donderdag 9 augustus 2007

Hoe je een fascist herkent (deel 5)

Wilders ontpopt zich steeds meer als vijand van democratische rechten en verhoudingen in iedere serieuze betekenis van het woord. Zijn afwijzing van het bouwen van nieuwe moskeeën, zijn oproep om de helft uit de Koran te scheuren, en deze week ook al zijn pleidooi voor een verbod op de Koran, laten dat wel heel duidelijk zien.

Laten we helder zijn over wat hij beoogt: het gaat hier om een drastische inbreuk op de godsdienstvrijheid, op de persvrijheid, op de vrijheid van meningsuiting. Over die laatste vrijheid heeft hij in zijn "Onafhankelijkheidsverklaring" van 2005 nog plechtig geschreven: "De vrijheid van meningsuiting is het belangrijkste grondrecht." Maar dat geldt blijkbaar alleen voor dragers van de door Wilders favoriet verklaarde joods-christelijke en humanistische cultuur, niet voor Moslims. De Islam kunnen beleven en beoefenen zonder Koran is net zo onmogelijk als het Christendom belijden zonder Bijbel. De logische volgende stap zou zijn dat Wilders pleit voor een verbod op de islam. Het is ongekend grof.

Hoe grof precies, blijkt wel uit reacties van fascistische politici in andere landen. Flip Dewinter, van het Vlaamse Belang (voorheen het Vlaams Blok) wijst een verbod op de Koran af, met een verwijzing naar de vrijheid van meningsuiting als "Europese verworvenheid die we niet op de helling mogen zetten vanwege een fundamentalistische islam die haat en verderf predikt tegen alles wat niet-islamitisch is." Een woordvoerder van de British National Party (BNP), een kleine fascistenclub in Engeland, zegt : "Een verbod zou zinloos zijn. Via internet zouden mensen de Koran toch kunnen lezen. Het is bovendien beter precies te weten wat er precies in dat boek staa5 dan het te verbieden." De BNP-woordvoerder voegt eraan toe dat hij liever de bouw van nieuwe moskeeën wil helpen belemmeren.

Natuurlijk zit er aan de afwijzing van een Koran-verbod door Dewinter en de BNP-woordvoerder een naar luchtje. Het gaat slechts om tactische verschillen in hoe de vijandigheid jegens Moslims georganiseerd moet worden. Bovendien worden fascisten wel eens vaker nerveus over verboden: stel je voor, straks wil iemand hun favoriete anti-Moslim-cartoons ook gaan verbieden, of hun favoriete boeken... Dat Wilders de Koran vergeleek met Hitler's "Mein Kampf" zal menige fascist ook een wat ongemakkelijk gevoel hebben bezorgd.

Maar dat zijn tactische verschillen tussen zeer rechtse figuren. Dat neemt allemaal niet weg dat Wilders, met zijn oproep tegen de Koran, zowel de BNP als het Vlaams Blok rechts inhaalt, dat hij een nog openlijker antidemocratisch geluid laat horen dan Flip Dewinter en de woordvoerder van de BNP. Het is een zoveelste symptoom bij Wilders van het politieke virus dat fascisme heet, al is daarmee de diagnose nog lang niet afgerond.

Antidemocratisch was ook al zijn houding rond de dubbel paspoorten. De nationalistische loyaliteitswaan ervan heb ik in deel drie van de serie al laten zien. Maar er zit een andere politieke kant aan, die de democratische rechten van iedereen raakt. Als - zoals Wilders eerder dit jaar bepleitte- mensen met een tweede paspoort geen kamerlid of bewindspersoon kunnen zijn, dan worden daarmee de dragers van twee paspoorten - vooral Marokkanen en Turken, die vormen Wilders' doelwit - van rechten beroofd die dragers van alleen een Nederlands paspoort wel hebben. Zo schep je ongelijkheid, zo schep je eersterangsburgers en tweederangsburgers.

Maar dat is niet alles. Ook de zogenaamde eersterangsburgers - zij die, omdat ze alleen een nederlands paspoort dragen, wel mee mogen doen van Wilders - raken rechten kwijt. Zij kunnen immers niet meer stemmen op mensen die ze vertrouwen, ongeacht hoeveel paspoorten ze hebben, of misschien wel omdàt ze twee paspoorten hebben. Mevrouw Albayrak mocht van Wilders geen staatssecretaris worden, en dat is een inbreuk op haar rechten. Maar ik mag van Wilders ook niet op Albayrak stemmen (of althans: ik moet accepteren dat ze geen positie mag bekleden, al stemt heel Nederland op haar), en dat is een inbreuk op mijn rechten. Afbraak van rechten van sommigen van ons betekent uitholling van democratische rechten van ons allemaal.

Dat ongelijkheid voor Wilders geen bijkomstig gevolg is van zijn maatschappijbeeld, maar een heilig principe, blijkt uit zijn pleidooi om Artikel 1. van de Grondwet af te schaffen. Dat artikel zegt dat iedereen in hetzelfde geval gelijk behandelt dient te worden, het zogeheten gelijkheidsbeginsel. Anders gezegd: de staat mag niet discrimineren. Welnu, Wilders wil dit artikel vervangen door een nieuw artikel waarin de joods-christelijke en humanistische traditie tot grondslag van de maatschappij worden uitgeroepen.

In plaats van het gelijkheidsbeginsel komt een nationale culturele identiteit die mensen insluit - en anderen uitsluit. Ongelijkheid als principe, en niet slechts als uitkomst - dit is een wezenlijke breuk met zelfs de beperkte burgerlijke vorm van democratie die Nederland kent. In combinatie met racisme en nationalisme en met de gisteren hier uiteengezette antidemocratische strekking van zijn economische plannen is de fascistische inslag van Wilders' politiek langzamerhand toch onmiskenbaar. Maar aanwijzingen in fascistische richting, hoe veelzeggend ook, zijn nog geen sluitende bewijsvoering om Wilders tot fascist te bestempelen...

(wordt vervolgd)

4 opmerkingen:

Anoniem zei

In een reactie op een eerder artikel over de VVD heb ik de Ravotr bekritiseerd vanwege zijn gebrekkige beoordeling van de mechanismen die de dynamiek binnen de klassestructuur verbinden met de kracht van partijpolitieke formaties. Helaas moet ik hetzelfde constateren bij zijn poging de PVV als fascistisch te kwalificeren.

In het eerste deel van zijn serie trekt de Ravotr (terecht) ten strijde tegen de neiging om het label ‘fascist’ als synoniem te gebruiken voor ‘right wing bastard’. Hij schrijft daarin dat het geen scheldwoord is ”maar een doordachte politieke kwalificatie van bepaalde politieke figuren die een aantal kenmerken gemeen hebben. Ik hanteer dit begrip ter onderscheiding van een bepaald soort reactionaire politiek.” Wie echter wil weten wat de gemeenschappelijke kenmerken zijn van dit soort figuren en hun politiek, zoekt in de reeks Wilders-is-een-fascist-artikelen tevergeefs naar een op theoretische argumenten en historische voorbeelden gebaseerde systematische uitzetting van marxistische theorievorming hieromtrent. Men vindt slechts (per artikel) aangevoerde ‘elementen’. Het grootste bezwaar evenwel is dat deze fragmentarische behandeling betrekking heeft op het niveau van de ideologie. Pepijn Brandon heeft in een gastcolumn bezwaar aangetekend tegen deze benaderingswijze. Helaas heb ik nergens de beloofde inhoudelijke reactie op Brandon’s methodologische bezwaren kunnen vinden.

Op dit punt ben ik het met Brandon eens. Nu schroom ik enigzins om een ervaren kameraad als de Ravotr ‘de les te lezen’ over hoe een historisch-materialistische analyse dient te verlopen, maar zijn afwijking van ‘het’ schema verklaart tot op zekere hoogte zijn foutieve beoordeling inzake het fenomeen Wilders. Voor het marxisme is het vertrekpunt altijd een analyse van de materiële structuur van een maatschappijformatie (begrepen als een vervlechting van hierarchisch geordende productiewijzen), de determinerende infrastructuur van een bijzondere set verhoudingen tussen klassen, fracties en lagen in een gegeven historische periode. Men zou op deze basis in staat moeten zijn de dynamiek die eigen is aan een dergelijke maatschappelijke constellatie te relateren aan het verloop van sociaal-politieke conflicten tussen de relevante actoren; de klassen, fracties en lagen die op objectieve posities in de sociale structuur berusten en zijn georganiseerd in de vorm van poltiek-ideologische blokken met eigen functionaliteit. Tot slot verwerkt men de op deze wijze verkregen analyse van ‘abstracte’ bepalingen in de (absoluut relevante) historische sedimentatie, mn de specifieke kenmerken van de politiek-ideologische structuur zoals deze wortelen in het ‘nationale verleden’ en de internationale verhoudingen.

Het is, zoals Brandon terecht opmerkt, deze methodologie die de marxistische analyse onderscheidt van andere benaderingen. Fascisten zijn dus niet louter ‘figuren’ die zus of zo denken. Een marxistische analyse gebruikt de economische, politieke en ideologische structuur om te verklaren waarom het type ideologisch blok verschijnt dat men als fascistisch dient te etiketeren: hoe binnen een door de crisis van de accumulatie onstaan sociaal krachtenveld een fractie van de bourgeoisie de hegemonie kan verwerven over een selecte groep van steunklassen. De ‘klassieke’ voorbeelden van dit process ontstonden tijdens het interbellum. Met nationalisme als principieel ideologisch cement smeedde het fascistische grootkapitaal destijds een sociale beweging wiens voornaamste zwaartepunt lag onder de quasi-proletariserende kleinburgerij, geflankeerd door het door massawerkeloosheid aanzwellende lompenproletariaat, om tenslotte aanhang te verwerven onder een minderheid van de ongeorganiseerde achterhoede van de arbeiderklasse. (Brandon’s typering van de fascistische massabasis dunkt mij enigzins eenzijdig)

Uit het karakter van deze beweging, zoals bepaald door haar sociale basis in de klassestructuur, kan het marxisme de functionaliteit van een ideologisch blok afleiden, haar politiek handelen verklaren. De fascistische beweging drukte, zoals alle politiek-ideologische formaties die een fractie van de heersende klasse organiseren, een bepaalde klassestrategie uit. Ten opzichte van de economische politiek, de overige fracties van de heersende klasse én de georganiseerde arbeidersbeweging. Op dit laatste vlak was de specifieke functie van de fascistische beweging dat zij opereerde als drager van een bepaalde variant van reactionaire politiek. Het fascime zocht de oplossing van de maatschappelijke crisis in de installatie van een dictatoriaal regime welke de atomisering van de arbeidersklasse effectueerde.

Een tweetal kenmerken maken het product van een dergelijke beweging, de fascistische staat, tot een dictatoriaal regime.

1) Het buiten werking stellen van het parlementaire mechanisme dat onder de burgelijke democratie de klassen- en fractiestrijd reguleert.
2) De extra-legaliteit van de organisaties van de arbeidersklasse.

De installatie van een dergelijk regime is een reactie op de politieke crisis van de burgelijke democratie; de organische crisis van de maatschappijformatie is zo diep dat de burgelijke democratie niet langer kan functioneren als het politieke kader van de klassen- en fractiestrijd. Zij blijkt niet in staat het kapitalistische karakter van de maatschappij te garanderen tegenover de dreiging van proletarische revolutie en blijkt niet in staat de conflicten binnen de heersende klasse op de gebruikelijke wijze op te lossen. Het is dus de uitdrukking van het feit dat een bepaalde klassestrategie niet langs legale wegen tot stand kan worden gebracht.

Een fascistische regering is daarom niet hetzelfde als fascisten in de regering. Wanneer men Haider’s FPÖ als fascistisch wenst te bestempelen, dan maakte haar regeringsdeelname Oostenrijk nog geen fascistisch land. De politiek-economische aanvallen op de verworven rechten van de arbeidersklasse en/of de immigrantenlaag voltrokken zich ‘gewoon’ binnen de kaders van de burgelijke democratie; het regime gekenmerkt door een parlementair reguleringsmechanisme van klasse- en fractieconflict, alsmede het legaal functioneren van de organisaties vd arbeidersklasse.

Op grond van deze twee variabelen die ik hanteer voor het classificeren van regimes maak ik bezwaar tegen de mening van de Ravotr dat de poging van Wilders om moslims tot tweederangsburgers te degraderen, van deze racist ook een fascist maakt. Als volledige ‘formele’ gelijkheid van alle inwoners de voorwaarde is om over burgelijke democratie te kunnen spreken, dan heeft deze nog nooit bestaan. Overal heeft de arbeidersbeweging een langduringe strijd moeten voeren eer het proletariaat over dezelfde politieke rechten kon beschikken als de ‘upper classes’. Op de realisering van de jurdische gelijkstelling van mannen en vrouwen hebben we nog langer moeten wachten. En het moment dat immigranten over dezelfde rechten kunnen beschikken als autochtonen is nog altijd toekomstmuziek.

Ik durf zelfs te beweren dat de maatschappelijke uitsluiting van etnische minderheden compleet compatibel is met het bestaan van de burgelijke(!!!) democratie. De Verenigde Staten met haar slavernij van zwarten is het klassieke voorbeeld. Israel beschouw ik als een hedendaagse bevestiging van deze boude stelling. Dat dit koloniale gezwel de Palestijnen opsluit in de concentratiekampen Gaza en Westbank maakt het voor mij nog geen dictatuur: het land beschikt over een functionerend parlementair stelsel en kent genoeg politieke vrijheden om het bestaan van vakbonden en sociaal-democratie mogelijk te maken. (sterker nog, de Arbeiderspartij is een van de steunpilaren van het zionisme) Wie beweert dat Israel wel een dictatuur is zegt eigenlijk dat als het Israelische leger een staatsgreep pleegt, de vakbeweging vernietigd en de persvrijheid opgeschort er eigenlijk niets veranderd. Lijkt mij geen houdbare stelling.

In zijn vierde artikel beweert de Ravotr dat er een inherent autoritaire dynamiek ligt in Wilders politiek. De uitvoering van zijn ultra-liberale economisch program zou een niveau van klassenstrijd tot gevolg hebben, waarbij het doorzetten van zijn plannen tegen het verzet in van het proletariaat én de gevestige burgelijke partijen een dictatuur noodzakelijk maakt. Hier komt de Ravotr eindelijk in de buurt van het ‘wezen’ van fascime. De noozaak van het doorvoeren van een programma van militair-dictatoriaal staatskapitalisme maakte dat in het interbellum een sectie van het grootkapitaal met steun van een middenklasse-beweging a) de atomisering van de arbeidersbeweging en b) de afhankelijke positie van de overige fracties van het machtsblok realiseerde. Echter: het was alleen de hegemoniale positie ten opzichte van een paramilitair georganiseerde kleinburgelijke beweging die de fascistische optie mogelijk maakte, waardoor het kapitaal het proletariaat een dergelijke historische nederlaag kon bezorgen.

En hier komen we weer terug op de bezwaarlijke methodologie van de Ravotr. Het marxisme is een ‘realistische’ theorie: het analyseert de ontwikkelingen van een bestaande maatschappij in plaats van hier een normatief gefundeerde fantasie tegenover te stellen. Het is de dynamiek van de sociale structuur die een serie klassenbewegingen veroorzaakt die de realisering van een politiek programma en haar consequenties zowel mogelijk als imperatief maakt, en niet andersom. Dat de preconditie voor de realisering van het economische programma van Wilders bestaat uit de vestiging van een dictatuur (wat ik overigens betwijfel), creëert nog niet de klassebeweging die een dergelijke herstructuring van het staatsapparaat kan verwezenlijken. Uit de constatering dat het programma van de IS het onstaan van de ‘dubbele macht’ van arbeidersraden noodzakelijk maakt kan je niet afleiden dat deze er ook binnen afzienbare tijd gaat komen. Het is juist de waardering van de reeële toestand van de beweging van de arbeidersklasse die het de IS mogelijk maakte zich aan te sluiten bij de SP als uitdrukking het soort van radicalisering dat werkelijk, en niet slechts in de fantasie van een groepje revolutionairen bestaat.

De huidige crisis van het kapitalisme, de toestand waar het neoliberale offensief van de heersende klassen een reactie op vormt, is vele malen minder accuut als de depressie uit de jaren ’30. Het behoeft daarom ook geen verbazing te wekken dat we niet eenzelfde soort klassebeweging zien als destijds. En van een non-existente klassebeweging kan de PVV natuurlijk niet de partijpolitieke uitdrukking zijn. Als, zoals de Ravotr meent, het programma van Wilders de installatie van een dictatuur vereist, dat is het enig mogelijke resultaat van de huidige stand van zaken dat er van een integrale uitvoering van het PVV-programma niets terecht komt.

In zijn gastcolumn stelde Bradon de vraag “maar waar is de militante massabeweging van de middenklasse als antwoord op de organische crisis?”. Ik zou daar de vraag aan toe willen voegen: waar is de kapitaalgroep die de ‘optie Wilders’ kiest om zich te redden uit de crisis waarin zij verzeild is geraakt. Het antwoord op deze vragen kan natuurlijk alleen maar zijn dat deze niet bestaan. Maar zonder de verbintenis van deze twee elementen in een georganiseerd verband dat afstevent op het atomiseren van de arbeidersklasse met dictatoriale middelen kan men mijns inziens niet van fascisme spreken. Men kan dit gat natuurlijk opvullen met een waslijst van ideologische overeenkomsten. Maar het analyseren van brokstukken van de Wilderiaanse ideologie is natuurlijk niet hetzelfde als een analyse van de reeële, emprisch waarneembare, objectief bestaande structuur en dynamiek van de Nederlandse klassenmaatschappij.

De groep Wilders heet tegenwoordig ‘Partij Voor de Vrijheid’. Er is terecht kritiek uitgeoefend op de bizarre invulling van het begrip ‘Vrijheid’. Maar het eerste lid is evenmin een adequate beschrijving. De PVV valt bezwaarlijk een ‘partij’ te noemen. Het is een in de ideologische apparatuur van de massamedia opgevoerde one-man-show. De PVV heeft geen leden, geen kader, en is niet de uitdrukking van een militante sociale beweging. (itt tot Brandon denk ik dat de numeriek gekrompen middenklasse tegenwoordig niet meer de voornaamste basis voor een fascistische beweging kan vormen; deze rol zal voornamelijk door de politiek onontwikkelde delen van het proletariaat moeten worden uitgevoerd.) Op dit moment is Wilders niets meer als een individu dat middels nationalistische, islamofobe retoriek een electorale basis tracht te verwerven.

In een aan de fascisme-reeks voorafgaand artikel constateerde de Ravotr dat Wilders uitblinkt in het indienen van kansloze wetsvoorstellen. Zijn conclusie, dat dit een fascistische methode is die een buitenparlementair doel dient, kan ik echter niet delen. Als Wilders ‘boze mensen’ (lekker marxistische categorie trouwens) wil gebruiken als ‘stormram’ tegen de gevestigde orde, is dat op z’n best een electorale stormram. Het dient een parlementair doel; het aanschuiven van Wilders in een toekomstig rechts kabinet. Als de Ravotr, na te hebben toegegeven dat de PVV “geen volgroeide nazi-organizatie [is, maar] een vorm van fascisme in nogal embryonale ... toestand”, de vraag stelt of we “echt wachten met het Wilders-fenomeen fascistisch te noemen totdat hij wel straatbenden op de been brengt” dan moet ik dat toch echt beantwoorden met een volmodig JAZEKER!

De PVV draagt zeker de potentie in zich om onder de ‘juiste’ omstandigheden uit te groeien tot fascisme. Maar om te beweren dat zij daarom nu al fascistisch is, is van eenzelfde soort teleologie als de bewering dat de bolsjewistische partij van Lenin ‘eigenlijk’ de embyonale vorm van de stalinistische dictatuur was, of de bewering dat de SDAP ‘eigenlijk’ een voorbode was van een neo-liberale PvdA.

Als de Ravotr ondergetekende probeert te overtuigen van het fascistoide kader van de PVV, dan bakt hij er tot nu toe weinig van.

Strijdbare groeten,
Rick Gallagher

PS: Ik voel een enorme behoefte om Peter ervan te vergewissen dat dit commentaar uiteraard geen persoonlijk aanval is, maar een kameraadschappelijke polemiek van een even eigenzinnige mede-ISer.

Anoniem zei

" Als Wilders ‘boze mensen’ (lekker marxistische categorie trouwens) wil gebruiken als ‘stormram’ tegen de gevestigde orde, is dat op z’n best een electorale stormram."

Hoeft niet. Het idee van Wilders ís helemaal niet dat hij een parlementaire meerderheid krijgt (hij zou er niks op tegen hebben maar daar gaat het niet om), hij wíl gewoon de macht om zijn programma door te voeren. Het mobiliseren van die "boze mensen" dmv van die onmogelijke wetsvoorstellen, is het begin van een beweging op straat.

Je hebt wellicht gelijk wanneer je zegt dat de PVV niet fascistisch is, zij heeft echter wél een fascistisch gedachtengoed en streeft ernaar een daadwerkelijk fascistische beweging te worden.

Nou, moet ik zoals Peter me afvragen, moeten we dan gaan wachten tot we daadwerkelijk de SA van de PVV door de straten hebben lopen of beginnen we nú met het ontmaskeren en het bestrijden van de PVV? Ik zou zeggen, nú, want hoewel je via marxistische materiele orthodoxe kan-mij-wat-schelen manier tot de compleet realistisch-correct-wetenschappelijke conclusie komen, blijft het feit staan dat de PVV/Wilders een groot gevaar is.

Trouwens wel interessant om t te lezen, die reactie :)

Anoniem zei

@NKOS

Het zou inderdaad mogelijk zijn dat het constant indienen van onhaalbare wetsvoorstellen onderdeel is van het opbouwen van een beweging op straat. Als bijvoorbeeld zo'n idiote oproep van Wilders om de Koran te verbieden onderdeel zou zijn van het optrommelen van de aan zijn organisatie verbonden massas om op protestbijeenkomsten te verschijnen, aan rituele koran-verbrandingen te participeren, of om een klimaat te scheppen waarin zijn knokploegen Islamitische winkels kort en klein kunnen slaan. Maar dit is allemaal niet het geval, om het simple feit dat Wilders helemaal geen partij heeft.

Aangezien Wilders tot op heden ook helemaal geen pogingen onderneemt om een partij op te bouwen, lijkt mij de meest redelijke verklaring voor dergelijk gedrag dat de enige mobilisering die Wilders tot nog toe voor ogen heeft een gang van naar de stembus is.

Een van de voornaamste beweringen van mijn betoog was echter dat dit soort dingen (het marcheren van de SA door de straten EN het krijgen van veel stemmen) geen toevallige gebeurtenissen zijn, maar afhankelijk van het maatschappelijk krachtenveld zoals onstaat door een reeks historische factoren. Dat Wilders de macht WIL hebben zorgt er nog niet voor dat hij die ook gaat krijgen. Als socialist zou ik ook wel een heleboel dingen willen, zoals dat de meerderheid van de arbeidersklasse zich aansluit bij de IS. Maar daar zijn de politieke omstandigheden op dit moment niet naar, hoe graag ik dat ook wil.

Ik ben het verder met je eens dat de PVV een groot gevaar is dat NU moet worden bestreden. Maar ik heb wel bezwaar tegen redeneringen met een volgende logische structuur:

1) Wilders = gevaarlijk rechts
en
2) Fascisme = gevaarlijk rechts
dus
3) Wilders = fascist

De fout in deze redenatie ligt in de stap

gevaarlijk rechts = fascist

Op deze manier verliest het begrip 'fascisme' zijn specificteit. Het eerste artikel van Peter was juist geschreven tegen dit soort van conceptuele inflatie.

Het staat je natuurlijk vrij om Wilders een fascist te vinden omdat hij een bepaald gedachtegoed heeft. (Al zijn er net zoveel ideologische verschillen als overeenkomsten) Maar voor marxisten als Peter en mijzelf zou dit niet het criterium moeten zijn. Klassecompositie en politieke functie wel. Aangezien Peter en ik alle twee marxisten zijn(en ik denk het merendeel van zijn weblog-bezoekers) heb ik hem op die grondslag proberen te overtuigen van zijn ongelijk.

Tot slot. Kennelijk stuit mijn "marxistische materiele orthodoxe kan-mij-wat-schelen manier [om] tot de compleet realistisch-correct-wetenschappelijke conclusie te komen" je enigzins tegen de borst.
Ik heb ik zeker de pretentie een wetenschappelijke analyse te produceren. Maar nergens beweer ik altijd compleet correcte conclusies te trekken. Het woord 'realisme' heeft je waarschijnlijk in de war gebracht. Ik bedoel hier het methodologisch 'realisme' mee: de theoretische benadering die vanuit het positief gegevene vertrekt, en niet van uit normatieve principes. Mijn excuses als ik de indruk heb gewekt alsof ik de waarheid in pacht heb.

Anoniem zei

Even een ondergeschikt punt van een meelezer. Peter beschijft dat De Winter Wilders Koranverbod te ver vindt gaan en merkt het nare luchtje aan dat standpunt op. Het gaat hier om een minimaal, slechts tactisch verschil, schrijft hij. Volkomen mee eens, behalve dat de passage een kleine uitbreiding verdient.
Een tactiek die De Winter al jaren beproeft komt er op neer zich met Nederlandse politici of publicisten als Bolkestein en Scheffer te vergelijken. Zijn vreemdelingenhaat is ons dichtst nabije buurland respectabel, heet het dan. In België, of Vlaanderen, bestaat de neiging na Nederland als enigszins voorlijk te beschouwen. Als het hem lukt zo zijn democratische gezindheid in scene te zetten, versterkt De Winter de pressie om het Vlaams Belang tot gemeente- en provinciebsturen toe te laten. In Nederland dreigt hij inmiddels door te gaan voor een normale commentator op door allerhande hetzerig rechts ontketende relletjes.
Daar zijn vanzelfsprekend dringender voorbeelden van dan jou stuk, Peter. Maar ook als illustratiemateriaal deugt De Winter slecht. Ik weet dat het Belgische linksen ontmoedigt.

jasper