het al, de Heilige Valentijn. Een verhaal vertelt dat het hier een Roimein betrof die tot het Christendom bekeerd was en daarvoor ter dood werd gebracht. Vlak daarvoor wist hij een briefje aan zijn geheime geliefde te sturen: “Van je Valentijn”. Vandaar dus. Een ander verhaal schetst Valentijn als priester die een keizerlijk verbod trotseerde: keizer Claudius II vond dat soldaten niet mochten trouwen, daar werden het watjes van of zoiets. Valentijn vond liefde belangrijker dan regels en militair vertoon, en sloot stiekm soldatenhuwelijke af. Daar kwam de keizer achter en die liet Valentijn ter dood brengen. Valentijn is dus begonnen als een soort van verzetsheld. Liefde tegenover onderdrukking, zo’n iemand verdient sympathie en – hopelijk iets effectiever – navolging.

Maar navolging is iets anders dan commercieel misbruik. Het is net als met al die andere ‘feest’dagen. Moederdag: verwaarloos je moeder 364 dagen per jaar, en maak dat goed met een boeketje bloemen op een zondag in mei. Vaderdag: vervang 'moeder' door 'vader', 'boeketje bloemen' door 'stropdas', en 'mei' door 'juni', zie verder onder 'Moederdag'. Sinterklaas: kijk niet naar je kinderen om gedurende 364 dagen per jaar, en maak dat goed met een avond vol peperdure cadeaus op 5 december. Het familiefeest Kerst niet te vergeten: leef het hele jaar door keurig langs elkaar heen, en maak dat goed met een gezamenlijk diner, onder enorme stress voorbereid en in ijzige, achter plastic glimlachen verstopte, atmosfeer. Overdrijf ik? Ja. Daar heb ik nu eens zin in.


O ja, links, pardon 'links' kan er ook wat van, trouwens. Eén Mei, ook zoiets: regeer als PvdA samen met CDA of VVD, pluk je achterban kaal met bezuinigingen, en maak dat goed door als minister de Internationale te komen zingen in Huize Avondrood. Vertrap de arbeidersrechten, van Havana via Peking tot Pjongjang (ne vroeger in Moskou en waar al niet), en geeft de arbeiders in ruil daarvoor één vrije dag met optochten, parades en picnics. Zo valt alles wat goed en mooi is kapot te maken ten gunste van macht en geld – zolang als we dat toelaten.

Valt er van dity feest nog iets te redden? Ik weet het niet, maar een enkele reactie is toch wel aardig. Zo vond ik op de website van Freedom Road, een Amerikaanse linkse organisatie eens een prachtige parodie-leus vanwege Valentijnsdag. Een stukje vertaling:

"Proletariërs en Onderdrukte Volkeren, Begroet Kameraad Valentijjn’s Dag in de geest van vastbesloten revolutionair optimisme! Ontmasker, trotseer en bestrijd sinistere burgerlijke plannen om Kamerdaad Valentijn’s Dag om te vormen in een feest van koopwaren, een versterking van opgelegde heteroseksualiteit, en een viering van patriarchale normen"….

De toonzetting is klassiek Maoistisch, en dat is gezien de wortels van deze groep niet vreemd; het betreft een organisatie die is voorgekomen uit het sterke Maoïstisch-revolutionaire politieke milieu in de VS in de vroege jaren zeventig. Dat ze met zo’n leus vol zelfspot komen, laat zien dat het hier niet om platte sectariérs gaat, en ook een blik op de rest van hun website laat zien dat er door deze lieden wordt nagedacht en naar serieuze linkse strategieën wordt gezocht. Maar ik dwaal af.

Alleraardigst is ook de suggestie die Charlie Brooker doet in een column in The Guardian (gevonden via het marxistische weblog Histomat). Eerst schetst hij het leed dat Valentijnsdag vele mensen aandoet. Al die angstige geliefden: zal ik iets turen, of is dat raar? Maar als ik niks stuur, en de ander geeft me een duur cadeau? En dan de stelletjes met een uitgebluste relatie die de dag aangrijpen voor een etentje waarbij de schijn des te hoger moet worden gehouden naarmate de leegte groter is. Niet te vergeten die alleenstaanden die dat juist díé dag ingewreven krijkgen, degenen die net een relatie achter zich hebben en de pijn nog aan het verwerken zijn… Een verschrikking, kortom.

Brooker pleit dan ook voor OnValentijnsdag, op 15 februari. Een dag waarin je je ex een hatelijk berichtje kunt sturen, waarin je je geliefde voor wie je steeds minder voelt een booschap kunt laten bezorgen met teksten als 'DYING INSIDE'. Een dag ook waar restaurants gelegenheid bieden voor speciale etentjes: zonder wijn (dus smijten met drank geeft geen nare vlekken), en mét prostitue(e)s in de tpoiletten, het eten is extra gepeperd: als er dan tranen rollen kunnen mensen altijd nog denken dat het door de scherpte komt, dat voorkomt al te genante zaken…

Natuurlijk, allemaal malligheid, maar toch. Het idee dat je de liefde één dag in het jaar toewijst is inderdaad ziek, net als het idee dat daar dan nog grof geld aan 'verdiend' moet worden ook. Het is de Spektakelmaatschappij zoals Guy Debord die analyseert in optima forma. Parodie en bijtend sarcasme is wel het allerminste dat we in stelling kunnen brengen.

Maar misschien is het tijd voor de vorming van een Valentijns Brigade, een verzetsgroep die alles sloopt wat de liefde inperkt , alles doorbreekt wat de liefde tegenhoudt – en die snapt dat liefde veel meer is dan wat twee romantische verliefden voor elkaar voelen: het zit in vriendschappen, in de band tussen kameraden-in-verzet, in elke band waarin mensen om elkaar geven. En misschien is Een Mei een mooie dag om dat te lanceren. Smeedt liefde en solidariteit -feitelijk zijn het varianten van hetzelde - aaneen, breng ze tot gelding, en geen van de oude machten die ons neerhouden blijft overeind. David Rovics zong het al:

"Here’s to love and solidarity – and a kiss behind the barricade".



Da's mijn Valentijnsgroet. En daar is niets anoniems of geheims aan.

zondag 10 februari 2008

Kenia: geen 'stammenstrijd'

Meer dan duizend doden, duizenden gewonden en 304.000 mensen die dakloos zijn geworden. Dat is het resultaat van de geweldsgolf die sinds de presidentsverkiezingen Kenia teistert (Aljazeera, 5 februari) .

In veel van de berichtgeving wordt vooral de etnische factor in het bloedvergieten breed uitgemeten. Verschillende 'stammen' bestrijden elkaar omdat de president van de ene stam tegenover de oppositiekandidaat van één van de andere stam stond, zo luidt de gangbare versie van de gebeurtenissen. Het is een zwaar vertekend beeld, niet vrij van koloniaal racisme.

Het geweld in Kenia kent drie samenhangende dimensies. In de allereerste plaats is het gewoon een democratisch protest tegen de frauduleuze wijze waarmee de zittende president zijn overwinning veilig stelde. Mwai Kibaki was president geworden na verkiezingen in 2002. Toen stond hij zij aan zij met oppositiekandidaat Raila Odinga tegenover Uhuru Kenyatta die de autoritaire erfenis van de eerdere president Arap Moi voortzette. Er was weliswaar formeel een democratisch stelsel met meerdere partijen, maar de verkiezingen van 1992 en 2002 waren bepaald geen democratisch hoogstandje.

Kibawi en Oding waren in 2002 dus bondgenoten uit 2002, raakten in conflict. Kibawi probeerde via grondwetswijziging de macht van de president te vergroten. Kiezers verwierpen dit grondwetsvoorstel echter, en Odinga was één van de aanvoerders van de nee-campagne. Ook de corrputie van Kibawi’s regering sprong steeds meer in het oog. Odinga werd aanvoerder van de oppositie tegen Kibawi’s bewind dat steeds meer in diskrediet raakte (Socialist Worker, 8 januari).

Bij de verkiezingen van 27 december stonden de voormalige bondgenoten dan ook tegenover elkaar. Kibawi aan het hoofd van een corrupte en autoritaire regering, Odinga aan het hoofd van een brede oppositie. Kibawi eiste de overwinning op, maar de waanwijzingen van grootschalig verkiezingsbedrog waren wijdverspreid. Algemeen wordt aangenomen dat hij de verkiezingen had gestolen. Die diefstal was nogal klunzig gegaan trouwens, de mensen van Kibawi waren er niet aan toe gekomen de parlementsverkiezingen ook naar hun hand te zetten. Daar wonnen de bondgenoten van Odinga overtuigend.

Meteen na de verkiezingsdiefstal gingen aanhangers van de oppositie kwaad de straat op. Dat leidde tot grof geweld – van politiezijde. De gewapende macht van Kibawi schoot demonstranten neer, in forse aantallen. Met al het latere gepraat over stammenstrijd is dát het eerste dat we moeten beklemtonen: de eerste geweldsronde was staatsgeweld tegen straatprotest, dictatoriale arrogantie tegenover democratische ambitie.

Achter de woede vanuit oppositieaanhangers zaten diepe sociale redenen. Kenia is een potentiëel rijk land, maar met zeer veel arme mensen Terwijl de regering de grote bedrijven – binnenlands en multinationaal – erg terwille is met neoliberaal beleid, verpauperde grote aantallen mensen. Die verarming voedde de woede tegen de president en gaf de oppositie steun in de rug. Dat die oppositie een vergelijkbaar neoliberaal voorstond deed daar niets aan af: wie uit frustratie over de zittende machteen stem van protest wilde laten horen, kwam tamelijk onvermijdelijk bij die oppositie uit. Zo'n loepzuivere democraat en voorvechter van de armen was Odinga trouwens door de jaren heen niet. Ooit was hij hij zelfs energieminister onder de autoritaire president Moi (Mukoma Wa Ngugi, "Understanding the Kenyan Opposition", MRzine, 5 februari).

Die frustratie voedde de stembussteun voor Odinga, maar gaf ook het straatprotest een felle dynamiek. Het was vooral in de krottenwijken dat mensen aan het betogen gingen, en het was ook daar dat oproerpolitie met scherp schoot en talloze mensen om het leven bracht. Het democratische protest was tegelijk een opstand van arm tegen rijk. Alweer: dit behoeft nadruk, want het staat nogal haaks op het dominante beeld van een etnisch conflict.

Pas tegen de achtergrond van een autoritaire staat die ten gunste van een rijke toplaag over een arme bevolking heerst wordt de etnische dimensie enigszins duidelijk. Die toplaag is in hoge mate samengesteld uit leden van de Kikuyu-bevolkingsgroep. Kibaki zelf is bijvoorbeeld een Kikuyu. Inspelen op loyaliteit van Kikuyus tegenover de andere bevolkingsgroepen was en is een methode van de machthebbers om zich van steun te voorzien. De oppositie werd niet door Kikuyu’s aangevoerd; Odinga zelf was bijvoorbeeld een Luo. Inspelen op anti-Kikuyu-sentimenten was en is een methode waarmee politici vanuit de oppositie antwoorden op de regering. Haat tegen de regering werd op kwaadaardige wijze opgezet in haat tegen Kikuyus in het algemeen. Omgekeerd voorzag de regering zich van steun van Kikuyu-milities die leden van andere bevolkingsgroepen aanvielen.

Al snel sloeg een golf van brandstichting, verdrijving en moordpartijen over Kenia. Oudere conflicten tussen groepen over grond en water laaiden op. Het gevecht om meer democratie een meer sociale rechtvaardigheid ontaardde inderdaad in een etnisch conflict, wat het echter in de kern níét was.

Hierbij moeten twee dingen nog worden opgemerkt. Dat de machthebbers Kikuyu s zijn, dat veel mensen uit de heersende klasse Kikuyu’s zijn, betekent helemaal niet dat de Kikuyu’s als geheel een bevoorrechte groep vormen. De meeste Kikuyu’s zijn geen minister, geen generaal, geen topmanager, maar straatarme boer, arbeider, krottenbewoner – net als vrijwel alle leden van andere bevolkingsgroepen. Het aanjagen van geweld tegen alle Kikuyu’s kan op geen enkele manier gerechtvaardigd worden door afkeer van de machthebbers. Een oppositie die niet stelselmatig probeert leden van álle bevolkingsgroepen, Kikuyu, Luo of wat dan ook, te bunbdelen in een strijd tegen de heersende macht, van welke etnische achtergrond die machthebbers ook zijn – zo’n oppositie heeft Kenia niets beters te bieden vergeleken bij de huidige machthebbers. Dat is één.

Hoe ontluisterend de ontaarding van het verkiezingsprotest in Kenia ook is, toch past het woord 'stammenstrijd' hier absoluut niet bij. Sterker: mensen zouden eens moeten ophouden om bevolkingsgroepen als Kikuyu’s en Luo’s als 'stammen' aan te duiden. Kijk maar eens naar de grootte van zulke bevolkingsgroepen. Ik heb even op Wikipedia gekeken, en Kenia blijkt ruim 28 miljoen inwoners te hebben. Daarvan is 22 procent Kikuyo. Dat zijn er tussen de 5,6 en de 6 miljoen. Luhya, de tweede bevolkingsgroep in grootte, vormen 14 procent, Luo’s 13 procent. Allebei dus een slordige 3 miljoen mensen. Noemen we zoiets 'stammen'? Er zijn een slordige 300.000 IJslanders, en dat noemen we een volk. Waarom? Moet je blond zijn en blauwe ogen hebben om een volk te mogen vormen?

Om maar eens een andere vergelijking te maken: het oude Joegoslavië kende als deelrepubliek Slovenië, met iets onder de twee miljoen inwoners. Kroatië, een andere vroegere deelrepubliek van dat land, telt bijna 4,5 miljoen inwoners, maar een deel daarvan beschouwde zich als Serviër en niet als Kroaat. Kosovo, ook onderdeel van het vroegere Joegoslavië, telt ruim 2 miljoen inwoners. Allemaal zeer vergelijkbaar met de aantallen Kikuyu’s en Luo’s in Kenia. Waarom vormden de vechtende bevolkingsgroepen in de jaren negentig van de vorige eeuw in Joegoslavië dan volkeren, en worden de vechtende bevolkingsgroepen in Kenia stammen genoemd? Is er, behalve huidskleur, een ander wezenlijk verschil te noemen?
Het hele taalgebruik dat de bevolkingsgroepen in Kenia stammen noemt, en het gewled stammenstrijd, is een weerklank van koloniaal racisme. Linkse mensen moeten deze woorden in dit verband niet in de mond nemen, tenzij ze bereid zijn om deze woorden op álle conflicten met een etnische dimensie – dus ook als de 'stammen' uit witte mensen bestaan – toe te passen.

zaterdag 9 februari 2008

Geweld tegen vrouwen - van Afghanistan tot in Nederland

Eén van de arguenten waar voorstanders van militaire bezetting van Afghanistan ('opbouwmissie', een front in de 'Oorlog tegen Terrorisme', 'Botsing der Beschavingen', kies maar uit onder welk etiket je de koloniale oorlog waar Nederlandse militairen aan deelnemen wil plaatsen) mee schermen is, geloof het of niet, verbetering van de positie van vrouwen. En ja, onder het Taliban-bewind was de positie van vrouwen allerberoerdst. En het lijdt geen twijfel dat het nadat de Taliban en bondgenoten de laatste Westerse soldaat zullen hebben verdreven ook bepaald geen feest wordt in dit opzicht.

Maar er zijn een paar redenen om hierin bepaald géén reden voor steun aan Westerse interventie in te zien. De eerste ligt in Afghanistan zelf. Daar neemt bijvoorbeeld het aantal zelfverbrandingen van vrouwen toe. In totaal ging het in 2003 al om 300 zelfdodingen, en dat aantal groeit. En nee, die toename vindt níét voornamelijk plaats in Taliban-gebied. In Kaboel doodden 36 vrouwen zichzelf in 2006, of probeerden dat ( de cijfers zijn niet helemaal glashelder) door zich in brand te steken – tweemaal zoveel als het jaar ervoor. De meeste zelfverbrandingen vonden plaats in Herat.
Geen van beide steden liggen in Taliban-gebied, Kaboel is notabene de hoofdstad en zetel van die famueze vrouwvriendelijke democraat, president Karzai. Als dáátr vrouwen zich, door dwang tot uithuwelijking of mishandeling thuis, zo vaak tot zelfdoding gedreven voelen dan zegt dat iets over het ‘vrije’Afghanistan dat door Westerse troepen ondersteund wordt. Tussen de Taliban en de pro-Westerse vrouwenhatende krijgsheren van het Karzai-bewind valt in dit opzicht bitter weinig te kiezen.

Maar er zijn andere redenen om vrouwenbvevrijding als interventie-argument met een paar kilo’s zout te nemen. Voor de grofste vormen van vrouwenmishandeling hoeven we namelijk helemaal niet naar Afghanistan. Hier wat cijfers uit de Verenigde Staten, de grote gangmaker van de bezetting van Afghanistan. Ruim 23 procent van alle vrouwen is daar jaarlijks slachtoffer van huiselijk geweld. Naar schatting 1200 vrouwen komen hierdoor jaarlijks om het leven, zo’n 2 miljoen raken erdoor gewond, aldus schattingen van het Centre for Disease Control and Prevention (CDC). Overigens zijn ook mannen hvan dit type geweld het slachtoffer, maar in een beduidend lager percentage: 11,5 procent.

Maar we kunnen nog veel dichterbij huis kijken. Volgens een onderzoek van het weekblad Yes heeft maar liefst 67 procent van de vrouwen in Nederland wel eens seksuele intimidatie meegemaakt. Het percentage vrouwen dat aangerand is bedraagt 39, en 11 procent is zelfs verkracht. Dat betekent meer dan 800.000 slachtoffers van verkrachting, als we ervan uitgaan dat de helft van de 16 miljoen mensen in Nederland vrouw is.

Seksuele intimidatie is dan ook een grote angst van veel vrouwen. En hoe diep het seksisme in Nederland zit, blijkt uit het feit dat 13 precent van de slachtoffers zwijgt, "uit angst, schaamte of schuldgevoel." Als er ergens behoefte is aan grootschalig ingrijpen vanuit Nederland tegen vrouwenonderdrukking, dan is het wel Nederland zelf.

vrijdag 8 februari 2008

Ook béétje boerkaverbod is kwalijk en zot

Het kabinet gaat de boerka een beetje verbieden. Daar komt het kabinetsbesluit van vrijdag op neer. Minister Plasterk bereidt een wet voor om gezichtsbedekkende kleding op school te verbieden. Het kabinet gaat bij openbaarvervoersbedrijven aandringen om een verbod van gezichtsbedekking in de vervoersvoorwaarden opgenomen te krijgen. Gaan OV-bedrijven hier niet in mee, dan houdt het kabinet de mogelijkheid tot een wettelijk verbod daar achter de hand. Voor rijksambtenaren wordt de boerka sowieso verboden.

Met deze maatregelen gaat het kabinet mee met het gestook van een Wilders. Hij en aanverwante islamofobe politici hebben een algeheel boerkaverbod al in 2007 op de politieke agenda gezet. Zo’n algeheel verbod komt er weliswaar niet, vooral omdat dit volgens de regering juridisch onhaalbaar is. Maar het ontmoedigingsbeleid waartoe het kabinet besloten heeft, gaat een eind diezelfde richting op. Hoe "kwalijk en zot" een boerkaverbod trouwens is, dat heb ik eerder op dit weblog al eens uitgelegd. Tegen de huidige halfslachtige versie ervan gelden in de kern dezelfde bezwaren.

Het beleid wordt verpakt als maatregel tegen álle gezichtsbedekkende kledij. Maar hoeveel leerlingen dragen in de klas eenbivakmuts? Hoeveel passagiers van de tram dragen een valhelm met klep naar beneden? Die twee kledingsstukken worden er enkel bijgehaald om aan het zicht te onttrekken dat de boerka, en daarmee de overtuiging en achtergrond van de dragers ervan, het echte doelwit zijn.

Uit een uitspraak van minister Vogelaar wordt dit duidelijk. "De boerka roept ook angst op. Het wordt geassocieerd met radicalisme. Daar moeten we ook serieus rekening mee houden." Er wordt hier geen "open communicatie" - het argument waar Balkenende en ook minister Ter Horst mee schermt - nagestreefd. Er wordt een culturele minderheid als radicaal en (dus) gevaarlijk bestempeld, enkel omdat sommige andere mensen de boerka associëren met iets onaangenaams. Negatieve beeldvorming als motor achter repressieve wetgeving. Precies de richting waarin Wilders het politieke 'debat' drijft.

Natuurlijk gaat de stap voor de recht(s)geaarde islamofoob niet ver genoeg. Henk Kamp: "Ik kan me nog herinneren dat er in Nederland maar weinig vrouwen een hoofddoekje droegen, nu zijn het er honderdduizenden. Als straks ook veel meer vrouwen de boerka dragen lukt het je niet meer om het te verbieden." Inspelen op de angst voor de 'islamisering' dat is de grondslag van het boerkaverbod – en de regering komt daar met haar beleid een heel eind aan tegemoet.

En juist bij het feit dat de regering wel in Wilders' richting gaat, maar niet zover als Wilders zou willen, geeft weer ruimte aan hem om er nog een extra schepje bovenop te doen. Zo raakt het politieke klimaat stap voor stap verder verrechtst en vergiftigd.

maandag 4 februari 2008

Allerlei circusdieren

De Haagse politiek buigt zich dezer dagen over een Heuse Kwestie. Hou je vast, lees en beef: parlementsleden overwegen om het gebruiken van wilde dieren in circussen te verbieden. Geef toe: dit gáát ergens over, het is haast net zo belangrijk als die andere wereldschokkendheden van de laatste tijd: het al dan niet vertonen van een oude pornofilm, de vraag wat Joran van der Sloot op dat strand heeft uitgespookt, en niet te vergeten de zeventigste verjaardag van Bea. Dit waren trouwens, in die volgorde, de onderwerpen van het NOS-journaal afgelopen donderdag, 31 januari. Daarna was er nog ruimte voor details zoals het bloedvergieten in Kenia. First things first, nietwaar?

Maar goed, het voorgestelde verbod op wilde dieren in het circus, daar zou ik het over hebben. Natuurlijk is niet iedereen het daarmee eens, en sommige reacties zijn werkelijk prachtig. Ik citeer CDA-kamerlid Henk Jan Ormel: "Wat is een wild dier? Keizer Haile Selassie bijvoorbeeld hield leeuwen en voerde ze." Haile Selassie was keizer van Ethiopië, één van de laatste absolute monarchieën op feodale basis. Hij was de baas in een land waar een piepkleine groep grootgrondbezitters de massa van straatarme boeren uitperste.

Ik twijfel er niet aan dat de keizer zijn leeuwen voerde. Maar het Ethiopische volk liet hij verrekken van de honger terwijl hij en zijn kliek in weelde baadden. Bij een hongersnood in 1972-1973, in de nadagen van zijn bewind, kwamen 200.000 mensen om het leven. Dit was niet goed voor het imago van de keizer, die enkele jaren later in een revolutie zijn macht verloor, en in een gevangenis onder het militaire bewind dat uit de revolutie volgde ook nog eens zijn leven. Het beroep dat Ormel doet op de voorbeeldfunctie van de heer Selassie boezemt mij niet zeer veel vertrouwen in.

Ik ben dan ook – al was het maar om Ormels keizerlijk-feodale fantasieën te dwarsbomen – sterk voorstander van het verbannen van wilde dieren uit het circus. Maar ik pleit hierin voor consistentie: dan ook álle wilde dieren, uit álle circussen. Dus ook de roofdieren Wilders en Verdonk – en als we toch bezig zijn, ook keizerfan Ormel zelf - wèg uit het circus dat bekend staat als Tweede Kamer der Staten-Generaal.

vrijdag 1 februari 2008

Bob Dylan's 'John Wesley Harding' veertig jaar jong

Het jaar 2008 is een belangrijk herdenkingsjaar voor linkse mensen – en voor mensen wiens wereld we op zijn kop gaan zetten, of ze dat nu leuk vinden of niet. Negentig jaar geleden: het revolutiejaar 1918, toen stakende en muitende arbeiders en soldaten in Duitsland de keizer verjoegen. Hij vluchtte, en kreeg asiel in een kasteel in Doorn, Nederland dus. Voor zulk soort lui is altijd wèl opvang.

En 160 jaar geleden: het revolutiejaar 1848, het jaar van barricaden in Parijs en van het uitkomen van het Communistisch Manifest. Zelfs in Nederland was de schrik zo groot dat de koning snel hervormingen tolereerde waarmee ook hier een vleugje parlement en inperking op de macht van de Willemafia van Oranje werd toegelaten.

En dan is er natuurlijk het revolutiejaar 1968. Studenten en arbeiders die de Stalinistische dictatuur steeds openlijker trotseerden in wat de geschiedenisboeken inging als de Praagse Lente. Mexico City, stad waar destijds de Olympische Spelen gehouden werden, toen studenten protesteerden tegen de dictatuur en door soldaten onder vuur genomen werden, met honderden doden als gevolg. En natuurlijk de mei- en junidagen in Frankrijk, waar een felle studentenopstand uitgroeide tot een revolte van meer dan negen miljoen arbeiders die met stakingen en bedrijfsbezettingen de autoritaire regering van president De Gaulle aan het wankelen brachten.

Over dat revolutiehaar heeft het weblog van de Internationale Socialisten trouwens een mooie serie geopend. Het Tet-offensief van het Vietnamese verzet is daar al langsgekomen, het concert van Johnny Cash on de San Quentin-gevangenis en de houding van boxer Muhammad Ali zijn de revue al gepasseerd, er er komt ongetwijfeld veel meer. Overigens heb ik zelf mijn inzet voor dat weblog wegens gezondheidsredenen stopgezet, in ieder geval tijdelijk. Maar dat is weer een ander verhaal.

Maar dat is allemaal aanloop voor mijn eigen bijdrage aan het terugkijken op 1968. Ik ga gewoon één van mijn stokpaardjes berijden en het over Bob Dylan hebben. Meer precies: over zijn opmerkelijke album dat in opmerkelijke furore maakte: John Wesley Harding. Overigens is de officiële verschijningsdatum nog nèt 1967, om precies te zijn 27 december. Maar het was in 1968 dat het werkstuk volop in de schijnwerpers kwam te staan. Vandaar dat ik de dichterlijke vrijheid neem om een artikel erover te presenteren als deel van een 1968-terugblik. Gewoon, omdat ik dat lé;úk vind. Problemen ermee, iemand?
Maar wat maakt het album zo opmerkelijk, en relevant bovendien? Wat kunnen juist ook linkse mensen als ik er in een tijd als nu uit halen, voor zichzelf en voor elkaar? Muzikaal gezien lijkt de collectie songs niet bepaald zeer vernieuwend. We horen een heel bescheiden enseble, vooral akoestische gitaar, met een basgitaar, soms slagwerk en af en toe een piano. Wèg zijn de steeds wildere rockgeluiden van de voorgaande drie albums en vooral van zijn spectaculaire concertreeks in 1965-1966.
Een terugkeer naar de folkstijl, met wat meer country-invloed dan voorheen, dat is de sfeer. Tamelijk traditionele muziek, hele traditioneel uitgevoerd ook. De grote inspiratiebron Woody Guthry, het jaar daarvoor trouwens overleden – Dylan speelde twee van zijn songs op een herdenkingsconcert – was kennelijk sterk in Dylans gedachten toen hij het album maakte. We horen soortgelijke ballades over emograntenleed en outlaws als waar Guthrie zo in uitblonk. Guthrie’s Deportee is omgezet in Dylans I Pity the Poor immigrant.

Zo lijkt het althans. Want zijn Dylans liederen op John Wesley Harding werkelijk zo soortgelijk en zo folksy als op het eerste gezicht lijkt? Met name een blik op de teksten geeft aan dat er veel meer aan de hand is. Waar in zijn eerdere muziek van Dylan het surrealisme en de chaos al hoogtij vierden, daar is nu de verwarring compleet. Vrijwel niets is wat het op het eerste gezicht lijkt. Waar de muziek dus een trendbreuk laat zien – na jaren steeds wildere geluiden nu soberheid troef – daar zien we tekstueel dat de wildheid – ingebed in muzikaal rustige sferen, en bedrieglijk sober geformuleerd – nieuwe hoogtepunten bereikt.

Zoals bij eerdere albums is ook de wereld van dit album bevolkt door historische, mythische en religieuze figuren van de meest uiteenlopende aard. Dit is iets waaar Dylan trouwens een meester in is. Het album Bringing it all back home werd bemenst door onder meer Columbus, Jesse James, Aladdin met zijn lamp, en niet te vergeten de President van de Verenigde Staten die – zoals Dylan ons in It’s All Right Ma (I’m Only Bleeding) fijngevoelig vertelt – ook wel eens in zijn nakie moet staan. In het album er na, Highway 61 Revisited, komt Dylan echt op dreef op dit gebied. Napoleon (in lompen), Jack the Ripper, F.Scott Fitzgerald, Beethoven, blueszangeres Ma Rainey, God in een pittig gesprek met Abraham – het is maar een greep.

Alleen al in het meesterlijke Desolation Row op dat album registreer ik de volgende personages: Romeo, Bette Davis, de Hunchback of Notre Dame, de barmhartige Samaritaan, Einstein – bekend als bespeler van de elektrische viool, zoals Dylan ons behulpzaam helpt herinneren – dichters Ezra Pound en T.S. Elliot, sprookjesfiguur Cinderella, Kain en Abel, Shakespere-personage Ophelia, het Spook van de Opera, Casanova, de Griekse god Neptunus ( op de Titanic, trouwens), … voorwaar, ruimschoots genoeg voor een regenachtige middag op Wikipedia, om al die verwijzingen eens uit te vlooien. Niet dat je daarmee het lkied werkelijk ontrafelt, maar dat is een ander verhaal.

Op het daaropvolgende album, Blonde on Blonde, is Dylan wat minder overdadig, misschien omdat liefdesliedjes de overhand kregen op de surrealistische balladen van de albums ervoor. Toch komen we Shakespeare tegen, de Bijbelse Koning van Tyrus, Achilles uit de Griekse mythologie… Maar verder zijn de personages symbolischer geworden, zonder eigennaam: de rechter die op stelten loopt, de senator die kaartjes verkoopt voor t huwelijk van zoonlief, een dronken politicus, een schuldige begrafenisondernemer. Schuldig waarom? Schuldig waaraan? Je komt er niet achter.

Wie trouwens denkt dat de Dylan in deze periode, in tegenstelling tot eerder, apolitieke teksten schreef, moet nog meer eens goed op deze personages letten. Gezagsdragers, van welk tyope dan ook – rechters, politici – zijn onveranderlijk dronken, corrupt, grotesk of op het kritieke moment in slaap gevallen. Op enig respect voor welke gezagsdrager zal Dylan ook in deze periode niet worden betrapt. De decadente arrogantie van de macht is hier net zo vanzelfsprekend als Dylans diepe afschuw ervan. Tegelijk wijst hij de machthebbers ook zeer beslist een hoogst bescheiden plekje toe: het zijn figuranten, om niet te zeggen decorstukken.

Het echte leven gaat om individuele menselijke relaties, met hun complexiteit, dubbelzinnigheid en raadselachtigheid. Het gangbare politieke bedrijf is weerzinwekkend, vaak hinderlijk maar in de kern irrelevant, zo is de strekking klaarblijkelijk. Veel hoop dat het de moeite loont om aan die politiek van machtsmisbruik en corruptie iets te doen heeft Dylan hier klaarblijkelijk – en helaas – niet Oplossingen evenmin. Maar Dylan is songschrijver en zanger, geen politiek theoreticus, en van politieke pamflettenschrijverij op rijm heeft hij nooit veel moeten hebben. Maar wat je ook van die opvatting kunt denken, een apolitieke opvatting is het zeer zeker niet.

Ook John Wesley Harding kent dus de nodige personages. Hun rol is raadselachtiger dan ooit, ze zijn vaak onherkenbaar veranderd. Maar het zijn niet meer- zoals in de songs op Blonde on Blonde – geen figuranten meer. Ze krijgen iopeens serieuze rollen, soms hoofdrollen toebedeeld. Het is tijd om het eens over een enkel nummer van het album te hebben: het titelnummer.

En ja, in John Wesley Harding is het meteen goed raak. Hoofdrolspeler hier is de mythische Wild-West-bandiet van deze naam, al heeft Dylan de man van een g achter de Hardin voorzien. Het is het outlawverhaal van een Robin-Hood-figuur die het voor de armen opneemt en keer op keer aan de armen van de wet weet te ontstappen. Standaard Guthrie. – totdat je de tekst beter bekijkt. Een "friend of the poor" die "travelled with a gun in every hand" kan nog net, alhoewel zo’macho-pose niet bij een Robin Hood past. Maar wat dei outlow precies uitspookt blijft in het hele lied buiengewoon vaag. Een vreemd incident in Chaynee County – bedrieglijk irrelevante concreetheid opeens! - in het tweede couplet, waarin "soon the situation was all but straightened out" verheldert niet veel. Welke 'situation"? Van het slotcouplet worden we niet veel wijzer. "No charge against him could they prove", krijgen we te horen. Wat voor aanklachten? En wil dat ook zeggen dat de aanklachten niet klopten? Dylan laat ons in het ongewisse, iets dat soms zijn hoogste levensdoel schijnt te zijn.

Een hint geven de slotregels van elk van de drie coupletten. "He was never known to hurt an honest man", luidt de eerste. "For he was always known to lend a helping hand" de tweede. En de slotzin: "He was never known to make a foolish move." Hier staat dus níét dat de outlaw nooit een eerlijk man kwaad deed, nooit iets doms deed en altijd de helpende hand bood. Er staat alleen dat men dat dácht of meende ter wéten. Het lied beschrijft niet wat John Wesley werkelijk wel of niet gedaan heeft, voor de armen en in strijd met het gezag. Het lied beschrijft – met onderhuidse en vernietigende ironie - enkel de reputatie van John Wesley Harding. De outlaw zelf is spoorloos in wat haast een postmoderne verdwijntruc lijkt.

Toch is ook dat weer niet het einde van het liedje. De mythe van de outlaw als rebelse volksheld – een negentiende-eeuwse Che Guevara – stelt Dylan tegen een streng moralistisch daglicht. Maar de criteria waaraan de mythische held wordt beoordeeld zijn kraakhelder: opkomen voor de armen, eerlijke mensen geen haar krenken, mensen in nood helpen, en het gezag trotseren. Aan die criteria zelf twijfelt de zanger hier niet.
John Wesley Harding is geen kritiekloze verheerlijking van rebelse wetteloosheid. Maar het is ook geen simplistische afwijzing ervan. Opstandigheid is uitstekend, maar dan wel eerlijk en zorgvuldig en met een zorgzaam hart, dát haal ik eruit. "To live outside the law you must be honest", zong Dylan al in 1966 in Absolutely Sweet Mary. Een pleidooi voor eerlijkheid doet Dylan hier, een eerlijkheid en integriteit die juist opstandigen in acht horen te nemen. Dat kunnen teveel linkse mensen ook vandaag nog in hun zak steken.

(Misschien binnenkort meer over dit prachtige album. Als ik zin heb, en anders niet. Maar ik ga dit maar eens snel online zetten).
(update 2 feb. : titel was natuurlijk verkeerd, 1968 is 40 jaar geleden, niet 30. Ik moet duidelijk nog ff bij de les komen, maar dat doe ik lekker rustig aan :-P )