Een vuistslag in je gezicht van je vijanden is akelig. Een trap in de rug van je bondgenoten - of wie je daarvoor aanzag - is erger. De dag van vandaag geeft daarvan drie, waarlijk stuitende, voorbeelden.
Een trap in de rug kreeg het kamerlid Khadija Arib. Zij is lid van een advies groep die een rol speelt bij de vorming van een Hoge Raad in Marokko. Ze zet zich op die manier in voor democratisering in Marokko. Maar Geert Wilders viel haar hevig aan en vond dat ze met zo'n functie geen Kamerlid kon zijn. "Alsof ik de spion ben van de Marokkaanse koning" , zo reageerde Arib in de NRC van 3 maart verontwaardigd op de kritiek. Ze hield na een fel kamerdebat de rug recht en bezweek niet voor de verbale vuistlag van Wilders.
Maar nu geven diverse kopstukken uit de Marokkaanse gemeenschap Wilders steun, zo blijkt uit de NRC van 31 maart. Bijvoorbeeld Mustapha Mejjati, die voorzitter is van Amome (een internationale organisatie van marokkanen), afdeling Nederland, en SP-stemmer. Hij zegt: "Ik ben het nooit met Wilders eens, maar wat dit betreft heeft hij een punt." En Mohamed Majoubi, gemeenteraadslid in Amsterdam voor GroenLinks. "Ik wil Wilders niet de munitie aanreiken om iemand in de Kamer af te slachten, maar rationeel gezien heeft hij gelijk." En Mohamed Dahmani, vakbondsconsulent bij FNV-bondgenoten en PvdA-lid: "Deze twee werkzaamheden zijn niet te combineren." Maar waarom toch niet?!
Mejjatti gaat zelfs verder en legt de schuld voor verwijdering tussen Marokkaanse en andere bewoners van Nederland mede bij Arib. "Nu is het vertrouwen van Nederlanders in Marokkanen helemaal weg." Wat een mentaliteit: Marokkanen moeten het vertrouwen van Nederlanders (de niet-Marokkaanse; blijkbaar zijn de Marokkanen in deze gedachtengang al van het Nederlanderschap beroofd) kennelijk verdienen door op te zitten, braaf te zijn en pootjes te geven zodra de eerste de beste racistische volksmenner daar op hoge toon om vraagt. Wat een weerzinwekkende toestand. En dat stemt dan SP...
Een trap in de rug kreeg het COC, dat morgen in Amsterdam een manifestatie houdt in Amsterdam omdat het zes jaar geleden is dat het huwelijk opengesteld is voor stellen van hetzelfde geslacht. het COC biedt dan een manifest aan over zogeheten 'weigerambtenaren': ambtenaren die uit gewetensbezwaar tegen zo'n 'homohuwelijk' zulke stellen niet willen trouwen en zich voor de gelegenheid laten vervangen maar voor hun gewetensbezwaar van het nieuwe kabinet de ruimte krijgen. In twintig procent van alle gemeenten werken zulke 'weigerambtenaren', aldus onderzoek van het COC.
Maar een drietal Christelijke homo-groepen maken bezwaar tegen de COC-kritiek op het verschijnsel 'weigerambtenaar. Dat staat op 31 maart in De Volkskrant te lezen. Het gaat om de Vereniging Christelijke Homo's en Lesbiennes, ContrariO en RefoAnders. Initiatiefnemer van het gezamenlijke tegengeluid, Johan Quist: "De manier waarop het COC de afgelopen tijd voor homorechten is opgekomen is niet de juiste manier. De afstand wordt alleen maar vergroot." Hij noemt de houding van het COC zelfs discriminatie: "Juist van de homobeweging mag men verwachten hoe het is om gediscrimineerd te worden. Dat moeten ze anderen niet aan willen doen."
Het is een klassieke rechtse gedachtenkronkel: pogingen om een eind aan discriminatie te maken wordt zelf als discriminatie afgeschilderd, degene die het recht op discrimineren opeens wordt ontzegt krijgt de rol van slachtoffer. En nee, 'weigerambtenaren' kunnen een homohuwelijk niet blokkeren, dat moest er nog bijkomen! Ze worden in zo'n geval vervangen door ambtenaren die hun werk wèl naar behoren willen doen.
Maakt dat de weigering - en de ruimte die ze ervoor krijgen - minder discriminerend van strekking? Ik ben het eens met COC-directeur Frank van Dalen als hij zegt: "We ontzeggen niemand het recht gewetensbezwaarlijk te zijn, maar draag de last zelf en wentel deze niet af op de maatschapij. Als je de wet niet kan uitvoeren, dan moet je een andere taakstelling zoeken."
Kennelijk wordt Quist, net als anderen die zowel homo of lesbo als Christen zijn, twee kanten op, getrokken door een dubbele loyaliteit. een geloof dat afwijzing van homoseksualiteit op zijn minst de ruimte wil geven, en een erkenning van de rechten homo's en lesbo's botsen met elkaar. Zo blijkt dat je voor een dubbele loyaliteit geen twee paspoorten nodig hebt. Zo wordt ook zichtbaar dat inzet voor homo-bevrijding wringt in een politiek waarbinnen gezin, gezag en God Zelve de boventoon blijven voerenmaar het beste ingebed kan zijn in een politiek waarin emancipatie op alle fronten centraal staat. Hoe welkom het bestaan van specifiek Christelijke homo-groepen ook is. Maar dit terzijde.
De meest schokkende trap in de rug krijgt vandaag echter staatssecretaris Albayrak, alle mensen met meer dan één paspoort en al degenen die van de Wilders-hetze tegen deze mensen verstoken te blijven. De trap komt van niemand minder dan SP-aanvoerder Marijnissen. Ook hij ziet liever dat Albayrak haar Turkse paspoort opgeeft, zo lezen we in op website van de Telegraag in passages uit een interview dat die krant met hem op op 31 maart publiceerde. "Ik zou het een dikke extra plus vinden als ze dat zou doen. Om de beeldvorming. Een bewindspersoon heeft ook een voorbeeldfunctie." Voorbeeld waarin, mijnheer Marijnissen? In het zwichten voor kwaadaardig gestook en verdachtmakingen vanuit het kamp van Wilders?
Ja, in het interview zelf - op het weblog van Jan Marijnissen gepubliceerd - neemt Marijnissen afs5tand van Wilders. Hij vindt over de paspoortkeuze: "mensen mogen zelf kiezen. De loyaliteitsdiscussie staat hier los van." Maar ook zegt hij: "Als mensen hier binnenkomen zullen we ook zeggen: "wij hebben een voorkeur dat u gewoon Nederlander wordt, zich aanpast, de taal leert en zoveel mogelijk probeert te participeren."Ook bij hem is het "gewoon Nederlander worden" verbonden aan het op gelijke voet deelnemen aan de maatschappij, ook hier smokkelt hij stukjes loyaliteitsvraag binnen in een verhaal over nationaliteit en deelname aan de maatschappij.
Hoe kwalijk de opstelling van Marijnissen is bleek nog dezelfde dag. Wilders was er als de kippen bij om opnieuw te eisen dat Albayrak van haar Turkse paspoort afstand doet. Wilders verwijst in de Kamervragen die hij er meteen over stelde naar een "groeiend draagvlak" voor die eis en voert de uitspraak van Marijnissen daarvoor aan ter ondersteuning. We mogen hopen dat het hier om een geweldige tactische blunder van Marijnissen gaat, waarmee hij Wilders in de kaart speelt. Maar Marijnissen is niet naïef in dit soort dingen, het lijkt me eerder een poging om de afstand tussen SP-politiek en dat deel van zijn kiezers dat rond de zaak van dubbele paspoorten een eind met Wilders meegaat, zo klein mogelijk te houden. Anders gezegd: een poging om kiezers de kant van de SP op te krijgen en te houden.
Maar met concessies aan de standpunten van Wilders - en daarvan is hier sprake - bouwen we geen effectief antwoord op het steeds gevaarlijker wordende verschijnsel waarvan Wilders aanvoerder en koploper is. Voor zo'n antwoord is een principieel 'nee' tegen de héle hetze-politiek en de nationalistische fundamenten ervan onmisbaar. Dat we voor zo'n nee bij Jan Marijnissen niet terecht kunnen, is een schop in de rug van elke serieuze antiracist, democraat en socialist.
zaterdag 31 maart 2007
vrijdag 30 maart 2007
Her en der wat zaken
Nieuw referendum gevraagd
1 juni 2005 was een prachtige dag. Toen stemden we in forse meerderheid de EU-grondwet de prullenbak in. Dat verdiende die grondwet ruimschoots; het was een document waarin het vrijemarkt-beginsel als het ware in de statuten van Europa werd vastgelegd, waarin militarisme en het bondgenootschap met de Verenigde Staten werd beklonken, om maar eens iets te noemen.
Maar nu willen de Euro-leiders het opnieuw proberen. En daar mogen ze niet mee weg te komen zonder dat ze ons als kiezers weer ontmoeten. Dat vindt het Samenwerkingsverband Een Ander Europa. In dat initiatief werken onder meer samen het Comite Grondwet Nee, de andersglobalistische groepering ATTAC en de het collectief Eurodusnie.
Het samenwerkingsverband schrijft (niet schrikken van het Euro-house-deuntje trouwens): "Nu werken de lidstaten van de Europese Unie aan een 'oplossing' voor het Nederlandse en Franse NEE tegen de Europese grondwet. Wat daar uit zal komen is nog onzeker, maar waarschijnlijk wordt het een nieuw EU-verdrag." En op deze woorden volgt een oproep om de volgende eis te ondersteunen: "Wij verzoeken de Tweede Kamer over dit nieuwe verdrag opnieuw een referendum te organiseren, zodat wij als kiezers ons erover uit kunnen spreken. Wij willen referendum." Ik ben het daarmee eens. Tekenen doe je op de website .
Mooi weblog
Jelle Schuurman heeft onlangs een mooi nieuw weblog het leven doen zien. Daarom geeft hij, in vastberaden en heldere woorden, zijn ervaringen en meningen, vooral over de strijd tegen fascisme waar hij ook zelf bij betrokken is. Zo verhaalt hij levendig van een demonstratie in Doetinchem op 21 maart, Internationale Dag tegen Racisme. Een bezoekje meer dan waard, en het ziet er mooi uit ook. Je vindt het op www.jelleschuurman.nl
Nogmaals Lucebert
Onlangs berichtte ik op over mijn bezoek aan de Lucebert-tentoonstelling die in het gemeentemuseum Schiedam wordt gehouden. Mijn artikel daarover in De Socialist is inmiddels verschenen, maar staat nog niet online. Natuurlijk kun je sowieso beter de papieren versie van De Socialist aanschaffen. Niet alleen leest papieren tekst makkelijker voor de meeste mensen, niet alleen krijg je er dan ook mooie plaatjes bij (zonder dat je moet hannesen met dat vervelende PDF...), niet alleen kun je de krant dan ook lezen als je eens niet achter een PC zit - je steunt er De Socialist, en de organisatie die het maakt, ook mee. Het gerucht gaat dat die steun zeer welkom is, en ik zou als lid van die organisatie wel de allerlaatste zijn om dat gerucht tegen te willen spreken...
1 juni 2005 was een prachtige dag. Toen stemden we in forse meerderheid de EU-grondwet de prullenbak in. Dat verdiende die grondwet ruimschoots; het was een document waarin het vrijemarkt-beginsel als het ware in de statuten van Europa werd vastgelegd, waarin militarisme en het bondgenootschap met de Verenigde Staten werd beklonken, om maar eens iets te noemen.
Maar nu willen de Euro-leiders het opnieuw proberen. En daar mogen ze niet mee weg te komen zonder dat ze ons als kiezers weer ontmoeten. Dat vindt het Samenwerkingsverband Een Ander Europa. In dat initiatief werken onder meer samen het Comite Grondwet Nee, de andersglobalistische groepering ATTAC en de het collectief Eurodusnie.
Het samenwerkingsverband schrijft (niet schrikken van het Euro-house-deuntje trouwens): "Nu werken de lidstaten van de Europese Unie aan een 'oplossing' voor het Nederlandse en Franse NEE tegen de Europese grondwet. Wat daar uit zal komen is nog onzeker, maar waarschijnlijk wordt het een nieuw EU-verdrag." En op deze woorden volgt een oproep om de volgende eis te ondersteunen: "Wij verzoeken de Tweede Kamer over dit nieuwe verdrag opnieuw een referendum te organiseren, zodat wij als kiezers ons erover uit kunnen spreken. Wij willen referendum." Ik ben het daarmee eens. Tekenen doe je op de website .
Mooi weblog
Jelle Schuurman heeft onlangs een mooi nieuw weblog het leven doen zien. Daarom geeft hij, in vastberaden en heldere woorden, zijn ervaringen en meningen, vooral over de strijd tegen fascisme waar hij ook zelf bij betrokken is. Zo verhaalt hij levendig van een demonstratie in Doetinchem op 21 maart, Internationale Dag tegen Racisme. Een bezoekje meer dan waard, en het ziet er mooi uit ook. Je vindt het op www.jelleschuurman.nl
Mooie website
Max van Lingen heeft al veel langer een website die ik onlangs echter pas voor het eerst ontdekte. Het is een sobere, maar juist daardoor juist wel prettig ogende, website. je vindt er een handvol gedichten van zijn hand, en een handvol beknopte. helder geschreven artikelen. Het meest recente stuk gaat over de oorlog die de VS tegen Iran dreigt te beginnen. Kern van zijn conclusie: "Islamitisch of niet, elk land dat zich tegen het imperialisme verzet, verdient steun. In dit geval kan het echter alleen om zeer kritische steun gaan." De website is te vinden op www.marxisme.tk .
Nogmaals Lucebert
Onlangs berichtte ik op over mijn bezoek aan de Lucebert-tentoonstelling die in het gemeentemuseum Schiedam wordt gehouden. Mijn artikel daarover in De Socialist is inmiddels verschenen, maar staat nog niet online. Natuurlijk kun je sowieso beter de papieren versie van De Socialist aanschaffen. Niet alleen leest papieren tekst makkelijker voor de meeste mensen, niet alleen krijg je er dan ook mooie plaatjes bij (zonder dat je moet hannesen met dat vervelende PDF...), niet alleen kun je de krant dan ook lezen als je eens niet achter een PC zit - je steunt er De Socialist, en de organisatie die het maakt, ook mee. Het gerucht gaat dat die steun zeer welkom is, en ik zou als lid van die organisatie wel de allerlaatste zijn om dat gerucht tegen te willen spreken...
donderdag 29 maart 2007
Hoe je een fascist herkent (deel 3)
Racisme, vooral in islamofobe vorm, is het handelsmerk van Geert Wilders en zijn PVV. Maar racisme vormt niet de kern van het ideologie die zij hanteren. De ruggengraat van de opvattingen van Wilders wordt gevormd door een fel nationalisme waar het racisme een onderdeel van vormt - maar niet meer dan dat. Die verwevenheid van racisme met een agressief nationalisme geeft aan de opvattingen van Wilders een extra gevaarlijke dimensie - een dimensie waarmee hij zich verwant betoont aan fascistische stromingen en personen elders.
Wilders' nationalisme druipt van zijn teksten af, en ook van de titels ervan. Een document over zijn economisch beleid heet "Plan voor een nieuwe Gouden Eeuw" - een verwijzing naar die hoogtijdagen van Hollands Huiveringwekkende Glorie. En het het stuk waarin hij in 2005 zijn opvattingen presenteerde heet veelbetekenend een "Onafhankelijkheidsverklaring" - een onafhankelijkheidsverklaring van Wilders jegens wat hij de "de elite" noemt, maar ook een verwijzing naar de noodzaak dat Nederland als zodanig zoiets nodig heeft. Sleutelzinnetje daaruit: "Ik houd van Nederland, maar steeds minder van het Nederland zoals het nu is." De toon van slotpassages uit het stuk spreekt boekdelen. "Zonder excuses en voorbehoud kies ik voor een vrij en welvarend en onafhankelijk Nederland. Onze gezinnen, onze geschiedenis en onze toekomst verdienen dat. Ooit veranderden onze voorouders een moerasdelta in een oase van tolerantie en economisch succes., met een vlag die over de hele wereld synoniem is met vrijheid. Die vlag verdient het in vrijheid te blijven wapperen."
Met die vrijheid van Wilders' partij is trouwens ook iets merkwaardigs aan de hand. Hij geeft een opsomming. "De vrijheid dat je moeder 's avonds veilig over straat kan, de vrijheid dat je van je salaris genoeg overhoudt om aan je eigen gezin uit te kunnen geven, de vrijheid die je hebt omdat je oude dag is veiliggesteld, de vrijheid is omdat ons bedrijfsleven weer floreert, de vrijheid die je hebt omdat onze regering ons beschermt tegen terrorisme, de vrijheid van een baan en van een goed bestaan, de vrijheid om als land onze eigen beslissingen te nemen."
Het klinkt onschuldig maar is het niet. Dat "ons bedrijfsleven" - zijn die fabrieken en kantoren van ons allemaal trouwens? - bij Wilders tot bloei gebracht moet worden door maatregelen die "een baan en een goed bestaan" in gevaar brengen en het salaris van velen ook zonder hoge belasting te laag zal maken om van rond te komen - het is een onderwerp voor een andere keer. Dat de wijze waarop Wilders veiligheid tegen criminaliteit en terrorisme wil bereiken, de vrijheid verregaand ondermijnen - ook dat is waar, maar ook dat laat ik nu even rusten.
Ik wijs er wel op dat klassieke vrijheidsrechten in Wilders' opsomming ontbreken. Waar is de vrijheid om in alle rust je geloof te kunnen belijden en beleven, juist ook als je dat in een moskee wilt doen? Waar is de vrijheid om je te kleden zoals je dat wilt, om je eigen redenen - ook als je een hoofddoek prefereert boven een oud-Hollandse ijsmuts? Vrijheid bij Wilders is niet de vrijheid van personen om hun eigen leven te leiden naar eigen inzicht. Wilders heeft zijn herkomst in een partij waarin liberale waarden soms nog enigszins worden verdedigd - zolang ze niet met het maken van winst botsen. Wilders heeft de restanten liberalisme die je bij de VVD nog wel eens tegenkomt op dit punt losgelaten.
Maar de sleutel zit in het slotzinnetje van de aangehaalde passage: "de vrijheid om als land onze eigen beslissingen te nemen." Niet zozeer de vrijheid van individuen, maar de vrijheid van het hele land als totaliteit - dàt is waar Wilders voor staat. Nederland als eenheid tegen bedreigingen van buitenaf - dat is de grote ideologische drijfveer van Wilders. Loyaliteit aan dit Nederland, aan de natie, is bij Wilders blijkbaar de hoogst mogelijke loyaliteit - hoger dan de loyaliteit die aan bijvoorbeeld individuele vrijheden en democratische rechten.
Nationalisme is bij Wilders geen bijkomend bestanddeel, zoals het dat - helaas - bij heel veel andere partijen is. Nationalisme is hoofdbestanddeel, het is de ruggengraat van Wilders' wereldbeeld. Hij gaat hierin wezenlijk verder dan zelfs rechtse partijen als CDA en VVD. In combinatie met het racisme waarin Wilders grossiert brengt hem vrij dicht in de buurt van mensen als Filip de Winter en Jean-Marie Le Pen - mensen die wel degelijk een fascistisch verschijnsel vertegenwoordigen.
Hoe werkt dat nationalisme uit bij Wilders? Nederland - die mythische eenheid met haar grootse sprookjesverleden - moet zich vrijwaren van kwalijke vreemde invloeden. Vandaar bijvoorbeeld Wilders' houding jegens Europa die een "uitverkoop van Nederlandse belangen en de eigen Nederlandse identiteit" inhoudt.
Nu wordt de plek die Islamofoob racisme in zijn politiek inneemt ook duidelijker. Wilders wil een "Nederland dat zich eigen identiteit handhaaft en dar trots op is, zich niet laat overnemen of aanpast aan wezensvreemde culturen..." Daarin stoelt zijn afwijzing van de Islam - en dat maakt Moslims feitelijk tot mensen wiens loyaliteit aan dat heilige Nederland bij voorbaat dubieus is. Het hooghouden van wat hij als 'nationale identiteit' ziet, leidt tot het verdacht maken van degenen wiens 'identiteit' daarmee in strijd is. Moslims zijn in Wilders' ogen dan ook niet zozeer profiteurs (zoals in gangbaarhet onderbuikracisme), maar volksvijanden, potentiële landverraders.
Hierin zien we een buitengewoon griezelige parallel met het favoriete racisme van de jaren dertig: het antisemitisme. Ook daar zagen we het waanidee van een alomtegenwoordig gevaar dat op sinistere wijze overal invloed probeerde te verwerven. Wat destijds aangeduid werd als 'joods-bolsjewistisch complot' met als doel de wereld te overheersen, dat duikt vandaag de dag weer op als 'tsunami van islamisering'. En net zoals destijds joodse bewoners van landen als Nederland, Frankrijk en Duitsland te maken hadden met de verdachtmaking dat ze geen 'echte', loyale Nederlanders, Fransen of Duitsers konden zijn, zo zijn Moslims op soortgelijke wijze bij voorbaat al geen loyale Nederlanders, wat Wilders betreft.
Vandaar dat Moslims te maken krijgen met extra loyaliteitstoetsen. Precies dáár is sprake van in de hele hetze rond de mensen met dubbele paspoorten. Twee paspoorten, twee loyaliteiten, nietwaar? Die redenering is op zichzelf erg idioot. Ik heb een Nederlands paspoort, simpelweg omdat ik een reisdocument wil hebben maar vooral omdat mijn vijand de Nederlandse staat een identificatieplicht heeft doorgevoerd. Zonder zo'n document loopt mijn inkomen gevaar. Met loyaliteit heeft dat malle boekje met dat rare fotootje niets te maken. Ik heb ook een pasje van mijn ziektenkostenverzekering, en een NS-kortingskaart. Maar wie denkt dat ik loyaal ben aan een verzekeraar of aan de Nederlandse Sloomwegen kent mij erg slecht.
Ik ben ook nog lid van de vakbond AbvaKabo. Ook daarvan heb ik een pasje. En ja, dat lidmaatschap wortelt in een loyaliteit die ik voel jegens de georganiseerde arbeidersbeweging, met alle kritiek die ik juist vanuit die loyaliteit ook heb. Maar die loyaliteit ging vooraf aan dat lidmaatschap. Niet het pasje maakt mij loyaal; mijn loyaliteit leidde ertoe dat ik vakbondslid werd.
Het is dus onzin om aan het bezit van een document allerlei verwachtingen of loyaliteitseisen te koppelen. Historicus Marlou Schrover merkt treffend op: "Je moet loyaliteit niet verwarren met nationaliteit. Er zijn Kamerleden die de belangen van boeren behartigen, terwijl ze elf boer zijn. daar hoor je niemand over. Balkenende zal bepaalde dingen niet zeggen omdat hij christen is - dat is zijn christelijke loyaliteit. Geen probleem."
Maar precies het gelijkstellen van nationaliteit met loyaliteit doet Wilders, en daarin gaat hij steeds verder. Eerst waren het twee staatssecretarissen, één van Turkse en één van Marokkaanse herkomst, die een grove aanval te verduren krijgen. Inmiddels wil Wilders ook dat leger, politie, lidmaatschap van gemeenteraar, provinciale staten, rechterlijke en andere hoge functies voor mensen met meer dan één paspoorten verboden worden verklaard. Zo wil Wilders eersterangsburgers en tweederangsburgers in het leven roepen - een grove aanval op het democratische beginsel van gelijke rechten.
Willem Breedveld - zelf helaas wel voorstander van maatregelen tegen een dubbel paspoort - signaleert hoe kwalijk de sfeer van verdachtmaking is die Wilders helpt creëren. Ook hij ziet paspoorten niet als een loyaliteitskwestie, en grijpt daarbij terug op de tijd van de nazi-bezetting. "Zo'n twintig procent ging de fout in, of pleegde verraad en nog eens twintig procent pleegde actief of passief verzet. Al die mensen beschikten over één nationaliteit en één paspoort." Over de percentages en de omschrijving valt te twisten, maar de boodschap is duidelijk. Meegaan met Wilders' aanvallen - wat teveel politici volgens hem doen - is een "knieval voor dat deel van de bevolking dat moslims in dit land voor geen cent vertrouwt" , aldus Breedveld. Hierin heeft hij volkomen gelijk - en Wilders is degene die dit wantrouwen als geen ander bespeelt.
Formeel is zijn aanval op dubbele paspoorten weliswaar niet gericht tegen enkel Moslims. Maar uitspraken van Wilders laten de islamofobe inzet zien van Wilders' paspoortenparanoia. De "'tsunami van islamisering' heeft nu ook het kabinet bereikt" , zo 'begroette' Wilders het aantreden van de twee staatssecretarissen. En hij merkte op dat "de Marokkaanse en Turkse overheden nu feitelijk in het Nederlandse machtscentrum zijn geïnfiltreerd." Moslims met een dubbel paspoort worden neergezet als agenten van buitenlandse mogendheden èn als deel van de natuurramp waaruit volgens Wilders de Islam bestaat. Nationalistische paranoia geeft het islamofobe angstbeeld extra kracht.
(wordt vervolgd)
Wilders' nationalisme druipt van zijn teksten af, en ook van de titels ervan. Een document over zijn economisch beleid heet "Plan voor een nieuwe Gouden Eeuw" - een verwijzing naar die hoogtijdagen van Hollands Huiveringwekkende Glorie. En het het stuk waarin hij in 2005 zijn opvattingen presenteerde heet veelbetekenend een "Onafhankelijkheidsverklaring" - een onafhankelijkheidsverklaring van Wilders jegens wat hij de "de elite" noemt, maar ook een verwijzing naar de noodzaak dat Nederland als zodanig zoiets nodig heeft. Sleutelzinnetje daaruit: "Ik houd van Nederland, maar steeds minder van het Nederland zoals het nu is." De toon van slotpassages uit het stuk spreekt boekdelen. "Zonder excuses en voorbehoud kies ik voor een vrij en welvarend en onafhankelijk Nederland. Onze gezinnen, onze geschiedenis en onze toekomst verdienen dat. Ooit veranderden onze voorouders een moerasdelta in een oase van tolerantie en economisch succes., met een vlag die over de hele wereld synoniem is met vrijheid. Die vlag verdient het in vrijheid te blijven wapperen."
Met die vrijheid van Wilders' partij is trouwens ook iets merkwaardigs aan de hand. Hij geeft een opsomming. "De vrijheid dat je moeder 's avonds veilig over straat kan, de vrijheid dat je van je salaris genoeg overhoudt om aan je eigen gezin uit te kunnen geven, de vrijheid die je hebt omdat je oude dag is veiliggesteld, de vrijheid is omdat ons bedrijfsleven weer floreert, de vrijheid die je hebt omdat onze regering ons beschermt tegen terrorisme, de vrijheid van een baan en van een goed bestaan, de vrijheid om als land onze eigen beslissingen te nemen."
Het klinkt onschuldig maar is het niet. Dat "ons bedrijfsleven" - zijn die fabrieken en kantoren van ons allemaal trouwens? - bij Wilders tot bloei gebracht moet worden door maatregelen die "een baan en een goed bestaan" in gevaar brengen en het salaris van velen ook zonder hoge belasting te laag zal maken om van rond te komen - het is een onderwerp voor een andere keer. Dat de wijze waarop Wilders veiligheid tegen criminaliteit en terrorisme wil bereiken, de vrijheid verregaand ondermijnen - ook dat is waar, maar ook dat laat ik nu even rusten.
Ik wijs er wel op dat klassieke vrijheidsrechten in Wilders' opsomming ontbreken. Waar is de vrijheid om in alle rust je geloof te kunnen belijden en beleven, juist ook als je dat in een moskee wilt doen? Waar is de vrijheid om je te kleden zoals je dat wilt, om je eigen redenen - ook als je een hoofddoek prefereert boven een oud-Hollandse ijsmuts? Vrijheid bij Wilders is niet de vrijheid van personen om hun eigen leven te leiden naar eigen inzicht. Wilders heeft zijn herkomst in een partij waarin liberale waarden soms nog enigszins worden verdedigd - zolang ze niet met het maken van winst botsen. Wilders heeft de restanten liberalisme die je bij de VVD nog wel eens tegenkomt op dit punt losgelaten.
Maar de sleutel zit in het slotzinnetje van de aangehaalde passage: "de vrijheid om als land onze eigen beslissingen te nemen." Niet zozeer de vrijheid van individuen, maar de vrijheid van het hele land als totaliteit - dàt is waar Wilders voor staat. Nederland als eenheid tegen bedreigingen van buitenaf - dat is de grote ideologische drijfveer van Wilders. Loyaliteit aan dit Nederland, aan de natie, is bij Wilders blijkbaar de hoogst mogelijke loyaliteit - hoger dan de loyaliteit die aan bijvoorbeeld individuele vrijheden en democratische rechten.
Nationalisme is bij Wilders geen bijkomend bestanddeel, zoals het dat - helaas - bij heel veel andere partijen is. Nationalisme is hoofdbestanddeel, het is de ruggengraat van Wilders' wereldbeeld. Hij gaat hierin wezenlijk verder dan zelfs rechtse partijen als CDA en VVD. In combinatie met het racisme waarin Wilders grossiert brengt hem vrij dicht in de buurt van mensen als Filip de Winter en Jean-Marie Le Pen - mensen die wel degelijk een fascistisch verschijnsel vertegenwoordigen.
Hoe werkt dat nationalisme uit bij Wilders? Nederland - die mythische eenheid met haar grootse sprookjesverleden - moet zich vrijwaren van kwalijke vreemde invloeden. Vandaar bijvoorbeeld Wilders' houding jegens Europa die een "uitverkoop van Nederlandse belangen en de eigen Nederlandse identiteit" inhoudt.
Nu wordt de plek die Islamofoob racisme in zijn politiek inneemt ook duidelijker. Wilders wil een "Nederland dat zich eigen identiteit handhaaft en dar trots op is, zich niet laat overnemen of aanpast aan wezensvreemde culturen..." Daarin stoelt zijn afwijzing van de Islam - en dat maakt Moslims feitelijk tot mensen wiens loyaliteit aan dat heilige Nederland bij voorbaat dubieus is. Het hooghouden van wat hij als 'nationale identiteit' ziet, leidt tot het verdacht maken van degenen wiens 'identiteit' daarmee in strijd is. Moslims zijn in Wilders' ogen dan ook niet zozeer profiteurs (zoals in gangbaarhet onderbuikracisme), maar volksvijanden, potentiële landverraders.
Hierin zien we een buitengewoon griezelige parallel met het favoriete racisme van de jaren dertig: het antisemitisme. Ook daar zagen we het waanidee van een alomtegenwoordig gevaar dat op sinistere wijze overal invloed probeerde te verwerven. Wat destijds aangeduid werd als 'joods-bolsjewistisch complot' met als doel de wereld te overheersen, dat duikt vandaag de dag weer op als 'tsunami van islamisering'. En net zoals destijds joodse bewoners van landen als Nederland, Frankrijk en Duitsland te maken hadden met de verdachtmaking dat ze geen 'echte', loyale Nederlanders, Fransen of Duitsers konden zijn, zo zijn Moslims op soortgelijke wijze bij voorbaat al geen loyale Nederlanders, wat Wilders betreft.
Vandaar dat Moslims te maken krijgen met extra loyaliteitstoetsen. Precies dáár is sprake van in de hele hetze rond de mensen met dubbele paspoorten. Twee paspoorten, twee loyaliteiten, nietwaar? Die redenering is op zichzelf erg idioot. Ik heb een Nederlands paspoort, simpelweg omdat ik een reisdocument wil hebben maar vooral omdat mijn vijand de Nederlandse staat een identificatieplicht heeft doorgevoerd. Zonder zo'n document loopt mijn inkomen gevaar. Met loyaliteit heeft dat malle boekje met dat rare fotootje niets te maken. Ik heb ook een pasje van mijn ziektenkostenverzekering, en een NS-kortingskaart. Maar wie denkt dat ik loyaal ben aan een verzekeraar of aan de Nederlandse Sloomwegen kent mij erg slecht.
Ik ben ook nog lid van de vakbond AbvaKabo. Ook daarvan heb ik een pasje. En ja, dat lidmaatschap wortelt in een loyaliteit die ik voel jegens de georganiseerde arbeidersbeweging, met alle kritiek die ik juist vanuit die loyaliteit ook heb. Maar die loyaliteit ging vooraf aan dat lidmaatschap. Niet het pasje maakt mij loyaal; mijn loyaliteit leidde ertoe dat ik vakbondslid werd.
Het is dus onzin om aan het bezit van een document allerlei verwachtingen of loyaliteitseisen te koppelen. Historicus Marlou Schrover merkt treffend op: "Je moet loyaliteit niet verwarren met nationaliteit. Er zijn Kamerleden die de belangen van boeren behartigen, terwijl ze elf boer zijn. daar hoor je niemand over. Balkenende zal bepaalde dingen niet zeggen omdat hij christen is - dat is zijn christelijke loyaliteit. Geen probleem."
Maar precies het gelijkstellen van nationaliteit met loyaliteit doet Wilders, en daarin gaat hij steeds verder. Eerst waren het twee staatssecretarissen, één van Turkse en één van Marokkaanse herkomst, die een grove aanval te verduren krijgen. Inmiddels wil Wilders ook dat leger, politie, lidmaatschap van gemeenteraar, provinciale staten, rechterlijke en andere hoge functies voor mensen met meer dan één paspoorten verboden worden verklaard. Zo wil Wilders eersterangsburgers en tweederangsburgers in het leven roepen - een grove aanval op het democratische beginsel van gelijke rechten.
Willem Breedveld - zelf helaas wel voorstander van maatregelen tegen een dubbel paspoort - signaleert hoe kwalijk de sfeer van verdachtmaking is die Wilders helpt creëren. Ook hij ziet paspoorten niet als een loyaliteitskwestie, en grijpt daarbij terug op de tijd van de nazi-bezetting. "Zo'n twintig procent ging de fout in, of pleegde verraad en nog eens twintig procent pleegde actief of passief verzet. Al die mensen beschikten over één nationaliteit en één paspoort." Over de percentages en de omschrijving valt te twisten, maar de boodschap is duidelijk. Meegaan met Wilders' aanvallen - wat teveel politici volgens hem doen - is een "knieval voor dat deel van de bevolking dat moslims in dit land voor geen cent vertrouwt" , aldus Breedveld. Hierin heeft hij volkomen gelijk - en Wilders is degene die dit wantrouwen als geen ander bespeelt.
Formeel is zijn aanval op dubbele paspoorten weliswaar niet gericht tegen enkel Moslims. Maar uitspraken van Wilders laten de islamofobe inzet zien van Wilders' paspoortenparanoia. De "'tsunami van islamisering' heeft nu ook het kabinet bereikt" , zo 'begroette' Wilders het aantreden van de twee staatssecretarissen. En hij merkte op dat "de Marokkaanse en Turkse overheden nu feitelijk in het Nederlandse machtscentrum zijn geïnfiltreerd." Moslims met een dubbel paspoort worden neergezet als agenten van buitenlandse mogendheden èn als deel van de natuurramp waaruit volgens Wilders de Islam bestaat. Nationalistische paranoia geeft het islamofobe angstbeeld extra kracht.
(wordt vervolgd)
dinsdag 27 maart 2007
Hoe je een fascist herkent (deel 2)
Het nog veel te gangbare beeld van Geert Wilders en zijn PVV is als volgt. Het gaat hier om een wat rechtsere variant van de VVD, met een aanvoerder die er een nogal onbehouwen wijze van debatteren op nahoudt. Rechts, zeer rechts, onaangenaam wellicht, maar niet principieel anders dan de partij van Rutte en Verdonk. Uiteindelijk klinkt Partij voor de Vrijheid toch ook best wel als Volkspartij voor Vrijheid en Democratie? Nou ja, de democratie is zoekgeraakt maar een kniesoor die daarop let...
Dit beeld is echter zeer misplaatst en biedt vooral valse geruststelling. Een blik op de standpunten waarmee Wilders keer op keer het nieuws haalt zou maakt dat toch wel duidelijk. In die standpunten zien we verregaand racisme, virulent nationalisme, een reeks steeds frontaler aanvallen op democratische uitgangspunten, vooral op het beginsel van gelijke rechten voor verschillende bevolkingsgroepen.
Het racisme van Wilders omvat meerdere bestanddelen en gaat veel verder dan het maar al te gangbare racisme. Met dat laatste gifmengsel bedoel ik het waanidee dat migranten hier naartoe komen om 'onze banen in te pikken' en 'onze uitkeringen te komen misbruiken'. Migranten zijn in deze houding tegelijk harde werkers die de witte Nederlanders wegduwen op de arbeidsmarkt èn luiwammesen die van de bijstand leven. Een tegenstrijdigheid die geen racist ooit nog heeft weten uit te leggen, maar daar is een racist dan ook racist voor...
Ook dat waanidee is bij Wilders' racisme beslist aanwezig. Dat valt te zien aan zijn poging om een immigratiestop te onderbouwen. Dat doet hij in een "immigratieplan" dat hij samen met Sietse Fritsma maakte, door bij de "enorme problemen" die volgens Wilders door immigratie veroorzaakt worden als derde te noemen "een veel te hoog beroep op uitkeringen" . Toch is het opvallend hoe weinig rechtstreeks Wilders inspeelt op de racistische angst dat 'buitenlanders' vooral hier zijn als 'profiteurs'. Dat huis-, tuin- en keuken-racisme waar Janmaat zo goed in was, is bij Wilders naar de achtergrond gegaan.
Op de voorgrond bevindt zich zijn favoriete variant van racisme: Islamofobie. Het is verkeerd om te denken dat het hier gaat om een inhoudelijke kritiek op een godsdienst, om een ideologische afwijzing van de Islam. Woordgebruik als "tsunami van islamisering" suggereert allereerst een natuurramp (tsunami) die product is van een steeds verder voortschrijdend bedreigend proces (islamisering). Daarmee wordt de Islam - en feitelijk dus de gehele Moslim-gemeenschap - als bedreigend verschijnsel neergezet. Daarmee wakkert Wilders een van angst doortrokken haat aan tegen Moslims.
Natuurlijk is Wilders slim genoeg om dit in te kleden als een afwijzing van standpunten zoals die bijvoorbeeld de Koran te vinden zijn. We herinneren ons nog zijn uitspraak dat Moslims wat hem betreft slechts in Nederland mochten bklijven als ze niet de helft van de pagina's uit de Koran scheurden. Vrouwvijandigheid, homohaat en het prediken van geweld keren bij Wilders steeds terug als reden om de Islam aan te vallen en "een verschrikkelijke godsdienst" te noemen.
Maar Christendom en Judaïsme bevatten dezelfde ingrediënten. Het Christendom heeft als onderbouwing gediend van de middeleeuwse Kruistochten (waarover Neil Faulkner een nuttig artikel heeft geschreven in International Socialism Journal nr. 109, winter 2006), gedwongen bekering van 'heidenen', rechtvaardiging van koloniale overheersing en imperialistische agressie-oorlogen. Dat gaat door tot vandaag de dag: president Bush zei vlak na 11 september 2001: "deze kruistocht, deze oorlog tegen terrorisme, gaat wel even duren." Om PR-redenen verdween het tactisch wel erg onhandige woord 'kruistocht' weer uit zijn woordenschat, maar de gedachtengang was herkenbaar. De Westerse wereld hoeft op het gebied van homofobie, seksisme en bloedige oorlogspolitiek bepaald geen les te nemen bij de Islam. De eigen Christelijke ideologische fundamenten hiertoe volstaan ruimschoots. Deepa Kumar gaat, in "Islam en Islamophobia" in de International Socialist Review van maart-april 2007, onder meer in op de grondig foutieve opvatting dat de Islam een wezenlijk akeliger godsdienst is dan bijvoorbeeld het Christendom.
Een aanval op de Islam, verpakt als kritiek op seksistische, homofobe en oorlogszuchtige elementen die in de Koran te vinden zijn, valt dan ook niet als godsdienstkritiek serieus te nemen. Het feit dat een gelijktijdige aanval op het Christendom bij Wilders ontbreekt laat dat zien. Wilders is niet bezig met de kritiek op de Islam als godsdienst. Hij is bezig met een aanval op Moslims als bevolkingsgroep.
Voor leden van die bevolkingsgroep is de Islam doorgaans iets wat ze van huis uit meekrijgen, mensen worden veelal in een Moslim-gemeenschap geboren. Ook Fortuyn, ideologische voorloper van Wilders, noemde de Islam "een achterlijke cultuur" - en voegde daaraan toe: "een godsdienst kan men verlaten, een cultuur kun je echter niet verlaten". (geciteerd in "Leest u zijn boeken maar" , een dossier dat de SP uitbracht in het voorjaar van 2002) Moslim zijn is dus, in deze redenering, geen kwestie van een 'fout' standpunt kiezen; het is een kwestie van deel zijn van een 'foute' bevolkingsgroep. Juist dàt maakt Islamofobie ook tot racisme.
Voeg daarbij de hele beeldvorming rond moslims. Het beeld dat mensen in hun hoofd hebben bij het woord 'moslim' vertoont veelal trekken van mensen uit het Midden-Oosten. Zowel de mannen in het 'Westerse' strakke pak die bijvoorbeeld veelal als woordvoerder van de Turks-Islamitische organisatie Millis Görus optreden als de aanhangers van Al Qaeda met hun baarden en Arabische uiterlijk zijn aanhangers van de Islam. Maar als Wilders 'Moslims' zegt, denken zijn toehoorders en geestverwanten dan aan mannen in strakke pakken? Of aan donkere, bebaarde, Arabisch uitziende mannen in Oosterse gewaden? En geloven we echt dat Wilders niet doorheeft dat zijn publiek veelal aan de tweede categorie denkt, en niet aan de eerste?
Wilders zegt 'Moslims' maar bedoelt feitelijk 'mensen die uit het Midden-oosten afkomstig zijn'. Dat, plus het feit dat hij de hele Moslim-gemeenschap onder vuur neemt, maakt zijn Islamofobie tot hard racisme. Soms echter valt hij Marokkanen aan als Marokkaan, rechtstreeks, en zonder rechtstreekse verwijzingen naar de Islam.
Zo maakte hij zich onlangs druk over een taakstraf voor een handvol jongeren die wegens vrij lichte overtredingen een taakstaf kregen: het aanleggen van een vlindertuin. De Jongeren waren van Marokkaanse afkomst, de vlindertuin werd in dat land aangelegd, en de jongeren deden erover op diverse wijzen verslag nadat ze terug waren in Nederland. Een prachtproject, zou ik denken, maar dus niet volgens Wilders.
Maar - en daar gaar het me nu om - gelooft iemand dat Wilders zich net zo druk zou hebben gemaakt als het om een soortgelijk project voor witte jongeren uit, ik noem maar iets, de Utrechtse wijk Ondiep, zou zijn gegaan? En waar is hier de Islam-connectie zichtbaar? het gaat hier om ordinaire stemmingmakerij tegen iedere vorm van positieve benadering van Marokkanen. Die verdienen bij Wilders een keiharde aanpak. Niet vanwege het aanhangen van de Islam - dat hele woord komt in het NRC-bericht waarop ik me hier baseer niet voor - maar simpelweg vanwege hun Marokkaanse herkomst. Door het vlinderproject waar deze jongeren aan deelnemen zo in een kwaad daglicht te stellen speelt Wilders rechtstreeks in op anti-Marokkaans racisme, zonder Islamofobe sluipwegen.
Hetzelfde racisme brengt zijn partij veelvuldig in stelling rond criminaliteit en overlast. Zo stelde kamerlid Fritsma in maart kamervragen die op de website van Wilders'club prijken onder de titel: "Criminele Marokkanen keihard aanpakken". In vraag drie is daarin sprake van het "enorme probleem van criminele Marokkanen" , waartegen in vraag vijf niet alleen "zwaardere straffen"maar ook "terugzending van allochtone criminelen (al dan niet na denaturalisatie) naar hun land van herkomst" als 'oplossing' wordt aangereikt. Crimineel zijn en Marokkaan zijn liggen hier in elkaars verlengde, en vanwege hun Marokkaanse achtergrond geldt hier een extra harde aanpak (niet slechts straf in Nederland, maar uitzetting bovendien).
Islamofobie en een rechtstreekse aanval op Marokkanen gaan samen in het begrip 'straatterroristen' dat Wilders gebruikt om met name Marokkaanse jongeren die overtredingen en misdrijven begaan aan te duiden. Het gaat hier niet om moord en doodslag, maar om dingen die de meeste mensen zullen aanduiden als overlast, wangedrag en vandalisme. Lastig als je er mee te maken van hebt, maar niet specifiek voor één bevolkingsgroep. En 'terrorisme'? Door het zo te noemen maakt hij van overlast hetzelfde als van een bloedbad.
Bovendien legt hij via dat beladen woord een onderhuidse koppeling tussen hangjongeren in een verpauperde wijk en de vliegtuigkapers van 11 september 2001 of iemand als Mohammed B. . "We maken daarbij geen onderscheid tussen terrorisme tegen de staat en terreur op straat", zegt hij in een toespraak in Rotterdam waar hij oproept tot zijn eigen oorlog tegen terrorisme. Het laat zien waar Wilders mee bezig is: het zaaien van een paranoïde panische angst voor hele bevolkingsgroepen, en het stelselmatig aanwakkeren van en inspelen op racistische haat.
(wordt vervolgd)
Dit beeld is echter zeer misplaatst en biedt vooral valse geruststelling. Een blik op de standpunten waarmee Wilders keer op keer het nieuws haalt zou maakt dat toch wel duidelijk. In die standpunten zien we verregaand racisme, virulent nationalisme, een reeks steeds frontaler aanvallen op democratische uitgangspunten, vooral op het beginsel van gelijke rechten voor verschillende bevolkingsgroepen.
Het racisme van Wilders omvat meerdere bestanddelen en gaat veel verder dan het maar al te gangbare racisme. Met dat laatste gifmengsel bedoel ik het waanidee dat migranten hier naartoe komen om 'onze banen in te pikken' en 'onze uitkeringen te komen misbruiken'. Migranten zijn in deze houding tegelijk harde werkers die de witte Nederlanders wegduwen op de arbeidsmarkt èn luiwammesen die van de bijstand leven. Een tegenstrijdigheid die geen racist ooit nog heeft weten uit te leggen, maar daar is een racist dan ook racist voor...
Ook dat waanidee is bij Wilders' racisme beslist aanwezig. Dat valt te zien aan zijn poging om een immigratiestop te onderbouwen. Dat doet hij in een "immigratieplan" dat hij samen met Sietse Fritsma maakte, door bij de "enorme problemen" die volgens Wilders door immigratie veroorzaakt worden als derde te noemen "een veel te hoog beroep op uitkeringen" . Toch is het opvallend hoe weinig rechtstreeks Wilders inspeelt op de racistische angst dat 'buitenlanders' vooral hier zijn als 'profiteurs'. Dat huis-, tuin- en keuken-racisme waar Janmaat zo goed in was, is bij Wilders naar de achtergrond gegaan.
Op de voorgrond bevindt zich zijn favoriete variant van racisme: Islamofobie. Het is verkeerd om te denken dat het hier gaat om een inhoudelijke kritiek op een godsdienst, om een ideologische afwijzing van de Islam. Woordgebruik als "tsunami van islamisering" suggereert allereerst een natuurramp (tsunami) die product is van een steeds verder voortschrijdend bedreigend proces (islamisering). Daarmee wordt de Islam - en feitelijk dus de gehele Moslim-gemeenschap - als bedreigend verschijnsel neergezet. Daarmee wakkert Wilders een van angst doortrokken haat aan tegen Moslims.
Natuurlijk is Wilders slim genoeg om dit in te kleden als een afwijzing van standpunten zoals die bijvoorbeeld de Koran te vinden zijn. We herinneren ons nog zijn uitspraak dat Moslims wat hem betreft slechts in Nederland mochten bklijven als ze niet de helft van de pagina's uit de Koran scheurden. Vrouwvijandigheid, homohaat en het prediken van geweld keren bij Wilders steeds terug als reden om de Islam aan te vallen en "een verschrikkelijke godsdienst" te noemen.
Maar Christendom en Judaïsme bevatten dezelfde ingrediënten. Het Christendom heeft als onderbouwing gediend van de middeleeuwse Kruistochten (waarover Neil Faulkner een nuttig artikel heeft geschreven in International Socialism Journal nr. 109, winter 2006), gedwongen bekering van 'heidenen', rechtvaardiging van koloniale overheersing en imperialistische agressie-oorlogen. Dat gaat door tot vandaag de dag: president Bush zei vlak na 11 september 2001: "deze kruistocht, deze oorlog tegen terrorisme, gaat wel even duren." Om PR-redenen verdween het tactisch wel erg onhandige woord 'kruistocht' weer uit zijn woordenschat, maar de gedachtengang was herkenbaar. De Westerse wereld hoeft op het gebied van homofobie, seksisme en bloedige oorlogspolitiek bepaald geen les te nemen bij de Islam. De eigen Christelijke ideologische fundamenten hiertoe volstaan ruimschoots. Deepa Kumar gaat, in "Islam en Islamophobia" in de International Socialist Review van maart-april 2007, onder meer in op de grondig foutieve opvatting dat de Islam een wezenlijk akeliger godsdienst is dan bijvoorbeeld het Christendom.
Een aanval op de Islam, verpakt als kritiek op seksistische, homofobe en oorlogszuchtige elementen die in de Koran te vinden zijn, valt dan ook niet als godsdienstkritiek serieus te nemen. Het feit dat een gelijktijdige aanval op het Christendom bij Wilders ontbreekt laat dat zien. Wilders is niet bezig met de kritiek op de Islam als godsdienst. Hij is bezig met een aanval op Moslims als bevolkingsgroep.
Voor leden van die bevolkingsgroep is de Islam doorgaans iets wat ze van huis uit meekrijgen, mensen worden veelal in een Moslim-gemeenschap geboren. Ook Fortuyn, ideologische voorloper van Wilders, noemde de Islam "een achterlijke cultuur" - en voegde daaraan toe: "een godsdienst kan men verlaten, een cultuur kun je echter niet verlaten". (geciteerd in "Leest u zijn boeken maar" , een dossier dat de SP uitbracht in het voorjaar van 2002) Moslim zijn is dus, in deze redenering, geen kwestie van een 'fout' standpunt kiezen; het is een kwestie van deel zijn van een 'foute' bevolkingsgroep. Juist dàt maakt Islamofobie ook tot racisme.
Voeg daarbij de hele beeldvorming rond moslims. Het beeld dat mensen in hun hoofd hebben bij het woord 'moslim' vertoont veelal trekken van mensen uit het Midden-Oosten. Zowel de mannen in het 'Westerse' strakke pak die bijvoorbeeld veelal als woordvoerder van de Turks-Islamitische organisatie Millis Görus optreden als de aanhangers van Al Qaeda met hun baarden en Arabische uiterlijk zijn aanhangers van de Islam. Maar als Wilders 'Moslims' zegt, denken zijn toehoorders en geestverwanten dan aan mannen in strakke pakken? Of aan donkere, bebaarde, Arabisch uitziende mannen in Oosterse gewaden? En geloven we echt dat Wilders niet doorheeft dat zijn publiek veelal aan de tweede categorie denkt, en niet aan de eerste?
Wilders zegt 'Moslims' maar bedoelt feitelijk 'mensen die uit het Midden-oosten afkomstig zijn'. Dat, plus het feit dat hij de hele Moslim-gemeenschap onder vuur neemt, maakt zijn Islamofobie tot hard racisme. Soms echter valt hij Marokkanen aan als Marokkaan, rechtstreeks, en zonder rechtstreekse verwijzingen naar de Islam.
Zo maakte hij zich onlangs druk over een taakstraf voor een handvol jongeren die wegens vrij lichte overtredingen een taakstaf kregen: het aanleggen van een vlindertuin. De Jongeren waren van Marokkaanse afkomst, de vlindertuin werd in dat land aangelegd, en de jongeren deden erover op diverse wijzen verslag nadat ze terug waren in Nederland. Een prachtproject, zou ik denken, maar dus niet volgens Wilders.
Maar - en daar gaar het me nu om - gelooft iemand dat Wilders zich net zo druk zou hebben gemaakt als het om een soortgelijk project voor witte jongeren uit, ik noem maar iets, de Utrechtse wijk Ondiep, zou zijn gegaan? En waar is hier de Islam-connectie zichtbaar? het gaat hier om ordinaire stemmingmakerij tegen iedere vorm van positieve benadering van Marokkanen. Die verdienen bij Wilders een keiharde aanpak. Niet vanwege het aanhangen van de Islam - dat hele woord komt in het NRC-bericht waarop ik me hier baseer niet voor - maar simpelweg vanwege hun Marokkaanse herkomst. Door het vlinderproject waar deze jongeren aan deelnemen zo in een kwaad daglicht te stellen speelt Wilders rechtstreeks in op anti-Marokkaans racisme, zonder Islamofobe sluipwegen.
Hetzelfde racisme brengt zijn partij veelvuldig in stelling rond criminaliteit en overlast. Zo stelde kamerlid Fritsma in maart kamervragen die op de website van Wilders'club prijken onder de titel: "Criminele Marokkanen keihard aanpakken". In vraag drie is daarin sprake van het "enorme probleem van criminele Marokkanen" , waartegen in vraag vijf niet alleen "zwaardere straffen"maar ook "terugzending van allochtone criminelen (al dan niet na denaturalisatie) naar hun land van herkomst" als 'oplossing' wordt aangereikt. Crimineel zijn en Marokkaan zijn liggen hier in elkaars verlengde, en vanwege hun Marokkaanse achtergrond geldt hier een extra harde aanpak (niet slechts straf in Nederland, maar uitzetting bovendien).
Islamofobie en een rechtstreekse aanval op Marokkanen gaan samen in het begrip 'straatterroristen' dat Wilders gebruikt om met name Marokkaanse jongeren die overtredingen en misdrijven begaan aan te duiden. Het gaat hier niet om moord en doodslag, maar om dingen die de meeste mensen zullen aanduiden als overlast, wangedrag en vandalisme. Lastig als je er mee te maken van hebt, maar niet specifiek voor één bevolkingsgroep. En 'terrorisme'? Door het zo te noemen maakt hij van overlast hetzelfde als van een bloedbad.
Bovendien legt hij via dat beladen woord een onderhuidse koppeling tussen hangjongeren in een verpauperde wijk en de vliegtuigkapers van 11 september 2001 of iemand als Mohammed B. . "We maken daarbij geen onderscheid tussen terrorisme tegen de staat en terreur op straat", zegt hij in een toespraak in Rotterdam waar hij oproept tot zijn eigen oorlog tegen terrorisme. Het laat zien waar Wilders mee bezig is: het zaaien van een paranoïde panische angst voor hele bevolkingsgroepen, en het stelselmatig aanwakkeren van en inspelen op racistische haat.
(wordt vervolgd)
dinsdag 20 maart 2007
Lucebert leeft
Kunst is koopwaar en reclame, een overleden kunstenaars kan alsnog als posthume PR-functionaris optreden. Dat bedacht ik me tijdens en vooral na een leerzaam bezoek aan Schiedam, afgelopen donderdag. Doel van mijn bezoek: de Lucebert-tentoonstelling die in het Gemeentemuseum aldaar te zien was. De redactie van De Socialist had mij gevraagd om daar een artikel over te schrijven, een verzoek waar ik oprecht dankbaar voor ben, want ik heb genoten en geleerd. Als het artikel verschenen is, geef ik een seintje. Maar dit terzijde.
Maar hoezo dan, kunst koopwaar? Welnu: ik snuffelde na afloop in de museumwinkel rond, op zoek naar informatie en een betaalbare gedichtenbundel van Lucebert. Die was te verkrijgen, zoals het hoort. En er was meer: een mooie catalogus van het uitgestalde werk van Lucebert; een aardig boekje over de sporen die Lucebert in de taal achtergelaten heeft; kaarten met gedichten en afbeeldingen van kunstwerken van de man. Allemaal fraai en bepaald niet zinloos.
Maar toen keek ik even verder. Ik zag serviesgoed met plaatjes van Lucebert's werk. En toen - zag ik dat goed? Ja, toch wel! - chocolaatjes met beeltenissen van werk van de kunstenaar. Het ontbrak er nog maar aan dat er bij stond: 'schilderkunst van Lucebert - om op te vreten.' Kunst als koopwaar dus, en in de meest letterlijke betekenis nog consumptiegoed ook. Is het om te lachen, of om te braken?
De winkelstraten van Schiedam hingen intussen vol met spandoeken van de ene naar de andere kant van de straat. Die kondigden in grote letters de tentoonstelling aan: "Lucebert. Schilder, dichter, fotograaf". Het leek me een product van de gemeentelijke PR-afdeling die Lucebert als lokkertje gebruikt ter bevordering van het toerisme en meerdere eer en glorie van de gemeente. 'Tilburg, moderne industriestad', 'er gaat niets boven Groningen', 'Lucebert...', zoiets.
En al lezend over Lucebert kwam ik nog een staaltje misbruik tegen. Van zijn dichtershand is de befaamde zinsnede: "alles van waarde is weerloos" . Die slagzin blijkt in Rotterdam op een gebouw van nota bene een verzekeringsmaatschappij geplaatst te zijn, vertelt Wikipedia...
Het hele ge- , nee misbruik dat op deze wijze van Lucebert wordt gemaakt legt het echter af tegen het leven en vooral werk van de man zelf. De tentoonstelling laat dat heel mooi zien, en enig lees- en kijkwerk tevoren en achteraf onderstreept dat met grote nadruk. Lucebert - beeldend kunstenaar en dichter, 1924-1994 - was een rebel in de goede zin van het woord, zowel op maatschappelijk als op kunstzinnig vlak. En die twee vlakken hangen samen, ook bij hem.
Opstandigheid hing in de lucht in de wijk waar hij opgroeide: de Amsterdamse Jordaan. Daar revolteerden werklozen in 1934 tegen verlaging van hun uitkering: het Jordaanoproer. "Die sfeer van rebellie heeft mij gestempeld" , vertelt hij veel later. Je kunt het hem horen zeggen op de tentoonstelling, in een via koptelefoon beluisterbaar geluidsfragment.
Tijdens de nazi-bezetting moet hij dwangarbeid verrichten in Duitsland. Ze sturen hem echter terug: "Hij doet zijn werk in Duitsland zo slecht, dat men hem terug laat gaan naar Nederland" , vertelt de website kunstbus.nl . En op Lucebert.net lezen we "Dwangarbeid in Wittenberg, Duitsland. Hij werd gearresteerd door de Gestapo. Doet alsof hij ziek is en krijgt tijdelijke toestemming om naar Nederland terug te keren en duikt dan onder tot het einde van Wereldoorlog II." Kortom: niet bepaald een type waarmee je een Duizendjarig Rijk bouwt...
Voor de oorlog had hij enige tijd op een school voor kunstnijverheid gezeten, maar dat vond papa geen goed idee. Liever een 'echt beroep ' zoeken, zo was het vaderlijke idee.. Na de oorlog zwerft hij rond. Hij mocht een muurschildering maken in een klooster. "Omdat de zusters de wandschildering niet konden waarderen hebben ze het geheel laten overschilderen met witte verf", lezen we op kunstbus.nl.
Intussen was hij ook aan het dichten geslagen, had hij contact gekregen met andere kunstenaars, was deel geworden van de Nederlandse Experimentele Groep en kort daarop ook van Cobra. Dat laatste was een samenwerkingsverband van schilders en dichters. Prominent daarin waren onder meer Karel Appel en Constant Nieuwenhuis. Die laatste schreef een artikel waarin de revolutionaire ambities van de groep naar voren kwamen.
"Wij leven in een maatschappij, waarin de menselijke behoeften en hun bevrediging de vorm aannemen van vraagstukken" , zo opende het stuk. Het gaat om vraagstukken rond seksualiteit, de economie, maar ook van de kunst: "een onoplosbaar probleem" . Verderop in het stuk: "We zien hoe in de Westerse klassengemeenschap de opkomst en zelfstandigwording van de werkende onderlaag gepaard gaat met het ontstaan van culturele stromingen die een aanval betekenen op de heersende wereldbeschouwing, dat wil zeggen de wereldbeschouwing van de heersende klasse. We zien hoe het verzet van de passief gehouden massa tot uitdrukking komt in geestelijke 'veroveringen' die in wezen niets anders zijn dan het afwinden van een omhulsel datdoor allen intuïtief gevoeld wordt als een band, een belemmering." Ik kan geen hyperlink naar de tekst geven, ik heb hem in mijn aantekeningenboekje gekrabbeld vanaf het artikel dat in een vitrine te lezen was in het museum.
Het is duidelijk waar de verklaring op doelde: de bevrijdingsstrijd van de arbeidersklasse in het kapitalisme vindt weerspiegeling maar tegelijk bondgenoot in vernieuwende stromingen in de kunst. Zo vatte de Cobra-groep het op, en in Lucebert's dichtwerk uit die tijd zien we de opstandige geest keer op keer naar voren komen. Zo is er de "Verdediging van de 50-ers" , waarin Lucebert dicht:
tegen uw muur zwellen wij met het rapalje tot een blaas
een zware zak met lachen, krampen gillen en geraas
uw hemel wordt met onze zwerende ervaring overladen
Hier spreekt het leven in al zijn opstandige grofheid, zijn directheid, door de woorden van de dichter. Die spreekt over "wij en het rapalje" . Rapalje: de opstandige massa. Wij: de kunstenaars. "Vijftigers" was trouwens de benaming van de groep dichters die deze rebelse stemming omzetten in grillige, grimmige, soms explosieve gedichten. Remco Campert was een andere bekende vertegenwoordiger van deze groep, Simon Vinkenoog eveneens.
Lucebert's allereerste gepubliceerde gezicht getuigt van zeer rechtstreekse betrokkenheid: "minnebrief aan onze gemartelde bruid indonesia" . Dat verwoordde zijn woede over de Tweede Politionele actie tegen de zojuist onafhandelijke republiek Indonesië. Politionele actie was natuurlijk een mooi woord voor koloniale oorlog. De drijfveer bleek uit de officiële naam van deze oorlogsronde: Operatie Produkt.
In zijn vroege dichtwerk duiken meer dwarse verwijzingen en stemmingen op, in de vaak ongrijpbare, verontrustend chaotische taal die hij hanteert. In "school der poëzie" bijvoorbeeld: gaan weerzin tegen een veel te braaf literair establishment en een onrechtvaardige maatschappelijke orde onontwarbaar samen:
ik ben geen lieflijke dichter
ik ben de schielijke oplichter
der liefde, zie opnder haar de haat
en daarop een kaaklende daad
lyriek is de moeder der politiek
ik ben niets dan een omroeper van oproer...
Hij was niet alleen dwars in zijn gedichten, maar ook in zijn gedrag. In 1954 probeerde hij de aan hem uitgereikte Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam af te gaan halen. Hij had zich als keizer verkleed, hij had immers al de bijnaam "Keizer der Vijftigers" . Remco Campert was deel van zijn 'keizerlijk' gevolg. "De politie verhinderde dit met geweld en ging Lucebert met een gummiknuppel te lijf." Het is het soort prachtscene dat doet denke aan de glorietijd van de Amsterdamse Provo's halverwege de jaren zestig.
"Later heb ik nog een keer de Amsterdamse poëzieprijs gekregen. Ik ben toen maar gewoon thuisgebleven; het geld werd toch overgemaakt" , zegt Lucebert ondeugend in een interview uit 1959. Prijzen zelf vindt hij wel OK: "om het geld. Als de redenen me niet zouden aanstaan, zou ik het geld in mijn zak steken en ongenoegen laten blijken, op een zo vergaand beledigende manier dat ik nooit meer voor die prijs in aanmerking zou komen." Heerlijke man, die Lucebert.
Van strakke organisatie en politieke bundeling van krachten moest hij intussen weinig hebben. Cobra gaat hij snel weer uit, volgens Lucebert keken de schilders uit die groep neer op de dichters. Ook de Vijftigers zijn geen hecht gezelschap, tot opluchting van Lucebert: "Er bestond geen clubgeest en dus ook geen club met alle narigheden van dien, ruzies en royementen(...)"
In 1955 woont hij een handvol maanden in Oost-Berlijn, op uitnodiging van de grote marxistische schrijver Bertold Brecht. Hij vindt het daar helemaal niets, verveelt zich, voelt zich niet geïnspireerd. Van het gevestigde 'communisme' moest hij niets hebben. Het verbaast me met dit alles niet echt dat tussen de in Schiedam tentoongestelde boeken uit Lucebert's privébibliotheek zich naast boeken over kunst zich een essaybundel van de anarchistische historicus Arthur Lehning bevindt.
In de jaren zestig en zeventig tekende en schilderde hij vooral, en raakt het dichten op de achtergrond. De expositie in Schiedam biedt een prachtig overzicht. Ga kijken, als je in de gelegenheid bent, het is indrukwekkend! Een paar kunstwerken sprongen er voor mij uit. Zo heb ik gefascineerd staan kijken bij een schilderij dat ' het twistpunt' heet. We zien twee figuren, kennelijk in heftige discussie gewikkeld. De ene heeft een enorme tong uit zijn mond hangen, bij de ander speelt een vaag glimlachje om zijn mond. Er wordt naar de grond gewezen, naar het 'twistpunt' waar de ruzie kennelijk om draait: een hoop stenen, of is het een hondendrol?
Veel van de figuren die hij tekent zijn minstens zo grillig en mysterieus als de taal in zijn gedichten. En ze kijken je allemaal aan met een veelheid van, vaak merkwaardig schots en scheef geplaatste ogen. Ik heb zelden zoveel ogen bij elkaar gezien, zelfs door Lucebert vervaardigde keramiek keek je met één oog aan.
Maar niet alle figuren waren zo onherkenbaar. Uit 1976 stamt het schilderij "Lenin en Stalin" - en die twee figuren zijn zeer herkenbaar afgebeeld. Lenin zittend, handen in elkaar gevouwen op zijn buik. een verwijzing naar afbeeldingen van de Russische revolutionair uit de tijd dat hij al ziek was. Hij kijkt voor zich uit, ernstig maar niet beangstigend. Naast hem Stalin, die schuin kijkt, enigszins sinister, wel degelijk angstaanjagend. Het is duidelijk dat zowel Lucebert als de kijker weet wat het vervolg werd na Lenin's dood.
De teloorgang van revolutionaire hoop die ik in dit schilderij zie speelt in het latere werk van Lucebert een flinke rol. Dat merken we nadat hij weer meer gedichten maakte en naar buiten deed komen, in de jaren vanaf 1981 tot kort na zijn dood in 1994. Heel treffend geeft hij uiting aan zijn vertwijfeling in "herman gorter op een eerste mei in de jaren tachtig" . Herman Gorter, groot revolutionair dichter, voor wie de arbeidersklasse was wat die voor revolutionairen, ook voor mij, nog steeds is: potentiële brenger van een revolutie die de mensheid bevrijdt. Maar Lucebert was die hoop helaas goeddeels kwijt, getuige de woorden uit het gedicht:
hoe ontnuchterd zou jij nu zijn
nog steeds is de arbeidende klasse ook voetvolk
dat uit solidariteit met elke macht
opstandigen martelt en vrijheid ontkracht
De hoop kwijnt weg bij Lucebert - maar zijn verzetshouding, zijn radicale woede blijft. Dat maakt hem groots. Een strofe uit een kort gedicht "breyten breytenbach mag de maan zien" geeft aan Lucebert's machteloze woede goed uiting. Breytenbach was een schrijver die felle kritiek op het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime had en daarom door het bewind werd vervolgd. De strofe luidt:
dit gedicht schaamt zich gedicht te zijn
woede wil andere wapens dan woorden
ja het schaamt zich gedicht te zijn en geen schot
waarmee het - dichter - jouw beul kan vermoorden
Het doet me denken aan dat prachtige lied van Bruce Cockburn, "If I had a rocket launcher" , waarin de zanger zijn reactie beschrijft als hij tijdens een bezoek aan vluchtelingen uit Guatemala helicopters van het militaire bewind van dat land ziet rondvliegen - het bewind waarvoor de vluchtelingen de wijk hadden genomen. Net zo'n gevoel van woede die aan woorden en gitaarklanken niet genoeg heeft om adequaat effectief te worden.
Steeds somberder klinkt hij in zijn laatste jaren, en heel erg vrolijk was zijn wereldbeeld toch al niet. Maar hij houdt vol:
Wie niets meer voelt
moet maar weer eens horen
Troost bood Lucebert niet. Maar juist het contrast tussen de verregaande somberheid over de wereld en de mensheid en zijn weigering om daarin te berusten tekent de grootheid van de man en zijn kunst. Zoiets laat zich nimmer permanent degraderen tot koopwaar, snoepgoed en gemeentelijke PR. Dat is Lucebert's posthume overwinning, en als we ons ervoor open weten te stellen, ook de onze. En vroeg of laat haalt een revolutionaire actiegroep ter bevrijding van de kunst die slagzin weg van dat Rotterdamse verzekeringsgebouw.
Maar hoezo dan, kunst koopwaar? Welnu: ik snuffelde na afloop in de museumwinkel rond, op zoek naar informatie en een betaalbare gedichtenbundel van Lucebert. Die was te verkrijgen, zoals het hoort. En er was meer: een mooie catalogus van het uitgestalde werk van Lucebert; een aardig boekje over de sporen die Lucebert in de taal achtergelaten heeft; kaarten met gedichten en afbeeldingen van kunstwerken van de man. Allemaal fraai en bepaald niet zinloos.
Maar toen keek ik even verder. Ik zag serviesgoed met plaatjes van Lucebert's werk. En toen - zag ik dat goed? Ja, toch wel! - chocolaatjes met beeltenissen van werk van de kunstenaar. Het ontbrak er nog maar aan dat er bij stond: 'schilderkunst van Lucebert - om op te vreten.' Kunst als koopwaar dus, en in de meest letterlijke betekenis nog consumptiegoed ook. Is het om te lachen, of om te braken?
De winkelstraten van Schiedam hingen intussen vol met spandoeken van de ene naar de andere kant van de straat. Die kondigden in grote letters de tentoonstelling aan: "Lucebert. Schilder, dichter, fotograaf". Het leek me een product van de gemeentelijke PR-afdeling die Lucebert als lokkertje gebruikt ter bevordering van het toerisme en meerdere eer en glorie van de gemeente. 'Tilburg, moderne industriestad', 'er gaat niets boven Groningen', 'Lucebert...', zoiets.
En al lezend over Lucebert kwam ik nog een staaltje misbruik tegen. Van zijn dichtershand is de befaamde zinsnede: "alles van waarde is weerloos" . Die slagzin blijkt in Rotterdam op een gebouw van nota bene een verzekeringsmaatschappij geplaatst te zijn, vertelt Wikipedia...
Het hele ge- , nee misbruik dat op deze wijze van Lucebert wordt gemaakt legt het echter af tegen het leven en vooral werk van de man zelf. De tentoonstelling laat dat heel mooi zien, en enig lees- en kijkwerk tevoren en achteraf onderstreept dat met grote nadruk. Lucebert - beeldend kunstenaar en dichter, 1924-1994 - was een rebel in de goede zin van het woord, zowel op maatschappelijk als op kunstzinnig vlak. En die twee vlakken hangen samen, ook bij hem.
Opstandigheid hing in de lucht in de wijk waar hij opgroeide: de Amsterdamse Jordaan. Daar revolteerden werklozen in 1934 tegen verlaging van hun uitkering: het Jordaanoproer. "Die sfeer van rebellie heeft mij gestempeld" , vertelt hij veel later. Je kunt het hem horen zeggen op de tentoonstelling, in een via koptelefoon beluisterbaar geluidsfragment.
Tijdens de nazi-bezetting moet hij dwangarbeid verrichten in Duitsland. Ze sturen hem echter terug: "Hij doet zijn werk in Duitsland zo slecht, dat men hem terug laat gaan naar Nederland" , vertelt de website kunstbus.nl . En op Lucebert.net lezen we "Dwangarbeid in Wittenberg, Duitsland. Hij werd gearresteerd door de Gestapo. Doet alsof hij ziek is en krijgt tijdelijke toestemming om naar Nederland terug te keren en duikt dan onder tot het einde van Wereldoorlog II." Kortom: niet bepaald een type waarmee je een Duizendjarig Rijk bouwt...
Voor de oorlog had hij enige tijd op een school voor kunstnijverheid gezeten, maar dat vond papa geen goed idee. Liever een 'echt beroep ' zoeken, zo was het vaderlijke idee.. Na de oorlog zwerft hij rond. Hij mocht een muurschildering maken in een klooster. "Omdat de zusters de wandschildering niet konden waarderen hebben ze het geheel laten overschilderen met witte verf", lezen we op kunstbus.nl.
Intussen was hij ook aan het dichten geslagen, had hij contact gekregen met andere kunstenaars, was deel geworden van de Nederlandse Experimentele Groep en kort daarop ook van Cobra. Dat laatste was een samenwerkingsverband van schilders en dichters. Prominent daarin waren onder meer Karel Appel en Constant Nieuwenhuis. Die laatste schreef een artikel waarin de revolutionaire ambities van de groep naar voren kwamen.
"Wij leven in een maatschappij, waarin de menselijke behoeften en hun bevrediging de vorm aannemen van vraagstukken" , zo opende het stuk. Het gaat om vraagstukken rond seksualiteit, de economie, maar ook van de kunst: "een onoplosbaar probleem" . Verderop in het stuk: "We zien hoe in de Westerse klassengemeenschap de opkomst en zelfstandigwording van de werkende onderlaag gepaard gaat met het ontstaan van culturele stromingen die een aanval betekenen op de heersende wereldbeschouwing, dat wil zeggen de wereldbeschouwing van de heersende klasse. We zien hoe het verzet van de passief gehouden massa tot uitdrukking komt in geestelijke 'veroveringen' die in wezen niets anders zijn dan het afwinden van een omhulsel datdoor allen intuïtief gevoeld wordt als een band, een belemmering." Ik kan geen hyperlink naar de tekst geven, ik heb hem in mijn aantekeningenboekje gekrabbeld vanaf het artikel dat in een vitrine te lezen was in het museum.
Het is duidelijk waar de verklaring op doelde: de bevrijdingsstrijd van de arbeidersklasse in het kapitalisme vindt weerspiegeling maar tegelijk bondgenoot in vernieuwende stromingen in de kunst. Zo vatte de Cobra-groep het op, en in Lucebert's dichtwerk uit die tijd zien we de opstandige geest keer op keer naar voren komen. Zo is er de "Verdediging van de 50-ers" , waarin Lucebert dicht:
tegen uw muur zwellen wij met het rapalje tot een blaas
een zware zak met lachen, krampen gillen en geraas
uw hemel wordt met onze zwerende ervaring overladen
Hier spreekt het leven in al zijn opstandige grofheid, zijn directheid, door de woorden van de dichter. Die spreekt over "wij en het rapalje" . Rapalje: de opstandige massa. Wij: de kunstenaars. "Vijftigers" was trouwens de benaming van de groep dichters die deze rebelse stemming omzetten in grillige, grimmige, soms explosieve gedichten. Remco Campert was een andere bekende vertegenwoordiger van deze groep, Simon Vinkenoog eveneens.
Lucebert's allereerste gepubliceerde gezicht getuigt van zeer rechtstreekse betrokkenheid: "minnebrief aan onze gemartelde bruid indonesia" . Dat verwoordde zijn woede over de Tweede Politionele actie tegen de zojuist onafhandelijke republiek Indonesië. Politionele actie was natuurlijk een mooi woord voor koloniale oorlog. De drijfveer bleek uit de officiële naam van deze oorlogsronde: Operatie Produkt.
In zijn vroege dichtwerk duiken meer dwarse verwijzingen en stemmingen op, in de vaak ongrijpbare, verontrustend chaotische taal die hij hanteert. In "school der poëzie" bijvoorbeeld: gaan weerzin tegen een veel te braaf literair establishment en een onrechtvaardige maatschappelijke orde onontwarbaar samen:
ik ben geen lieflijke dichter
ik ben de schielijke oplichter
der liefde, zie opnder haar de haat
en daarop een kaaklende daad
lyriek is de moeder der politiek
ik ben niets dan een omroeper van oproer...
Hij was niet alleen dwars in zijn gedichten, maar ook in zijn gedrag. In 1954 probeerde hij de aan hem uitgereikte Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam af te gaan halen. Hij had zich als keizer verkleed, hij had immers al de bijnaam "Keizer der Vijftigers" . Remco Campert was deel van zijn 'keizerlijk' gevolg. "De politie verhinderde dit met geweld en ging Lucebert met een gummiknuppel te lijf." Het is het soort prachtscene dat doet denke aan de glorietijd van de Amsterdamse Provo's halverwege de jaren zestig.
"Later heb ik nog een keer de Amsterdamse poëzieprijs gekregen. Ik ben toen maar gewoon thuisgebleven; het geld werd toch overgemaakt" , zegt Lucebert ondeugend in een interview uit 1959. Prijzen zelf vindt hij wel OK: "om het geld. Als de redenen me niet zouden aanstaan, zou ik het geld in mijn zak steken en ongenoegen laten blijken, op een zo vergaand beledigende manier dat ik nooit meer voor die prijs in aanmerking zou komen." Heerlijke man, die Lucebert.
Van strakke organisatie en politieke bundeling van krachten moest hij intussen weinig hebben. Cobra gaat hij snel weer uit, volgens Lucebert keken de schilders uit die groep neer op de dichters. Ook de Vijftigers zijn geen hecht gezelschap, tot opluchting van Lucebert: "Er bestond geen clubgeest en dus ook geen club met alle narigheden van dien, ruzies en royementen(...)"
In 1955 woont hij een handvol maanden in Oost-Berlijn, op uitnodiging van de grote marxistische schrijver Bertold Brecht. Hij vindt het daar helemaal niets, verveelt zich, voelt zich niet geïnspireerd. Van het gevestigde 'communisme' moest hij niets hebben. Het verbaast me met dit alles niet echt dat tussen de in Schiedam tentoongestelde boeken uit Lucebert's privébibliotheek zich naast boeken over kunst zich een essaybundel van de anarchistische historicus Arthur Lehning bevindt.
In de jaren zestig en zeventig tekende en schilderde hij vooral, en raakt het dichten op de achtergrond. De expositie in Schiedam biedt een prachtig overzicht. Ga kijken, als je in de gelegenheid bent, het is indrukwekkend! Een paar kunstwerken sprongen er voor mij uit. Zo heb ik gefascineerd staan kijken bij een schilderij dat ' het twistpunt' heet. We zien twee figuren, kennelijk in heftige discussie gewikkeld. De ene heeft een enorme tong uit zijn mond hangen, bij de ander speelt een vaag glimlachje om zijn mond. Er wordt naar de grond gewezen, naar het 'twistpunt' waar de ruzie kennelijk om draait: een hoop stenen, of is het een hondendrol?
Veel van de figuren die hij tekent zijn minstens zo grillig en mysterieus als de taal in zijn gedichten. En ze kijken je allemaal aan met een veelheid van, vaak merkwaardig schots en scheef geplaatste ogen. Ik heb zelden zoveel ogen bij elkaar gezien, zelfs door Lucebert vervaardigde keramiek keek je met één oog aan.
Maar niet alle figuren waren zo onherkenbaar. Uit 1976 stamt het schilderij "Lenin en Stalin" - en die twee figuren zijn zeer herkenbaar afgebeeld. Lenin zittend, handen in elkaar gevouwen op zijn buik. een verwijzing naar afbeeldingen van de Russische revolutionair uit de tijd dat hij al ziek was. Hij kijkt voor zich uit, ernstig maar niet beangstigend. Naast hem Stalin, die schuin kijkt, enigszins sinister, wel degelijk angstaanjagend. Het is duidelijk dat zowel Lucebert als de kijker weet wat het vervolg werd na Lenin's dood.
De teloorgang van revolutionaire hoop die ik in dit schilderij zie speelt in het latere werk van Lucebert een flinke rol. Dat merken we nadat hij weer meer gedichten maakte en naar buiten deed komen, in de jaren vanaf 1981 tot kort na zijn dood in 1994. Heel treffend geeft hij uiting aan zijn vertwijfeling in "herman gorter op een eerste mei in de jaren tachtig" . Herman Gorter, groot revolutionair dichter, voor wie de arbeidersklasse was wat die voor revolutionairen, ook voor mij, nog steeds is: potentiële brenger van een revolutie die de mensheid bevrijdt. Maar Lucebert was die hoop helaas goeddeels kwijt, getuige de woorden uit het gedicht:
hoe ontnuchterd zou jij nu zijn
nog steeds is de arbeidende klasse ook voetvolk
dat uit solidariteit met elke macht
opstandigen martelt en vrijheid ontkracht
De hoop kwijnt weg bij Lucebert - maar zijn verzetshouding, zijn radicale woede blijft. Dat maakt hem groots. Een strofe uit een kort gedicht "breyten breytenbach mag de maan zien" geeft aan Lucebert's machteloze woede goed uiting. Breytenbach was een schrijver die felle kritiek op het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime had en daarom door het bewind werd vervolgd. De strofe luidt:
dit gedicht schaamt zich gedicht te zijn
woede wil andere wapens dan woorden
ja het schaamt zich gedicht te zijn en geen schot
waarmee het - dichter - jouw beul kan vermoorden
Het doet me denken aan dat prachtige lied van Bruce Cockburn, "If I had a rocket launcher" , waarin de zanger zijn reactie beschrijft als hij tijdens een bezoek aan vluchtelingen uit Guatemala helicopters van het militaire bewind van dat land ziet rondvliegen - het bewind waarvoor de vluchtelingen de wijk hadden genomen. Net zo'n gevoel van woede die aan woorden en gitaarklanken niet genoeg heeft om adequaat effectief te worden.
Steeds somberder klinkt hij in zijn laatste jaren, en heel erg vrolijk was zijn wereldbeeld toch al niet. Maar hij houdt vol:
Wie niets meer voelt
moet maar weer eens horen
Troost bood Lucebert niet. Maar juist het contrast tussen de verregaande somberheid over de wereld en de mensheid en zijn weigering om daarin te berusten tekent de grootheid van de man en zijn kunst. Zoiets laat zich nimmer permanent degraderen tot koopwaar, snoepgoed en gemeentelijke PR. Dat is Lucebert's posthume overwinning, en als we ons ervoor open weten te stellen, ook de onze. En vroeg of laat haalt een revolutionaire actiegroep ter bevrijding van de kunst die slagzin weg van dat Rotterdamse verzekeringsgebouw.
woensdag 14 maart 2007
Hoe je een fascist herkent (deel 1)
Geert Wilders is een fascist, de opkomst van zijn Partij voor de Vrijheid betekent een groeiende fascistische dreiging. Het is niet genoeg om de politiek van de man en zijn maten aan te duiden als racistisch, extreem-rechts. Fascisme, dát is the name of their game.
Racistisch is de PVV, en niet zo zuinig ook. Maar racisme zie je bij andere partijen ook wel, dat onderscheidt de PVV slechts gradueel van de rest van rechts (en helaas zelfs van delen van wat voor links doorgaat). Extreem-rechts echter is een etiket dat voornamelijk gehanteerd wordt om dat enge f-woord maar niet te hoeven gebruiken. Dat begrip maakt werkelijk meer onduidelijk dan dat het iets verheldert.
De SGP bijvoorbeeld heeft op vele punten standpunten die zo rechts staan als je het maar kunt bedenken, formeel beschouwd veel rechtser dan Wilders waar het gaat om vrouwen- en homorechten bijvoorbeeld. Op een bepaalde manier is de SGP 'extreem-rechts'. Maar ze zijn op zo wezenlijke punten géén geestverwanten van partijen die gangbaar als 'extreem-rechts' worden aangeduid: het Vlaams Belang, het Front National.
Een etiket als 'extreem-rechts' suggereert dat het bij de als zodanig aangeduide bewegingen slechts om iets kwantitatiefs gaat, iets lineairs: steeds rechtser op een soort van politieke Schaal van Richter. Maar fascisme is niet zomaar 'zo rechts mogelijk', het is een specifiek soort van rechts. Het verschil tussen fascisme en andere vormen van rechtse politiek is niet kwantitatief, niet meer van hetzelfde, maar op wezenlijke punten kwalitatief. Het hele etiket 'extreem-rechts' kan wat mij betreft dan ook de prullenbak in.
Nu kan ik wel roepen dat deze of gene een fascist is, maar dat vereist toelichting, argumentatie. Laat ik eerst aangeven hoe ik het niet bedoel. Fascisme is voor mij een levensgevaarlijk politiek verschijnsel, fascisten beschouw ik als doodsvijanden, als griezelige tegenstanders. 'Fascist' is voor mij echter geen scheldwoord, maar een doordachte politieke kwalificatie van bepaalde politieke figuren die een aantal kenmerken gemeen hebben. Ik hanteer dit begrip ter onderscheiding van een bepaald soort reactionaire politiek, niet als etiket dat op elk soort rechtse politiek geplakt kan worden.
Er bestaat immers onder sommige mensen de nare gewoonte om elke vorm van politiek die niet bevalt, als fascisme aan te duiden, en elke figuur met een verkeerde politiek voor fascist. Dan wordt binnen de kortste keren Bush een fascist, evenals Verdonk, Chirac, Berlusconi, Putin, Ahmedinejad, Stalin, wie maar tot de hate figure van de dag wordt gebombardeerd.
Vaak moet je dat bombarderen ook letterlijk nemen: als het Witte Huis een staatshoofd tot fascist ('nieuwe Hitler') uitroept, is de verschijning van bommenwerpers aan de hemel, en de inslag van de eerste kruisraket, doorgaans niet zo ver verwijderd. Saddam Hoessein en Milosevic konden er van meepraten, voordat zij vanuit het Hoofdkwartier van de Vrije Wereld naar een andere wereld werden gejaagd. Als de voortekenen niet bedriegen is Ahmedinejad momenteel doelwit van deze kwalijke behandeling - en daarmee loopt iedereen die woont in het land Iran, waar de man president van is, groot gevaar slachtoffer te worden van Amerikaanse bommen en raketten.
Ook onder links is de gewoonte om het woord 'fascist' te pas en vooral ook te onpas te hanteren helaas wijdverspreid. 'Fascist' is daar te vaak het etiket voor elke figuur met een nare, rechtse autoritaire politiek. Daarmee verliest het woord elke onderscheidende betekenis. Links moet deze gewoonte schrappen uit het repertoire. Stalin is geen fascist en Bush ook niet, hoe misdadig hun beleid ook is. Daarmee zeg ik niet dat Stalin en/ of Bush 'wel meevallen'. Dat doen ze bepaald niet. Maar er zijn meerdere soorten van verschrikkingen; fascisten hebben bepaald niet het monopolie op staatsterreur. Iemand een fascist noemen zegt niet iets over de omvang van 'zijn' terreur, maar wel over de aard van de politiek waar die terreur deel van uitmaakt.
Een voorbeeld. Stalin en Mussolini. De tweede een fascist (sterker: hoofd van de beweging waar het verschijnsel naar genoemd is). De eerste een dictator van een, het woord zegt het al, Stalinistische dictatuur. Maar een dictatuur met een wezenlijk andere herkomst en aard dan die van Mussolini: een weggekwijnde revolutie, waarop een bureaucratisch despotisme gevestigd werd die de restanten van de revolutie de nek omdraaide en economie en maatschappij op kapitalistische grondslag in ijltempo voortdreef in rivaliteit met Westerse kapitalistische mogendheden. Het was een verschrikking, een hel voor wie het moest ondergaan. Je kunt het daarom 'fascisme' noemen. Maar dan is fascisme gewoon een synoniem voor dictatuur geworden: een begripsverbreding die vooral een vervaging inhoudt.
Betekent het feit dat ik Stalin géén fascist noem, en Mussolini wel, dat Stalin daarmee tot 'minder erg' wordt verheven? Helemaal niet. De Stalinistische dictatuur kende vele miljoenen slachtoffers, veel meer dan die van Mussolini. Ja, Rusland was ook een veel groter land. Maar waar het de schaal van massamoord betreft wint Stalin, en trouwens ook Mao, het van de meeste fascistische staten, en komen ze in dezelfde bloedige eredivisie als het ultieme fascistenbewind, dat van Hitler.
Het fascisme is dus niet het enige soort schrikbewind in deze moderne tijden. Iemand als fascist typeren doe ik dan ook niet lichtvaardig. Ik beoog daarmee een goede inschatting van het gevaar dat iemand vertegenwoordigd, te bevorderen. Op zo'n inschatting kunnen we dan een goed antwoord helpen bouwen. Wilders typeren als fascist dient als analyse, gecombineerd met een waarschuwing. Hij vertegenwoordigt een specifiek gevaar, dat een specifiek soort bestrijding noodzaakt. Dat is het doel van een reeks van artikelen die ik er aan wil wijden, waarvan je zonet slechts een eerste, inleidend stuk hebt gelezen.
Racistisch is de PVV, en niet zo zuinig ook. Maar racisme zie je bij andere partijen ook wel, dat onderscheidt de PVV slechts gradueel van de rest van rechts (en helaas zelfs van delen van wat voor links doorgaat). Extreem-rechts echter is een etiket dat voornamelijk gehanteerd wordt om dat enge f-woord maar niet te hoeven gebruiken. Dat begrip maakt werkelijk meer onduidelijk dan dat het iets verheldert.
De SGP bijvoorbeeld heeft op vele punten standpunten die zo rechts staan als je het maar kunt bedenken, formeel beschouwd veel rechtser dan Wilders waar het gaat om vrouwen- en homorechten bijvoorbeeld. Op een bepaalde manier is de SGP 'extreem-rechts'. Maar ze zijn op zo wezenlijke punten géén geestverwanten van partijen die gangbaar als 'extreem-rechts' worden aangeduid: het Vlaams Belang, het Front National.
Een etiket als 'extreem-rechts' suggereert dat het bij de als zodanig aangeduide bewegingen slechts om iets kwantitatiefs gaat, iets lineairs: steeds rechtser op een soort van politieke Schaal van Richter. Maar fascisme is niet zomaar 'zo rechts mogelijk', het is een specifiek soort van rechts. Het verschil tussen fascisme en andere vormen van rechtse politiek is niet kwantitatief, niet meer van hetzelfde, maar op wezenlijke punten kwalitatief. Het hele etiket 'extreem-rechts' kan wat mij betreft dan ook de prullenbak in.
Nu kan ik wel roepen dat deze of gene een fascist is, maar dat vereist toelichting, argumentatie. Laat ik eerst aangeven hoe ik het niet bedoel. Fascisme is voor mij een levensgevaarlijk politiek verschijnsel, fascisten beschouw ik als doodsvijanden, als griezelige tegenstanders. 'Fascist' is voor mij echter geen scheldwoord, maar een doordachte politieke kwalificatie van bepaalde politieke figuren die een aantal kenmerken gemeen hebben. Ik hanteer dit begrip ter onderscheiding van een bepaald soort reactionaire politiek, niet als etiket dat op elk soort rechtse politiek geplakt kan worden.
Er bestaat immers onder sommige mensen de nare gewoonte om elke vorm van politiek die niet bevalt, als fascisme aan te duiden, en elke figuur met een verkeerde politiek voor fascist. Dan wordt binnen de kortste keren Bush een fascist, evenals Verdonk, Chirac, Berlusconi, Putin, Ahmedinejad, Stalin, wie maar tot de hate figure van de dag wordt gebombardeerd.
Vaak moet je dat bombarderen ook letterlijk nemen: als het Witte Huis een staatshoofd tot fascist ('nieuwe Hitler') uitroept, is de verschijning van bommenwerpers aan de hemel, en de inslag van de eerste kruisraket, doorgaans niet zo ver verwijderd. Saddam Hoessein en Milosevic konden er van meepraten, voordat zij vanuit het Hoofdkwartier van de Vrije Wereld naar een andere wereld werden gejaagd. Als de voortekenen niet bedriegen is Ahmedinejad momenteel doelwit van deze kwalijke behandeling - en daarmee loopt iedereen die woont in het land Iran, waar de man president van is, groot gevaar slachtoffer te worden van Amerikaanse bommen en raketten.
Ook onder links is de gewoonte om het woord 'fascist' te pas en vooral ook te onpas te hanteren helaas wijdverspreid. 'Fascist' is daar te vaak het etiket voor elke figuur met een nare, rechtse autoritaire politiek. Daarmee verliest het woord elke onderscheidende betekenis. Links moet deze gewoonte schrappen uit het repertoire. Stalin is geen fascist en Bush ook niet, hoe misdadig hun beleid ook is. Daarmee zeg ik niet dat Stalin en/ of Bush 'wel meevallen'. Dat doen ze bepaald niet. Maar er zijn meerdere soorten van verschrikkingen; fascisten hebben bepaald niet het monopolie op staatsterreur. Iemand een fascist noemen zegt niet iets over de omvang van 'zijn' terreur, maar wel over de aard van de politiek waar die terreur deel van uitmaakt.
Een voorbeeld. Stalin en Mussolini. De tweede een fascist (sterker: hoofd van de beweging waar het verschijnsel naar genoemd is). De eerste een dictator van een, het woord zegt het al, Stalinistische dictatuur. Maar een dictatuur met een wezenlijk andere herkomst en aard dan die van Mussolini: een weggekwijnde revolutie, waarop een bureaucratisch despotisme gevestigd werd die de restanten van de revolutie de nek omdraaide en economie en maatschappij op kapitalistische grondslag in ijltempo voortdreef in rivaliteit met Westerse kapitalistische mogendheden. Het was een verschrikking, een hel voor wie het moest ondergaan. Je kunt het daarom 'fascisme' noemen. Maar dan is fascisme gewoon een synoniem voor dictatuur geworden: een begripsverbreding die vooral een vervaging inhoudt.
Betekent het feit dat ik Stalin géén fascist noem, en Mussolini wel, dat Stalin daarmee tot 'minder erg' wordt verheven? Helemaal niet. De Stalinistische dictatuur kende vele miljoenen slachtoffers, veel meer dan die van Mussolini. Ja, Rusland was ook een veel groter land. Maar waar het de schaal van massamoord betreft wint Stalin, en trouwens ook Mao, het van de meeste fascistische staten, en komen ze in dezelfde bloedige eredivisie als het ultieme fascistenbewind, dat van Hitler.
Het fascisme is dus niet het enige soort schrikbewind in deze moderne tijden. Iemand als fascist typeren doe ik dan ook niet lichtvaardig. Ik beoog daarmee een goede inschatting van het gevaar dat iemand vertegenwoordigd, te bevorderen. Op zo'n inschatting kunnen we dan een goed antwoord helpen bouwen. Wilders typeren als fascist dient als analyse, gecombineerd met een waarschuwing. Hij vertegenwoordigt een specifiek gevaar, dat een specifiek soort bestrijding noodzaakt. Dat is het doel van een reeks van artikelen die ik er aan wil wijden, waarvan je zonet slechts een eerste, inleidend stuk hebt gelezen.
zaterdag 10 maart 2007
Nederland in Afghanistan: koloniale politiek
'Operatie Achilles', zo heet de grote militaire NAVO-campagne in Afghanistan. Daarmee proberen minstens 4500 NAVO-soldaten en 1000 Afghaanse militairen het gewapend verzet in het zuiden van Afghanistan te breken. Wie verzint toch die prachtige namen? De Westerse bezetting van het land is inderdaad bezig een tweede Achilleshiel te worden aan de voeten van een wankelend Westers imperium.
Die bezetting loopt op steeds meer fronten stuk. Operatie Achilles is daar zelf een teken van: het offensief is gelanceerd om een voorjaarsoffensief van de Taliban - alom verwacht en door de Taliban aangekondigd en klaarblijkelijk ook van start gegaan - te vlug af te zijn. Maar het hele feit dat, ruim ruim vijf jaar naar de verdrijving van het Talibanbewind door de Amerikaanse aanvalsoorlog van oktober en november 2001, de Taliban nog bestaan en in kracht toe nemen, laat al zien hoe faliekant mislukt de 'bevrijding' van Afghanistan is.
We zien in feite een klassieke koloniale bezetting, met een pro-Westerse regering van president Karzai die in elkaar zou zakken zodra de bezetters - de VS, maar ook de andere NAVO-legers, waaronder de Nederlandse troepen - de hielen zouden lichten. We zien dagelijks gevechten in een hardnekkige guerrilla-oorlog. Ook Nederlandse militairen doen keihard mee. "Vier Nederlandse patrouilles in Uruzgan zijn in de afgelopen tien dagen beschoten (...) Onder de Nederlanders vielen geen slachtoffers. Aan vijandelijke zijde vermoedelijk wel" , aldus de NRC op 8 maart. "Bij de vier gevechtscontacten is twee keer luchtsteun gebruikt om de schietpartij tussen de Nederlanders en de vijandelijke strijders te beëindigen."
Nederland voert doodgewoon oorlog, wie daar nog aan twijfelt steekt zijn kop diep in het Afghaanse woestijnzand. Maar voorstanders van de Nederlandse rol aldaar wijzen ook op stukjes wederopbouw. "In het dorpje Tarkak (...) hebben de Nederlandse militairen een waterput geslagen voor drinkwater voor de bevolking. Ook sloegen zij een waterput in de gevangenis in Tarin Kowt, zodat de leefomstandigheden in de instelling kunnen verbeteren." Dat lezen we in hetzelfde NRC-stukje. Onthutsend detail: zelfs wie als gevangene te gast is van de Afghaanse autoriteiten, kon tot voor kort kennelijk niet op stromend water rekenen.
Oorlog of wederopbouw? Dat is de vraagstelling in de discussie over de Westerse rol in Afghanistan, en ook over de Nederlandse troepenmacht daar. Het is een oppervlakkige tegenstelling. Ja, hoe duidelijker het wordt dat de NAVO, Nederland ook, gewoon oorlog aan te voeren is, hoe eenvoudiger het wordt om te pleiten voor terugtrekking van die troepen. Hoe duidelijker het wordt dat in die oorlog vooral ook veel burgers het slachtoffer worden, hoe luider de roep om een eind aan de bezetting zal worden - en terecht.
Een voorbeeld laat dat zien.Twee recente Amerikaanse acties binnen een etmaal - een schietpartij op burgers nadat Amerikaanse mariniers in een hinderlaag liepen, en een bombardement op woningen vanwaaruit gevuurd werd - kostten een twintigtal burgers het leven. Het laat zien hoezeer de oorlog tegen de Taliban tegelijk een oorlog tegen de bevolking is.
Maar betekent dit dat wel wel voor een 'echte' wederopbouwmissie zouden moeten zijn? Als Nederlandse troepen nu vier waterputten hadden geslagen, en maar één keer in gevecht waren gekomen met Afghaanse gewapende strijders, was de Nederlandse rol dan minder onaanvaardbaar? Is 'wederopbouw' op voorwaarden van Westerse bezettingstroepen iets om te verwelkomen?
Ik denk van niet. Nederland hield er ooit een groot koloniaal rijk op na: het huidige Indonesië. Tot vlak voor de Eerste Wereldoorlog voerden Nederlandse troepen op tal van plaatsen oorlogen om dat rijk te vestigen en te consolideren. De bekendste was de bloedige Atjeh-oorlog. Maar tussen pakweg 1910 en 1942 (toen Japanse legers de kolonie enkele jaren hardhandig overnamen) heerste er op de meeste plekken rust in het koloniale rijk. Het koloniale bewind legde wegen aan, opende scholen en ziekenhuizen, gaf de zending de ruimte. In modern jargon: de oorlogsmissie werd vervangen door een langdurige wederopbouwmissie. Met had er zelfs een officiële term voor bedacht: 'ethische politiek'.
Maar het was koloniale politiek: Nederlandse ondernemers hadden wegen nodig van en naar hun plantages en mijnen; enig geschoold personeel, en dus enig onderwijs, was wel zo handig. Zieke arbeiders zijn minder productief dan gezonde, dus hier en daar een hospitaal was wel zo verstandig. En sowieso: een beleid dat het welzijn van de 'inlanders' (zo heetten de Indonesiërs in het koloniale jargon) bevorderde, leidde tot minder onvrede, en dus tot ongestoorde koloniale exploitatie van de grote hulpbronnen van het toenmalige Nederlands-Indië. Geen serieuze tegenstander van het kolonialisme zou toen gezegd hebben: het Koninklijk Nederlands Indische Leger KNIL leger doet geen oorlogsmissie meer, het gezag is met wederopbouw bezig, de koloniale aanwezigheid is nu aanvaardbaar.
Het idee van 'humanitaire interventie' is niets nieuws, 'wederopbouw' is van alle koloniale tijden. Als Julius Caesar's legers er ooit in geslaagd zouden zijn dat laatste Gallische dorpje onder de voet te lopen zouden ze er ongetwijfeld een 'wederopbouwproject' zijn gestart dat de inheemse toverdrank zou hebben uitgebannen en de vals zingende bard zou hebben opgesloten, wellicht tot relatieve opluchting van velen. Maar ik denk niet dat Asterix zich door dit type van ethische politiek zand in de ogen zou hebben laten strooien. Dat zouden wij vandaag de dag rond Afghanistan en de 'wederopbouw' evenmin moeten laten doen.
Oorlog voeren tegen de Taliban, waterputten slaan en scholen bouwen om een pro-Westerse president enig krediet te bezorgen: het is allemaal deel van hetzelfde koloniale project. De afwijzing van de Nederlandse missie in Afghanistan is niet afhankelijk van de mate waarin Nederlandse troepen daadwerkelijk oorlog voeren. Kolonialisme met een menselijk gezicht is nog altijd in de allereerste plaats kolonialisme, en daarmee volledig verwerpelijk.
Die bezetting loopt op steeds meer fronten stuk. Operatie Achilles is daar zelf een teken van: het offensief is gelanceerd om een voorjaarsoffensief van de Taliban - alom verwacht en door de Taliban aangekondigd en klaarblijkelijk ook van start gegaan - te vlug af te zijn. Maar het hele feit dat, ruim ruim vijf jaar naar de verdrijving van het Talibanbewind door de Amerikaanse aanvalsoorlog van oktober en november 2001, de Taliban nog bestaan en in kracht toe nemen, laat al zien hoe faliekant mislukt de 'bevrijding' van Afghanistan is.
We zien in feite een klassieke koloniale bezetting, met een pro-Westerse regering van president Karzai die in elkaar zou zakken zodra de bezetters - de VS, maar ook de andere NAVO-legers, waaronder de Nederlandse troepen - de hielen zouden lichten. We zien dagelijks gevechten in een hardnekkige guerrilla-oorlog. Ook Nederlandse militairen doen keihard mee. "Vier Nederlandse patrouilles in Uruzgan zijn in de afgelopen tien dagen beschoten (...) Onder de Nederlanders vielen geen slachtoffers. Aan vijandelijke zijde vermoedelijk wel" , aldus de NRC op 8 maart. "Bij de vier gevechtscontacten is twee keer luchtsteun gebruikt om de schietpartij tussen de Nederlanders en de vijandelijke strijders te beëindigen."
Nederland voert doodgewoon oorlog, wie daar nog aan twijfelt steekt zijn kop diep in het Afghaanse woestijnzand. Maar voorstanders van de Nederlandse rol aldaar wijzen ook op stukjes wederopbouw. "In het dorpje Tarkak (...) hebben de Nederlandse militairen een waterput geslagen voor drinkwater voor de bevolking. Ook sloegen zij een waterput in de gevangenis in Tarin Kowt, zodat de leefomstandigheden in de instelling kunnen verbeteren." Dat lezen we in hetzelfde NRC-stukje. Onthutsend detail: zelfs wie als gevangene te gast is van de Afghaanse autoriteiten, kon tot voor kort kennelijk niet op stromend water rekenen.
Oorlog of wederopbouw? Dat is de vraagstelling in de discussie over de Westerse rol in Afghanistan, en ook over de Nederlandse troepenmacht daar. Het is een oppervlakkige tegenstelling. Ja, hoe duidelijker het wordt dat de NAVO, Nederland ook, gewoon oorlog aan te voeren is, hoe eenvoudiger het wordt om te pleiten voor terugtrekking van die troepen. Hoe duidelijker het wordt dat in die oorlog vooral ook veel burgers het slachtoffer worden, hoe luider de roep om een eind aan de bezetting zal worden - en terecht.
Een voorbeeld laat dat zien.Twee recente Amerikaanse acties binnen een etmaal - een schietpartij op burgers nadat Amerikaanse mariniers in een hinderlaag liepen, en een bombardement op woningen vanwaaruit gevuurd werd - kostten een twintigtal burgers het leven. Het laat zien hoezeer de oorlog tegen de Taliban tegelijk een oorlog tegen de bevolking is.
Maar betekent dit dat wel wel voor een 'echte' wederopbouwmissie zouden moeten zijn? Als Nederlandse troepen nu vier waterputten hadden geslagen, en maar één keer in gevecht waren gekomen met Afghaanse gewapende strijders, was de Nederlandse rol dan minder onaanvaardbaar? Is 'wederopbouw' op voorwaarden van Westerse bezettingstroepen iets om te verwelkomen?
Ik denk van niet. Nederland hield er ooit een groot koloniaal rijk op na: het huidige Indonesië. Tot vlak voor de Eerste Wereldoorlog voerden Nederlandse troepen op tal van plaatsen oorlogen om dat rijk te vestigen en te consolideren. De bekendste was de bloedige Atjeh-oorlog. Maar tussen pakweg 1910 en 1942 (toen Japanse legers de kolonie enkele jaren hardhandig overnamen) heerste er op de meeste plekken rust in het koloniale rijk. Het koloniale bewind legde wegen aan, opende scholen en ziekenhuizen, gaf de zending de ruimte. In modern jargon: de oorlogsmissie werd vervangen door een langdurige wederopbouwmissie. Met had er zelfs een officiële term voor bedacht: 'ethische politiek'.
Maar het was koloniale politiek: Nederlandse ondernemers hadden wegen nodig van en naar hun plantages en mijnen; enig geschoold personeel, en dus enig onderwijs, was wel zo handig. Zieke arbeiders zijn minder productief dan gezonde, dus hier en daar een hospitaal was wel zo verstandig. En sowieso: een beleid dat het welzijn van de 'inlanders' (zo heetten de Indonesiërs in het koloniale jargon) bevorderde, leidde tot minder onvrede, en dus tot ongestoorde koloniale exploitatie van de grote hulpbronnen van het toenmalige Nederlands-Indië. Geen serieuze tegenstander van het kolonialisme zou toen gezegd hebben: het Koninklijk Nederlands Indische Leger KNIL leger doet geen oorlogsmissie meer, het gezag is met wederopbouw bezig, de koloniale aanwezigheid is nu aanvaardbaar.
Het idee van 'humanitaire interventie' is niets nieuws, 'wederopbouw' is van alle koloniale tijden. Als Julius Caesar's legers er ooit in geslaagd zouden zijn dat laatste Gallische dorpje onder de voet te lopen zouden ze er ongetwijfeld een 'wederopbouwproject' zijn gestart dat de inheemse toverdrank zou hebben uitgebannen en de vals zingende bard zou hebben opgesloten, wellicht tot relatieve opluchting van velen. Maar ik denk niet dat Asterix zich door dit type van ethische politiek zand in de ogen zou hebben laten strooien. Dat zouden wij vandaag de dag rond Afghanistan en de 'wederopbouw' evenmin moeten laten doen.
Oorlog voeren tegen de Taliban, waterputten slaan en scholen bouwen om een pro-Westerse president enig krediet te bezorgen: het is allemaal deel van hetzelfde koloniale project. De afwijzing van de Nederlandse missie in Afghanistan is niet afhankelijk van de mate waarin Nederlandse troepen daadwerkelijk oorlog voeren. Kolonialisme met een menselijk gezicht is nog altijd in de allereerste plaats kolonialisme, en daarmee volledig verwerpelijk.
vrijdag 9 maart 2007
Verse regering, nu al breekbaar (deel 3 en slot)
Het nieuwe kabinet vertoont op meerdere punten al zwakke plekken. Rond de Irak-doofpot voelt de nieuwe regering druk van links: de SP nam het initiatief, en binnen de PvdA blijft het gonzen rond dit thema. Rond homohuwelijk en aanverwante thema's voelt het kabinet linkse kritiek, maar het zijn vooral de liberale partijen die deze kritiek naar voren brengen. Maar de belangrijkste druk op het nieuwe kabinet komt van rechts - en van uiterst rechts.
Al wekenlang vuurt Wilders zijn racistische gifpijlen af door politici uit Turkije en Marokko verdacht te maken omdat ze hetzij naast een Nederlands paspoort nog een paspoort van hun land van herkomst hebben. Dat leidde zelfs tot een absurde motie van wantrouwen tegen staatssecretaris Aboutaleb en Albayrak.
Deze week kwam er een nieuwe aanval bovenop, en wel op Khadija Arib, PvdA-Tweede Kamerlid van Marokkaanse herkomst. Zij adviseert de Raad voor de Mensenrechten in Marokko, en die raad adviseert de Marokkaanse koning. Dat mag niet, volgens Wilders, het is niet ondubbelzinnig loyaal aan Nederland.
Zijn PVV en de VVD vroeg een spoeddebat aan. Dat vond plaats op 9 maart, en werd een verhitte vertoning. De aanval van Wilders kreeg vrijwel geen steun, veel Kamerleden waren woedend dat Wilders de loyaliteit van Arib zo in tijfel trok. "Hoe haalt u het in uw hoofd(...)?"aldus Jeroen Dijsselbloem van de PvdA. Groenlinks-fractievoorzitter Femke Halsema waarschuwde Wilders: "Als u ooit aan mijn kamerleden komt, lust ik u rauw."
De woede van de meeste Kamerleden is zowel terecht als veel te beperkt. Maar eerst: waar draait het conflict eigenlijk om? Zowel in de zaak van de dubbele paspoorten van Albayrak en Aboutaleb als in ze zaak van het advieswerk van Arib is het bepaald geen louter formele kwestie.
Geen van de drie doen iets onwettigs. Er is geen enkele reden om aan de loyaliteit van deze mensen te twijfelen, ze hebben een eed of belofte afgelegd toen ze hun functie aannamen, en daarmee dient de kous af te zijn. Het aantal paspoorten dat iemand heeft zegt niets over loyaliteit. Wie de twee staatssecretarissen daarop aanvalt, trapt daarmee tegelijk de één miljoen mensen die een dubbele nationaliteit hebben, in het gezicht. Een heksenjacht op basis van angst en haat jegens mensen van buitenlandse herkomst, daar komt het op neer.
De zaak gaat echter dieper. Wilders valt deze mensen aan vanwege hun herkomst uit landen waar de Islam de belangrijkste godsdienst is en de huidskleur donkerder dan die van Wilders.. Zijn aanvallen zijn niet zomaar xenofoob, maar islamofoob en racistisch.
De aanvallen van Wilders zijn antidemocratisch van strekking. Ze gaan uit van ongelijke rechten voor mensen van buitenlandse herkomst. Ze ondermijnen ook het recht van mensen in Nederland om de politici naar voren te schuiven in wie ze vertrouwen hebben.
Het duidelijkst laat dat zich aantonen aan de hand van Wilders' aanval op Arib. Wilders deed dat via een Kamerdebat. Maar Arib hoeft zich voor haar advieswerk helemaal niet aan haar parlementaire collega's te verantwoorden. Arib is in de Kamer gezet door haar kiezers, nadat haar partij haar op een verkiesbare plek had gezet. Wilders stelt in feite het recht van die kiezers om op haar te stemmen, en het recht van de PvdA om haar verkiesbaar te stellen, ter discussie. Dat is een aanval op zowel het actief als het passief kiesrecht, en op de vrijheid van politieke organisatie zelf.
Sowieso schept Wilders een sfeer van verdachtmaking, van twijfel aan de loyaliteit van Aboutaleb, Albayrak en Arib. Het is goed om te zien hoe die drie zich opstellen. Wilders vond de uitspraak van Arib dat zij niet loyaal was aan Nederland en aan Marokko, maar aan haar principes "schandelijk". Laten we duidelijk zijn: het is uit democratisch oogpunt alleen maar GOED dat mensen hun eigen principes en idealen hoger houden dan welke nationaliteit dat ook. Arib had gezegd "dat ze blij was met haar tweede paspoort, voor het geval ze weer terug wil gaan" , zo beschreef Anja Meulenbelt haar antwoord op een vraag in NOVA. Wilders noemde het ook "schandelijk" dat Arib zich zo opstelde. Ik vind dat Arib groot gelijk heeft, en dat ze principes boven nationaliteit stelt is zonder meer prijzenswaardig. Waren er maar meer zoals Arib.
Haar advieswerk betreft bovendien de mensenrechten in Marokko. Dat Wilders juist ook daaromheen zijn verdachtmakingen uitbraakt laat zien dat democratie en mensenrechten in de Islamitische wereld hem niets interesseert. Zijn verontwaardiging over onderdrukking in de Islamitische landen, zijn uitspraak dat we "moeten opkomen voor de gelijkheied van man en vrouw, homoseksueel en heteroseksueel" is hypocrisie als hij een voorvechtster van mensenrechten als Arib precies wégens dat werk zo aanvalt.
Ook de twee aangevallen staatssecretarissen weren zich. Albayrak kan haar Turkse paspoort opgeven, maar vertikt dat. De VVD vindt dat jammer en zegt dat "het Albayrak had gesierd" (in de weergave van Trouw) als ze het wel had gedaan. Zelfs de SP-leiderMarijnissen heeft gezegd: "Het is goed als nieuwe migranten kiezen voor één nationaliteit" , al voegt hij er wel aan toe "maar er nu twee willekeurige bewindslieden uitpikken wijzen wij af." De motivatie van Albayrak om haar Turkse paspoort niet op te geven is zeer zinnig: ze vindt dat ze door het opgeven van haar Turkse paspoort de één miljoen anderen met een dubbele nationaliteit zou afvallen. Ik vind dat heel goed van haar, ik ben blij dat ze zich geen opgelegde loyaliteit via de paspoortenhysterie van Wilders laat opleggen.
Immers, precies het aandringen op het opgeven van haar Turkse paspoort is al een onterechte erkenning van de gedachte dat een dubbele nationaliteit een argument kan zijn om iemands loyaliteit ter discussie te stellen. Dat Rutte hieraan meedoet is niet vreemd: hij leidt de partij waar racist Wilders politiek is grootgebracht. Dat echter ook Marijnissen, hoe minimaal ook, diezelfde richting in denkt is - om maar eens een door Wilders veelvuldig misbruikt woord zijn rechtmatige plek terug te geven - schandelijk.
Aboutaleb reageerde aanvankelijk erg defensief op de aanval van Wilders. Hij beklemtoonde juist met extra nadruk zijn loyaliteit aan Nederland. Precies die houding speelt Wilders in de kaart, precies door zo'n houding verleen je de eis tot onvoorwaardelijke nationale loyaliteit aan Nederland extra legitiem. Dat is triest. Linkse mensen zouden juist luid en duidelijk moeten vertellen: nationale loyaliteit is niet alleen geen kwestie van een paspoort meer of minder; nationale loyaliteit is uit democratisch oogpunt helemaal geen verdienste, geen begerenswaardig iets.
Hoe lang zou Wilders zijn aanvallen kunnen volhouden als de doelwitten van die aanval zouden antwoorden: "Inderdaad mijnheer Wilders, ik ben niet loyaal aan een Nederland dat mensen van buitenlandse herkomst als tweederangsburgers behandelt zoals U dat wilt. Ik stel mijn loyaliteit aan democratie en gelijke rechten boven welke nationale loyaliteit dan ook" ? Toen communistenjagers als McCarthy in de VS mensen tegenover zich kregen die zeiden: "ja, ik ben communist en ik ben daar trots op" , was het met dit type intimidatie immers ook snel gedaan. "Ja mijnheer Wilders, inderdaad: ik ben niet loyaal aan uw Nederland, en daar ben ik trots op"... Dat lijkt me het meest effectieve antwoord.
Maar terug naar Aboutaleb. Afgelopen week was zijn toon anders, en veel gezonder. Hij laat zien dat het opgeven van zijn Marokkaanse paspoort - wat overigens onmogelijk is vanwege Marokkaanse wetgeving - niet genoeg zou zijn voor Wilders. "Zelfs al verscheurde ik voor de camera mijn paspoort, het zal toch niet genoeg zijn. De volgende stap die van Aboutalebn verwacht wordt is dat hij de koran publiekelijk verbrandt." En ook hij wijst erop dat paspoort en loyaliteit twee verschillende zaken zijn: "Nederlanders die in de Tweede Wereldoorlog collaboreerden met de nazi's hadden ook maar één paspoort, zei de staatssecretaris" , aldus nieuws.nl.
De Tweede Kamer steunde de aanvallen van Wilders in overgrote meerderheid niet, zoals we zagen. Toch doen teveel partijen en politici gevaarlijke toegevingen aan Wilders' Islamofobe offensief, of beperken ze hun bezwaren op riskante wijze. Balkenende bijvoorbeeld beklaagt zich vooral over de toon van Wilders: "onnodig hard" , volgens hem. "Hij heeft recht op zijn standpunt, maar ik vind het van belang dat we respectvol met elkaar blijven omgaan." Punt is nu juist dat niet alleen de toon, maar de inhoudelijke kern van Wilders standpunt niet bepaald "respectvol" is jegens mensen van Marokkaanse of Turkse herkomst, jegens Moslims, en jegens democratische principes zoals het hooghouden van gelijke rechten.
Gevaarlijker was de houding van Wouter Bos. Niet alleen lanceerde de PvdA nadat Wilders het vuur op Arib had geopend, toch snel even een onderzoek naar haar advieswerk - hetgeen Wilders' kritiek de schijn van legitimiteit verschafte. Ook vond Bos het nodig om juist terwijl de kwestie speelde, bij de Marokkaanse autoriteiten aan te kaarten of die niet toch het opgeven van de Marokkaanse nationaliteit mogelijk zou kunnen maken. Daarvan ging toch de boodschap uit: dubbele nationaliteit is ergens toch ongewenst.
"Voorwaar een niet gering succes voor Geert Wilders" , constateert Willem Breedveld over deze PvdA-houding bitter maar niet ten onrechte in een mooi stuk in Trouw. Het artikel heet: "Politiek maakt knieval voor dat deel van de bevolking dat moslims in dit land voor geen cent vertrouwt" - waarmee precies de islamofobe kern van de hele heisa rond dubbele paspoorten goed getypeerd wordt, al is hij op zichzelf helaas geen tegenstander van het tegengaan van een dubbele nationaliteit.
De hele zaak maakt de nieuwe coalitie niet bepaald sterker. De PvdA verdedigt haar twee aangevallen bewindslieden, maar wil toch het opgeven van een tweede paspoort mogelijk maken. Femke Halsema merkte vlak voor de verkiezingen van 7 maart op: "De partij is mee gaan bewegen met Wilders, vermoedelijk om weggelopen kiezers te behagen. Het effect kan wel eens tegenovergesteld zijn, hier snapt geen kiezer meer iets van. " Ze legt de vinger daarmee op een zeer zere plek. De PvdA voert de verdediging van haar politici formeel, en met veel verontwaardiging - maar niet erg principieel.
De twee andere regeringspartijen zijn openlijk tegenstander van een dubbele nationaliteit, hetgeen de verdediging van de twee aangevallen staatssecretarissen uit die hoek iets dubbelhartigs geeft. Tichelaar, PvdA-fractieleider, heeft aangegeven een van regeringswege afgedwongen opgeven van het Turkse paspoort van Albayrak 'niet mee te maken' of woorden van die strekking. Wilders en de VVD hebben met hun aanvallen rond het thema van dubbele nationaliteit barsten binnen de regering bloot helpen leggen. Net als rond Irak en het homohuwelijk bestaat de zwakke plek in de coalitie uit de partij die het linkse visitekaartje van het harde rechtse kabinet probeert te zijn: de PvdA.
Rechts is daarmee op dit moment een groter gevaar voor het kabinet dan links. Het zal zaak zijn om de agressieve campagne van Wilders te weerstaan, en staatssecretarissen die vanwegen hun herkomst onder vuur liggen te helpen verdedigen.
Maar dat mag geen verdediging van het kabinet als zodanig betekenen. Dat kabinet helpt niet alleen met neoliberaal beleid de sociale problemen in stand houden die verbittering doet groeien - een verbittering die als voedingsbodem werkt voor de haatdragende politiek van Wilders. Het kabinet hanteert bovendien een taal van nationale saamhorigheid waarbij het extremere nationalisme van Wilders maar al te makkelijk aaknopingspunten vindt.
"Een weekje nadat dit 'gezellige' kabinet op het bordes van paleis Noordeinde stond, wordt het door Geert Wilders al ij zijn achilleshiel geraakt" , aldus Dick Pels in een zinnig artikel in de NRC; "het gemeenschapsdenken in het regeerakkoord laat nu al zijn risicogrens zien: die van het spruitjesnationalisme. Die grens wordt door Wilders handig opgezocht en geëxploiteerd. De nadruk op geborgenheid in eigen taal en cultuur glijdt maar al te gemakkelijk af naar een vorm van 'volks'denken waarin het Nederlanderschap toteen alles-of-niets wordt opgeblazen. Nationaliteit staat gelijk aan loyaliteit. "
Dat Pels dit nationalisme "on-Nederlands" noemt lijkt mij teveel eer voor Nederland, en van zijn aanprijzen van openheid en en waardering voor veelvormigheid als typisch Nederlandse deugden moeten we maar eens snel afscheid nemen. Dit soort deugden zijn universeel, of ze zijn niets waard. Maar zijn weerzin tegen het nationalisme van Wilders is zeer terecht, en het verband dat hij aangeeft tussen de taal van Wilders en de taal van het kabinet is zeer reëel. Het kabinet is daarmee medeplichtig aan het probleem waar Wilders de meest dreigende uiting van is: nationalisme en racisme.
Voor de strijd tegen Wilders' extreem-rechtse politiek is daarom tegelijk een sterke principieel-linkse oppositie tegen dit kabinet dringend noodzakelijk. En Femke Halsema heeft op dit type thema's daarin trouwens een scherpere, gezondere houding dan Jan Marijnissen. Maar dat is weer een ander onderwerp.
Al wekenlang vuurt Wilders zijn racistische gifpijlen af door politici uit Turkije en Marokko verdacht te maken omdat ze hetzij naast een Nederlands paspoort nog een paspoort van hun land van herkomst hebben. Dat leidde zelfs tot een absurde motie van wantrouwen tegen staatssecretaris Aboutaleb en Albayrak.
Deze week kwam er een nieuwe aanval bovenop, en wel op Khadija Arib, PvdA-Tweede Kamerlid van Marokkaanse herkomst. Zij adviseert de Raad voor de Mensenrechten in Marokko, en die raad adviseert de Marokkaanse koning. Dat mag niet, volgens Wilders, het is niet ondubbelzinnig loyaal aan Nederland.
Zijn PVV en de VVD vroeg een spoeddebat aan. Dat vond plaats op 9 maart, en werd een verhitte vertoning. De aanval van Wilders kreeg vrijwel geen steun, veel Kamerleden waren woedend dat Wilders de loyaliteit van Arib zo in tijfel trok. "Hoe haalt u het in uw hoofd(...)?"aldus Jeroen Dijsselbloem van de PvdA. Groenlinks-fractievoorzitter Femke Halsema waarschuwde Wilders: "Als u ooit aan mijn kamerleden komt, lust ik u rauw."
De woede van de meeste Kamerleden is zowel terecht als veel te beperkt. Maar eerst: waar draait het conflict eigenlijk om? Zowel in de zaak van de dubbele paspoorten van Albayrak en Aboutaleb als in ze zaak van het advieswerk van Arib is het bepaald geen louter formele kwestie.
Geen van de drie doen iets onwettigs. Er is geen enkele reden om aan de loyaliteit van deze mensen te twijfelen, ze hebben een eed of belofte afgelegd toen ze hun functie aannamen, en daarmee dient de kous af te zijn. Het aantal paspoorten dat iemand heeft zegt niets over loyaliteit. Wie de twee staatssecretarissen daarop aanvalt, trapt daarmee tegelijk de één miljoen mensen die een dubbele nationaliteit hebben, in het gezicht. Een heksenjacht op basis van angst en haat jegens mensen van buitenlandse herkomst, daar komt het op neer.
De zaak gaat echter dieper. Wilders valt deze mensen aan vanwege hun herkomst uit landen waar de Islam de belangrijkste godsdienst is en de huidskleur donkerder dan die van Wilders.. Zijn aanvallen zijn niet zomaar xenofoob, maar islamofoob en racistisch.
De aanvallen van Wilders zijn antidemocratisch van strekking. Ze gaan uit van ongelijke rechten voor mensen van buitenlandse herkomst. Ze ondermijnen ook het recht van mensen in Nederland om de politici naar voren te schuiven in wie ze vertrouwen hebben.
Het duidelijkst laat dat zich aantonen aan de hand van Wilders' aanval op Arib. Wilders deed dat via een Kamerdebat. Maar Arib hoeft zich voor haar advieswerk helemaal niet aan haar parlementaire collega's te verantwoorden. Arib is in de Kamer gezet door haar kiezers, nadat haar partij haar op een verkiesbare plek had gezet. Wilders stelt in feite het recht van die kiezers om op haar te stemmen, en het recht van de PvdA om haar verkiesbaar te stellen, ter discussie. Dat is een aanval op zowel het actief als het passief kiesrecht, en op de vrijheid van politieke organisatie zelf.
Sowieso schept Wilders een sfeer van verdachtmaking, van twijfel aan de loyaliteit van Aboutaleb, Albayrak en Arib. Het is goed om te zien hoe die drie zich opstellen. Wilders vond de uitspraak van Arib dat zij niet loyaal was aan Nederland en aan Marokko, maar aan haar principes "schandelijk". Laten we duidelijk zijn: het is uit democratisch oogpunt alleen maar GOED dat mensen hun eigen principes en idealen hoger houden dan welke nationaliteit dat ook. Arib had gezegd "dat ze blij was met haar tweede paspoort, voor het geval ze weer terug wil gaan" , zo beschreef Anja Meulenbelt haar antwoord op een vraag in NOVA. Wilders noemde het ook "schandelijk" dat Arib zich zo opstelde. Ik vind dat Arib groot gelijk heeft, en dat ze principes boven nationaliteit stelt is zonder meer prijzenswaardig. Waren er maar meer zoals Arib.
Haar advieswerk betreft bovendien de mensenrechten in Marokko. Dat Wilders juist ook daaromheen zijn verdachtmakingen uitbraakt laat zien dat democratie en mensenrechten in de Islamitische wereld hem niets interesseert. Zijn verontwaardiging over onderdrukking in de Islamitische landen, zijn uitspraak dat we "moeten opkomen voor de gelijkheied van man en vrouw, homoseksueel en heteroseksueel" is hypocrisie als hij een voorvechtster van mensenrechten als Arib precies wégens dat werk zo aanvalt.
Ook de twee aangevallen staatssecretarissen weren zich. Albayrak kan haar Turkse paspoort opgeven, maar vertikt dat. De VVD vindt dat jammer en zegt dat "het Albayrak had gesierd" (in de weergave van Trouw) als ze het wel had gedaan. Zelfs de SP-leiderMarijnissen heeft gezegd: "Het is goed als nieuwe migranten kiezen voor één nationaliteit" , al voegt hij er wel aan toe "maar er nu twee willekeurige bewindslieden uitpikken wijzen wij af." De motivatie van Albayrak om haar Turkse paspoort niet op te geven is zeer zinnig: ze vindt dat ze door het opgeven van haar Turkse paspoort de één miljoen anderen met een dubbele nationaliteit zou afvallen. Ik vind dat heel goed van haar, ik ben blij dat ze zich geen opgelegde loyaliteit via de paspoortenhysterie van Wilders laat opleggen.
Immers, precies het aandringen op het opgeven van haar Turkse paspoort is al een onterechte erkenning van de gedachte dat een dubbele nationaliteit een argument kan zijn om iemands loyaliteit ter discussie te stellen. Dat Rutte hieraan meedoet is niet vreemd: hij leidt de partij waar racist Wilders politiek is grootgebracht. Dat echter ook Marijnissen, hoe minimaal ook, diezelfde richting in denkt is - om maar eens een door Wilders veelvuldig misbruikt woord zijn rechtmatige plek terug te geven - schandelijk.
Aboutaleb reageerde aanvankelijk erg defensief op de aanval van Wilders. Hij beklemtoonde juist met extra nadruk zijn loyaliteit aan Nederland. Precies die houding speelt Wilders in de kaart, precies door zo'n houding verleen je de eis tot onvoorwaardelijke nationale loyaliteit aan Nederland extra legitiem. Dat is triest. Linkse mensen zouden juist luid en duidelijk moeten vertellen: nationale loyaliteit is niet alleen geen kwestie van een paspoort meer of minder; nationale loyaliteit is uit democratisch oogpunt helemaal geen verdienste, geen begerenswaardig iets.
Hoe lang zou Wilders zijn aanvallen kunnen volhouden als de doelwitten van die aanval zouden antwoorden: "Inderdaad mijnheer Wilders, ik ben niet loyaal aan een Nederland dat mensen van buitenlandse herkomst als tweederangsburgers behandelt zoals U dat wilt. Ik stel mijn loyaliteit aan democratie en gelijke rechten boven welke nationale loyaliteit dan ook" ? Toen communistenjagers als McCarthy in de VS mensen tegenover zich kregen die zeiden: "ja, ik ben communist en ik ben daar trots op" , was het met dit type intimidatie immers ook snel gedaan. "Ja mijnheer Wilders, inderdaad: ik ben niet loyaal aan uw Nederland, en daar ben ik trots op"... Dat lijkt me het meest effectieve antwoord.
Maar terug naar Aboutaleb. Afgelopen week was zijn toon anders, en veel gezonder. Hij laat zien dat het opgeven van zijn Marokkaanse paspoort - wat overigens onmogelijk is vanwege Marokkaanse wetgeving - niet genoeg zou zijn voor Wilders. "Zelfs al verscheurde ik voor de camera mijn paspoort, het zal toch niet genoeg zijn. De volgende stap die van Aboutalebn verwacht wordt is dat hij de koran publiekelijk verbrandt." En ook hij wijst erop dat paspoort en loyaliteit twee verschillende zaken zijn: "Nederlanders die in de Tweede Wereldoorlog collaboreerden met de nazi's hadden ook maar één paspoort, zei de staatssecretaris" , aldus nieuws.nl.
De Tweede Kamer steunde de aanvallen van Wilders in overgrote meerderheid niet, zoals we zagen. Toch doen teveel partijen en politici gevaarlijke toegevingen aan Wilders' Islamofobe offensief, of beperken ze hun bezwaren op riskante wijze. Balkenende bijvoorbeeld beklaagt zich vooral over de toon van Wilders: "onnodig hard" , volgens hem. "Hij heeft recht op zijn standpunt, maar ik vind het van belang dat we respectvol met elkaar blijven omgaan." Punt is nu juist dat niet alleen de toon, maar de inhoudelijke kern van Wilders standpunt niet bepaald "respectvol" is jegens mensen van Marokkaanse of Turkse herkomst, jegens Moslims, en jegens democratische principes zoals het hooghouden van gelijke rechten.
Gevaarlijker was de houding van Wouter Bos. Niet alleen lanceerde de PvdA nadat Wilders het vuur op Arib had geopend, toch snel even een onderzoek naar haar advieswerk - hetgeen Wilders' kritiek de schijn van legitimiteit verschafte. Ook vond Bos het nodig om juist terwijl de kwestie speelde, bij de Marokkaanse autoriteiten aan te kaarten of die niet toch het opgeven van de Marokkaanse nationaliteit mogelijk zou kunnen maken. Daarvan ging toch de boodschap uit: dubbele nationaliteit is ergens toch ongewenst.
"Voorwaar een niet gering succes voor Geert Wilders" , constateert Willem Breedveld over deze PvdA-houding bitter maar niet ten onrechte in een mooi stuk in Trouw. Het artikel heet: "Politiek maakt knieval voor dat deel van de bevolking dat moslims in dit land voor geen cent vertrouwt" - waarmee precies de islamofobe kern van de hele heisa rond dubbele paspoorten goed getypeerd wordt, al is hij op zichzelf helaas geen tegenstander van het tegengaan van een dubbele nationaliteit.
De hele zaak maakt de nieuwe coalitie niet bepaald sterker. De PvdA verdedigt haar twee aangevallen bewindslieden, maar wil toch het opgeven van een tweede paspoort mogelijk maken. Femke Halsema merkte vlak voor de verkiezingen van 7 maart op: "De partij is mee gaan bewegen met Wilders, vermoedelijk om weggelopen kiezers te behagen. Het effect kan wel eens tegenovergesteld zijn, hier snapt geen kiezer meer iets van. " Ze legt de vinger daarmee op een zeer zere plek. De PvdA voert de verdediging van haar politici formeel, en met veel verontwaardiging - maar niet erg principieel.
De twee andere regeringspartijen zijn openlijk tegenstander van een dubbele nationaliteit, hetgeen de verdediging van de twee aangevallen staatssecretarissen uit die hoek iets dubbelhartigs geeft. Tichelaar, PvdA-fractieleider, heeft aangegeven een van regeringswege afgedwongen opgeven van het Turkse paspoort van Albayrak 'niet mee te maken' of woorden van die strekking. Wilders en de VVD hebben met hun aanvallen rond het thema van dubbele nationaliteit barsten binnen de regering bloot helpen leggen. Net als rond Irak en het homohuwelijk bestaat de zwakke plek in de coalitie uit de partij die het linkse visitekaartje van het harde rechtse kabinet probeert te zijn: de PvdA.
Rechts is daarmee op dit moment een groter gevaar voor het kabinet dan links. Het zal zaak zijn om de agressieve campagne van Wilders te weerstaan, en staatssecretarissen die vanwegen hun herkomst onder vuur liggen te helpen verdedigen.
Maar dat mag geen verdediging van het kabinet als zodanig betekenen. Dat kabinet helpt niet alleen met neoliberaal beleid de sociale problemen in stand houden die verbittering doet groeien - een verbittering die als voedingsbodem werkt voor de haatdragende politiek van Wilders. Het kabinet hanteert bovendien een taal van nationale saamhorigheid waarbij het extremere nationalisme van Wilders maar al te makkelijk aaknopingspunten vindt.
"Een weekje nadat dit 'gezellige' kabinet op het bordes van paleis Noordeinde stond, wordt het door Geert Wilders al ij zijn achilleshiel geraakt" , aldus Dick Pels in een zinnig artikel in de NRC; "het gemeenschapsdenken in het regeerakkoord laat nu al zijn risicogrens zien: die van het spruitjesnationalisme. Die grens wordt door Wilders handig opgezocht en geëxploiteerd. De nadruk op geborgenheid in eigen taal en cultuur glijdt maar al te gemakkelijk af naar een vorm van 'volks'denken waarin het Nederlanderschap toteen alles-of-niets wordt opgeblazen. Nationaliteit staat gelijk aan loyaliteit. "
Dat Pels dit nationalisme "on-Nederlands" noemt lijkt mij teveel eer voor Nederland, en van zijn aanprijzen van openheid en en waardering voor veelvormigheid als typisch Nederlandse deugden moeten we maar eens snel afscheid nemen. Dit soort deugden zijn universeel, of ze zijn niets waard. Maar zijn weerzin tegen het nationalisme van Wilders is zeer terecht, en het verband dat hij aangeeft tussen de taal van Wilders en de taal van het kabinet is zeer reëel. Het kabinet is daarmee medeplichtig aan het probleem waar Wilders de meest dreigende uiting van is: nationalisme en racisme.
Voor de strijd tegen Wilders' extreem-rechtse politiek is daarom tegelijk een sterke principieel-linkse oppositie tegen dit kabinet dringend noodzakelijk. En Femke Halsema heeft op dit type thema's daarin trouwens een scherpere, gezondere houding dan Jan Marijnissen. Maar dat is weer een ander onderwerp.
Nogmaals Vrouwendag - de noodzaak ervan
Internationale Vrouwendag is weer voorbij. De aandacht die deze dag wereldwijd op vrouwenrechten gericht is, is echter iets om het hele jaar vast te houden. Hierbij wat aandacht voor een handvol artikelen met gegevens die deze noodzaak onderstrepen.
Het Parool liet percentages vrouwen in diverse bedrijfstakken en posities in Nederland zien. Het gemiddelde aandeel is 42 procent. In de zorg en het onderwijs ligt het daar ruim boven. In het vervoer, de bouw en de industrie is het aandeel echter veel lager dan het gemiddelde.
Veel schever liggen de verhoudingen in de top van de maatschappij. Ook daarvan geeft Het Parool cijfers. Relatief gunstig is de situatie in de magistratuur (rechters, officieren van justitie): 48 procent van die sector bestaat uit vrouwen. In de Tweede Kamer is dat 39 procent, in het kabinet 36 procent. Slechts 20 procent van de burgemeesters is vrouw, 13 procent van de topambtenaren, en een schamele 8 procent van de toppen van de grote bedrijven bestaat uit vrouwen. Deze maatschappij wordt nog altijd in grote lijnen door mannen bestuurd.
Hoe problematisch het nog steeds is om een positie van gelijkwaardigheid te bereiken blijkt in de politie. De website van het NOS Journaal geeft cijfers. "Van de agenten die uitvoerend werk doen is 20 procent vrouw" , zo meldt het bericht. Maar: "In de hoogste schalen is slechts 13 procent vrouw." Er is wel sprake van toename van het aantal vrouwen: dat is 5 procent hoger dan 10 jaar terug.
Op de politieopleiding is 35 procent vrouw, maar vrouwen stoppen vaker en eerder met de opleiding dan mannen. "Vrouwen hebben vaak het gevoel dat ze meer moeten bewijzen dan mannen" , zegt Magda Bernsen, een vrouwelijke politiechef. Maar zij vermaant vooral vrouwen zelf om assertiever te zijn, waarmee ze feitelijk niet het seksisme in de politie, maar de slachtoffers van dat seksisme de verantwoordelijkheid in de schoenen schuift.
Dit zijn reële ongelijkheden, en ze laten zien dat Nederland bepaald niet het paradijs van gelijke rechten is waarvoor teveel mensen het verslijten. Maar kijken we op wereldschaal, dan wordt het beeld pas echt dramatisch. Dan gaat het niet om het aantal topmanagers of politiechefs dat vrouw is. Dan gaat het op zaken van leven en dood.
De Britse krant The Independent geeft een handvol schokkende feiten (gevonden via Common Dreams). "Twee derde van de 800 miljoen volwassen analfabeten zijn vrouw" , om maar eens iets te noemen. "Van de meer dan een miljard mensen die in extreme armoede leven is 70 procent vrouw." De helft van alle keren dat een vrouw vermoord wordt, is de dader de huidige of voormalige echtgenoot of partner. Elk jaar komen er twee miljoen meisjes tussen 5 en 15 jaar in de seksindustrie terecht. "Vrouwen produceren de helft van het voedsel in de wereld maar bezitten minder dan twee procent van het land."
Het is een beeld van extreme ongelijkheid, zeer scheef verdeelde ontberingen en vaak grof fysiek geweld. De strijd voor gelijke rechten van vrouwen krijgt op Vrouwendag extra aandacht - maar het is een gevecht dat iedere dag urgent is.
Het Parool liet percentages vrouwen in diverse bedrijfstakken en posities in Nederland zien. Het gemiddelde aandeel is 42 procent. In de zorg en het onderwijs ligt het daar ruim boven. In het vervoer, de bouw en de industrie is het aandeel echter veel lager dan het gemiddelde.
Veel schever liggen de verhoudingen in de top van de maatschappij. Ook daarvan geeft Het Parool cijfers. Relatief gunstig is de situatie in de magistratuur (rechters, officieren van justitie): 48 procent van die sector bestaat uit vrouwen. In de Tweede Kamer is dat 39 procent, in het kabinet 36 procent. Slechts 20 procent van de burgemeesters is vrouw, 13 procent van de topambtenaren, en een schamele 8 procent van de toppen van de grote bedrijven bestaat uit vrouwen. Deze maatschappij wordt nog altijd in grote lijnen door mannen bestuurd.
Hoe problematisch het nog steeds is om een positie van gelijkwaardigheid te bereiken blijkt in de politie. De website van het NOS Journaal geeft cijfers. "Van de agenten die uitvoerend werk doen is 20 procent vrouw" , zo meldt het bericht. Maar: "In de hoogste schalen is slechts 13 procent vrouw." Er is wel sprake van toename van het aantal vrouwen: dat is 5 procent hoger dan 10 jaar terug.
Op de politieopleiding is 35 procent vrouw, maar vrouwen stoppen vaker en eerder met de opleiding dan mannen. "Vrouwen hebben vaak het gevoel dat ze meer moeten bewijzen dan mannen" , zegt Magda Bernsen, een vrouwelijke politiechef. Maar zij vermaant vooral vrouwen zelf om assertiever te zijn, waarmee ze feitelijk niet het seksisme in de politie, maar de slachtoffers van dat seksisme de verantwoordelijkheid in de schoenen schuift.
Dit zijn reële ongelijkheden, en ze laten zien dat Nederland bepaald niet het paradijs van gelijke rechten is waarvoor teveel mensen het verslijten. Maar kijken we op wereldschaal, dan wordt het beeld pas echt dramatisch. Dan gaat het niet om het aantal topmanagers of politiechefs dat vrouw is. Dan gaat het op zaken van leven en dood.
De Britse krant The Independent geeft een handvol schokkende feiten (gevonden via Common Dreams). "Twee derde van de 800 miljoen volwassen analfabeten zijn vrouw" , om maar eens iets te noemen. "Van de meer dan een miljard mensen die in extreme armoede leven is 70 procent vrouw." De helft van alle keren dat een vrouw vermoord wordt, is de dader de huidige of voormalige echtgenoot of partner. Elk jaar komen er twee miljoen meisjes tussen 5 en 15 jaar in de seksindustrie terecht. "Vrouwen produceren de helft van het voedsel in de wereld maar bezitten minder dan twee procent van het land."
Het is een beeld van extreme ongelijkheid, zeer scheef verdeelde ontberingen en vaak grof fysiek geweld. De strijd voor gelijke rechten van vrouwen krijgt op Vrouwendag extra aandacht - maar het is een gevecht dat iedere dag urgent is.
donderdag 8 maart 2007
Internationale Vrouwendag blijft nodig
Vandaag, 8 maart, is Internationale Vrouwendag, een dag waarop jaarlijks wereldwijd wordt opgekomen voor de rechten van vrouwen. Een overdaad aan feiten en cijfers laat zien dat werkelijke gelijkwaardigheid, gelijke rechten van vrouwen en mannen, bepaald nog lang geen realiteit zijn - niet wereldwijd, en ook niet in Nederland.
*Het aantal vrouwen in traditionele 'mannenberoepen' blijft relatief laag. Het gaat om bedrijfstakken als de bouw, de ICT, de metaal. Een onderzoek van het ministeries van Sociale Zaken en onderwijs liet dat zien. "De onderzoekers bekeken honderd bedrijven, waar mannen oververtegenwoordigd zijn. (...) Driekwart van de ondervraagde ondernemingen gaf aan dat van het totale personeelsbestand minder dan 10 procent vrouw is." IBM en Shell vormen op dit beeld een uitzondering, melden de onderzoekers erbij. Reden voor de achterstand is dat "werkgevers niet genoeg moeite doen om vrouwen in dienst te nemen en te houden. (...), nut en noodzaak om vrouwen aan te nemen worden nog nauwelijks gevoeld" . Aldus een bericht op planet.nl.
*Vrouwen blijven in de top van het bedrijfsleven zwaar in de minderheid - en Nederland loopt daarin nogal achteraan. "Het aantal vrouwen in topposities is sinds 2004 licht gestegen, van 19 naar 22 procent. Nederland komt uit op 13 procent en is ook hiermee een van de hekkensluiters." Nieuws.nl bericht over het onderzoek waar deze cijfers uit naar voren komen, gehouden door het Grant Thornton International Business Report. De kop van het stukje: "Aandeel vrouwen in top bedrijfsleven groeit nauwelijks" .
*Niet alleen de economie, ook de politieke top wordt nog steeds door mannen beheerst - en de trend is in de verkeerde richting. Het kenniscentrum E-Quity stelde vast dat het aantal vrouwelijke kandidaten bij de Statenverkiezingen bij vier partijen lager is dan vier jaar terug. Die partijen zijn CDA en VVD, maar ook GroenLinks en de SP. E-Quity spreekt van "'een stap terug in de tijd'". Alleen de PvdA maakte serieus werk van een evenwichtige verdeling. Nieuws.nl bericht over de ontwikkeling, onder de titel "'Gebrek aan vrouwelijke kandidaten Eerste Kamer'" .
De achterstand van vrouwen in maatschappelijke topfuncties is ernstig. Niet omdat die topposities als zodanig zo begerenswaardig zouden moeten zijn - er zijn belangrijker dingen dan carrière maken. Maar in een maatschappij waar zulke carrières er toe doen, is het onaanvaardbare ongelijkheid als zulke loopbanen voor vrouwen minder open staan dan voor mannen. En als zelfs hoogopgeleide vrouwen aanknallen tegen mechanismen waardoor zij moeilijker op posities komen waar hun opleiding toegang zou moeten geven - hoe zwaar zullen vrouwen met minder opleiding het dan niet hebben? De achterstand van vrouwen aan de top straalt een boodschap uit naar alle vrouwen: jullie zijn minder belangrijk. Niet vreemd dat onderzoeksbureau Gallup International/ TNS NIPO meldt dat heel veel mensen nog geen gelijkheid tussen man en vrouw waarnemen. "Eén op de zeven ondervraagden meent dat mannen en vrouwen in Nederland geen gelijke rechten heeft" , lezen we op nieuws.nl Mij zou het niets verbazen als dat cijfer onder vrouwen aanzienlijk hoger ligt - en bovengenoemde cijfers laten zien dat deze mensen gelijk hebben.
Internationale Vrouwendag is daarmee een zinvol en noodzakelijk iets. Dat geldt des te meer nu we opgescheept zijn met een regering die aan het recht op abortus begint te knagen, onder meer door bij de bedenktijd verplicht te stellen. Internationale Vrouwendag is vanuit de socialistische arbeidersbeweging aan het begin van de twintigste eeuw naar voren gekomen. De koppeling tussen arbeidersstrijd en vrouwenrechten was bepaald niet onlogisch, al zag niet iedereen dat zo. Vrouwenonderdrukking wortelt in de klassenmaatschappij, en momenteel dus in het kapitalisme.
Dat werkt - heel schematisch - als volgt. Ondernemers verrijken zich door arbeiders in dienst te nemen, en die minder te betalen dan hun arbeidsvermogen oplevert. Arbeiders maken tijdens werktijd spul dat meer waard is dan het loon dat ondernemers betalen. Op dat verschil, de meerwaarde, is de winst gebaseerd.
Maar arbeiders zelf moeten ook 'gemaakt' worden: opgevoed, opgeleid, verzorgd. Als alle arbeiders continu in fabrieken en kantoren werken, dan komt die verzorging in gevaar, dan verkommeren arbeiders - en daarmee de bron van winst. Daarom stimuleerden vanaf de negentiende eeuw politici en intellectuelen ui te de elite de opkomst van het moderne gezin, op basis van resten van eerdere familievormen en daarbij behorende rollenpatronen. Dat moderne gezin combineerde, in het standaardgeval, een man die loonarbeid verrichtte, en een vrouw die de man verzorgde en daarbij ook de kinderen. De man moest zich laten uitbuiten, de vrouw zorgde ervoor dat de man in staat bleef te werken en zorgde door het grootbrengen van kinderen tevens voor nieuwe arbeiders, of nieuwe verzorgers van arbeiders.
De man stond aan het hoofd van het gezin, het leek alsof de vrouw voor de man werkte. Maar in feite werkte de vrouw, net als de man, ook voor de ondernemer: de verzorging die zij man en kinderen gaf, zorgde er immers voordat ondernemer over een arbeidsgeschikte werkkracht beschikte, en over het vooruitzicht van nieuwe arbeiders. Ook huishoudelijke arbeid is daarmee werk in dienst van het kapitaal.
Dat kapitaal betaalt de vrouw daar niet voor; de man wordt geacht uit zijn loon het hele gezin te onderhouden. Het feit dat de man geacht werd voor het hele gezin de kost te verdienen gaf ondernemers bovendien een smoes in handen om vrouwen die wèl betaald werk deden, minder te betalen. Ze hadden het geld immers niet echt nodig als de echtgenoot hen onderhield?
Bij deze gezinsvorm hoort een ideologie waarin de man - vanwege zijn functie als betaalde arbeider - als het ware meer waard is dan de vrouw. Seksisme, ondergeschiktheid van de vrouw aan de man, is kenmerkend hiervoor. Vrouwen werden in het verlengde daarvan als tweederangsburger beschouwd, en als seksueel dienstbaar aan de man.
Strijd tegen deze achterstelling betekende strijd tegen de maatschappelijke dwang die mensen in het gezin-als-hoeksteen-van-de-samenleving duwde. Tegelijk stond de strijd voor gelijk loon voor gelijk werk op de agenda van arbeidersvrouwen en hun socialistische voorvechtsters. Ook kiesrecht voor vrouwen werd een belangrijke eis.
In de kern was de strijd voor vrouwenbevrijding een onmisbaar dele van de strijd voor de bevrijding van de arbeidersklasse als geheel, die de kern van het gevecht voor socialistische bevrijding vormde. Uiteindelijk gaat het om veel meer dan om gelijke rechten binnen deze kapitalistische maatschappij, het ideaal van veel feministen, toen en nu; het gaat om een wezenlijk ander soort maatschappij, een wereld van vrijheid gecombineerd met gelijkwaardigheid en solidariteit. Alexandra Kollontai, Russisch marxiste uit de eerste helft van de twintigste eeuw, maakt dit verschil duidelijk in haar artikel uit 1909: "The Social Basis of the Woman Question" .
Om de strijd voor vrouwenrechten binnen de arbeidersbeweging het volle gewicht te geven, werd in 1910 op een Tweede Socialistische Vrouwenconferentie in Kopenhagen besloten jaarlijk Vrouwendag te vieren. De jaren erop groeide de dag uit tot één van de twee symbolische dagen voor de wereldwijde linkse beweging. De andere was de Dag van de Arbeid op één mei.
Er is veel te vertellen over die oude, maar meer dan relevante traditie van Internationale Vrouwendag. Op de website van het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV) lees je meer, in "Ontstaansgeschiedenis van 8 maart, Internationale Vrouwendag" . Temma Kaplan geeft fascinerende historische details in "On the socialist origin of International Woman's Day" , in Feminist Studies 11, nr. 1, (1985). Dé marxiste wier naam onverbrekelijk verbonden is aan de begintijd van Internationale Vrouwendag is Klara Zetkin. Haar werk, plus een biografische schets, kun je lezen via een aan haar gewijde rubriek op de immense website Marxists.org.
Het is zaak om die historie niet alleen te beschouwen als versteende traditie, fossiele resten van een voorbij verleden. De strijd voor vrouwenbevrijding is - zo maken de cijfers en gegevens uit het eerste deel van dit artikel duidelijk - bepaald nog niet gewonnen. De inzichten die onder meer Klara Zetkin uidroeg zijn daarmee van grote waarde - niet slechts als inspirerende traditie, maar als argumenten voor vandaag en morgen.
*Het aantal vrouwen in traditionele 'mannenberoepen' blijft relatief laag. Het gaat om bedrijfstakken als de bouw, de ICT, de metaal. Een onderzoek van het ministeries van Sociale Zaken en onderwijs liet dat zien. "De onderzoekers bekeken honderd bedrijven, waar mannen oververtegenwoordigd zijn. (...) Driekwart van de ondervraagde ondernemingen gaf aan dat van het totale personeelsbestand minder dan 10 procent vrouw is." IBM en Shell vormen op dit beeld een uitzondering, melden de onderzoekers erbij. Reden voor de achterstand is dat "werkgevers niet genoeg moeite doen om vrouwen in dienst te nemen en te houden. (...), nut en noodzaak om vrouwen aan te nemen worden nog nauwelijks gevoeld" . Aldus een bericht op planet.nl.
*Vrouwen blijven in de top van het bedrijfsleven zwaar in de minderheid - en Nederland loopt daarin nogal achteraan. "Het aantal vrouwen in topposities is sinds 2004 licht gestegen, van 19 naar 22 procent. Nederland komt uit op 13 procent en is ook hiermee een van de hekkensluiters." Nieuws.nl bericht over het onderzoek waar deze cijfers uit naar voren komen, gehouden door het Grant Thornton International Business Report. De kop van het stukje: "Aandeel vrouwen in top bedrijfsleven groeit nauwelijks" .
*Niet alleen de economie, ook de politieke top wordt nog steeds door mannen beheerst - en de trend is in de verkeerde richting. Het kenniscentrum E-Quity stelde vast dat het aantal vrouwelijke kandidaten bij de Statenverkiezingen bij vier partijen lager is dan vier jaar terug. Die partijen zijn CDA en VVD, maar ook GroenLinks en de SP. E-Quity spreekt van "'een stap terug in de tijd'". Alleen de PvdA maakte serieus werk van een evenwichtige verdeling. Nieuws.nl bericht over de ontwikkeling, onder de titel "'Gebrek aan vrouwelijke kandidaten Eerste Kamer'" .
De achterstand van vrouwen in maatschappelijke topfuncties is ernstig. Niet omdat die topposities als zodanig zo begerenswaardig zouden moeten zijn - er zijn belangrijker dingen dan carrière maken. Maar in een maatschappij waar zulke carrières er toe doen, is het onaanvaardbare ongelijkheid als zulke loopbanen voor vrouwen minder open staan dan voor mannen. En als zelfs hoogopgeleide vrouwen aanknallen tegen mechanismen waardoor zij moeilijker op posities komen waar hun opleiding toegang zou moeten geven - hoe zwaar zullen vrouwen met minder opleiding het dan niet hebben? De achterstand van vrouwen aan de top straalt een boodschap uit naar alle vrouwen: jullie zijn minder belangrijk. Niet vreemd dat onderzoeksbureau Gallup International/ TNS NIPO meldt dat heel veel mensen nog geen gelijkheid tussen man en vrouw waarnemen. "Eén op de zeven ondervraagden meent dat mannen en vrouwen in Nederland geen gelijke rechten heeft" , lezen we op nieuws.nl Mij zou het niets verbazen als dat cijfer onder vrouwen aanzienlijk hoger ligt - en bovengenoemde cijfers laten zien dat deze mensen gelijk hebben.
Internationale Vrouwendag is daarmee een zinvol en noodzakelijk iets. Dat geldt des te meer nu we opgescheept zijn met een regering die aan het recht op abortus begint te knagen, onder meer door bij de bedenktijd verplicht te stellen. Internationale Vrouwendag is vanuit de socialistische arbeidersbeweging aan het begin van de twintigste eeuw naar voren gekomen. De koppeling tussen arbeidersstrijd en vrouwenrechten was bepaald niet onlogisch, al zag niet iedereen dat zo. Vrouwenonderdrukking wortelt in de klassenmaatschappij, en momenteel dus in het kapitalisme.
Dat werkt - heel schematisch - als volgt. Ondernemers verrijken zich door arbeiders in dienst te nemen, en die minder te betalen dan hun arbeidsvermogen oplevert. Arbeiders maken tijdens werktijd spul dat meer waard is dan het loon dat ondernemers betalen. Op dat verschil, de meerwaarde, is de winst gebaseerd.
Maar arbeiders zelf moeten ook 'gemaakt' worden: opgevoed, opgeleid, verzorgd. Als alle arbeiders continu in fabrieken en kantoren werken, dan komt die verzorging in gevaar, dan verkommeren arbeiders - en daarmee de bron van winst. Daarom stimuleerden vanaf de negentiende eeuw politici en intellectuelen ui te de elite de opkomst van het moderne gezin, op basis van resten van eerdere familievormen en daarbij behorende rollenpatronen. Dat moderne gezin combineerde, in het standaardgeval, een man die loonarbeid verrichtte, en een vrouw die de man verzorgde en daarbij ook de kinderen. De man moest zich laten uitbuiten, de vrouw zorgde ervoor dat de man in staat bleef te werken en zorgde door het grootbrengen van kinderen tevens voor nieuwe arbeiders, of nieuwe verzorgers van arbeiders.
De man stond aan het hoofd van het gezin, het leek alsof de vrouw voor de man werkte. Maar in feite werkte de vrouw, net als de man, ook voor de ondernemer: de verzorging die zij man en kinderen gaf, zorgde er immers voordat ondernemer over een arbeidsgeschikte werkkracht beschikte, en over het vooruitzicht van nieuwe arbeiders. Ook huishoudelijke arbeid is daarmee werk in dienst van het kapitaal.
Dat kapitaal betaalt de vrouw daar niet voor; de man wordt geacht uit zijn loon het hele gezin te onderhouden. Het feit dat de man geacht werd voor het hele gezin de kost te verdienen gaf ondernemers bovendien een smoes in handen om vrouwen die wèl betaald werk deden, minder te betalen. Ze hadden het geld immers niet echt nodig als de echtgenoot hen onderhield?
Bij deze gezinsvorm hoort een ideologie waarin de man - vanwege zijn functie als betaalde arbeider - als het ware meer waard is dan de vrouw. Seksisme, ondergeschiktheid van de vrouw aan de man, is kenmerkend hiervoor. Vrouwen werden in het verlengde daarvan als tweederangsburger beschouwd, en als seksueel dienstbaar aan de man.
Strijd tegen deze achterstelling betekende strijd tegen de maatschappelijke dwang die mensen in het gezin-als-hoeksteen-van-de-samenleving duwde. Tegelijk stond de strijd voor gelijk loon voor gelijk werk op de agenda van arbeidersvrouwen en hun socialistische voorvechtsters. Ook kiesrecht voor vrouwen werd een belangrijke eis.
In de kern was de strijd voor vrouwenbevrijding een onmisbaar dele van de strijd voor de bevrijding van de arbeidersklasse als geheel, die de kern van het gevecht voor socialistische bevrijding vormde. Uiteindelijk gaat het om veel meer dan om gelijke rechten binnen deze kapitalistische maatschappij, het ideaal van veel feministen, toen en nu; het gaat om een wezenlijk ander soort maatschappij, een wereld van vrijheid gecombineerd met gelijkwaardigheid en solidariteit. Alexandra Kollontai, Russisch marxiste uit de eerste helft van de twintigste eeuw, maakt dit verschil duidelijk in haar artikel uit 1909: "The Social Basis of the Woman Question" .
Om de strijd voor vrouwenrechten binnen de arbeidersbeweging het volle gewicht te geven, werd in 1910 op een Tweede Socialistische Vrouwenconferentie in Kopenhagen besloten jaarlijk Vrouwendag te vieren. De jaren erop groeide de dag uit tot één van de twee symbolische dagen voor de wereldwijde linkse beweging. De andere was de Dag van de Arbeid op één mei.
Er is veel te vertellen over die oude, maar meer dan relevante traditie van Internationale Vrouwendag. Op de website van het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV) lees je meer, in "Ontstaansgeschiedenis van 8 maart, Internationale Vrouwendag" . Temma Kaplan geeft fascinerende historische details in "On the socialist origin of International Woman's Day" , in Feminist Studies 11, nr. 1, (1985). Dé marxiste wier naam onverbrekelijk verbonden is aan de begintijd van Internationale Vrouwendag is Klara Zetkin. Haar werk, plus een biografische schets, kun je lezen via een aan haar gewijde rubriek op de immense website Marxists.org.
Het is zaak om die historie niet alleen te beschouwen als versteende traditie, fossiele resten van een voorbij verleden. De strijd voor vrouwenbevrijding is - zo maken de cijfers en gegevens uit het eerste deel van dit artikel duidelijk - bepaald nog niet gewonnen. De inzichten die onder meer Klara Zetkin uidroeg zijn daarmee van grote waarde - niet slechts als inspirerende traditie, maar als argumenten voor vandaag en morgen.
Abonneren op:
Posts (Atom)