Ja, ik geef toe: het is minder spectaculair dan de prachtige G8-blokkades van vorige week. Toch verdienen de verkiezingen in België de aandacht. Wat in België gebeurt, is om meer dan één reden relevant buiten dat land.
Wat maakt ontwikkelingen in België de moeite waard om te volgen? In de eerste plaats is België het land met de sterkste fascistische beweging in heel Europa: het Vlaams Belang (voorheen Vlaams Blok). De NRC heeft op 6 oktober 2006 een helder overzicht gegeven van de "Opkomst en groei van het Vlaams Belang". Dat griezelige succes heeft buiten België een dreigende uitstraling. De vraag waarom het Vlaams Belang zo sterk kon worden en zo geworteld kon raken in het land doet ertoe voor iedereen die een vergelijkbare opkomst van fascistische politiek wil helpen dwarsbomen.
Kennelijk heeft de aanpak van antifascisten tot nog toe goeddeels gefaald - tenzij we moeten geloven dat een groeiend fascisme iets onvermijdelijks is, of dat de aanpak van antifascisten veel erger heeft helpen voorkomen en dus wel succesvol genoemd kan worden. Zelf geloof ik dat laatste niet. De vraag is van groot belang, juist nu in Nederland zich een verwant verschijnsel voordoet met de opkomst van Geert Wilders en zijn Partij van de Vrijheid.
Maar België laat ook hoopvoller verschijnselen zien. Het land kent al zeer lang een tamelijk strijdbare arbeidersbeweging. Sterker, het land is zo ongeveer gesticht met een arbeidersopstand als voorspel, de opstand tegen Nederlandse overheersing werd aangewakkerd door sociale ellende. "Vele arbeiders waren werkeloos. de Belgische Revolutie was dus evenzeer een sociale opstand die, toen hij nog moeilijk was in te tomen, door de burgerij werd gekanaliseerd om haar doelstellingen te bereiken", zo staat te lezen in "De Belgische Afscheiding, 1830-1839" , op een website van de Radboud Universiteit gewijd aan de 'Vaderlandse geschiedenis'. Het stuk maakt melding van "proletarische onlusten" in de aanloop naar de onafhankelijkheidsstrijd.
Maar het onafhankelijke België werd gedomineerd door liberale en katholieke grondbezitters en industriëlen. Tegen hun oppermacht verhief zich een stevige arbeidersbeweging, met zowel sociaaldemocratische als katholieke vleugels. Arbeiders zetten de strijd voor algemeen kiesrecht herhaal;delijk kracht bij met algemene stakingen, in de jaren voorafgaande aan de Eerste Wereldoorlog. Over één van die stakingen, een krachtmeting die 1o dagen duurde maar in ruil voor minieme concessies werd afgeblazen door de sociaaldemocratische leiding, schreef onder meer Rosa Luxemburg in "The Political Mass Strike".
Tony Cliff noemt in "Belgium: strike to revolution?", naar aanleiding van de algemene staking van 1961, diverse grote stakingen die België tot aan 1961 kende: in 1886, in 1891, in 1893, in 1902 en 1913 (dat was klaarblijkelijk de staking vaan Rosa Luxemburg over schreef al noemt zij voor de aanloop het jaartal 1912); steeds ging het voor uitbreiding en hervorming van het kiesrecht. In België is het verband tussen democratie (algemeen kiesrecht vooral) welk heel erg direct.
In 1936 staakten arbeiders voor een 40-urige werkweek en betaalde vakantiedagen, en in 1950 leidde een algemene staking mede tot de troonsafstand van koning Leopold. Een hoogtepunt was zonder twijfel de algemene staking van 1960-1961, tegen afbraak van pensioenrechten en andere maatregelen die de levensstandaard van arbeiders aantastten. Het genoemde artikel van Cliff behandelt achtergronden, geeft een uitvoerige analyse van de sociale verhoudingen in België en bespreekt de werking van arbeidersbeweging in het land.
Ook in de laatste decennia deed de Belgische arbeidersbeweging van zich spreken. Eind 2005 hielden arbeiders in België binnen korte tijd twee algemene stakingen, ondersteund door massademonstraties, tegen plannen van de regering-Verhofstad om pensioenrechten af te breken. Erik Demeester's "Belgium: 100.000 workers march through streets of Brussels" , op de website In Defence of Marxism, geeft een indruk van die strijdgolf.
Strijdbaarheid is dus niet wat de arbeidersbeweging in België ontbroken heeft en ontbreekt. Toch vertaalt die strijdbaarheid in vooral de vakbondsstrijd zich de laatste tijd niet of nauwelijks naar rechtstreeks politiek niveau. Sociaaldemocraten regeren sinds jaar en dag braaf met Christendemocraten of, zoals de laatste acht jaar, met liberalen. Daarmee staan sociaaldemocratische leiders tegenover hun eigen achterban, zoals in de pensioenstrijd van 2005.
Wat de kracht van de arbeidersbeweging nog meer ondermijnt is de verdeeldheid tussen arbeiders, langs lijnen van levensbeschouwing en vooral taal. België kent een sociaaldemocratische vakbond, een Christelijke vakbond en zelfs een liberale vakbond. Soms trekken die samen op, maar vaak ook niet. En waar de sociaaldemocratische vakbond verbonden is aan een parlementaire arbeiderspartij, daar is de Christelijke vakbond gebonden aan een puur burgerlijke partij, volstrekt verbonden met een sector van de ondernemersklasse en met de nog steeds vrij invloedrijke Katholieke kerk. Dat maakt de bewegingsvrijheid van die vakbond problematisch.
Overigens moet die bewegingsvrijheid bij de sociaaldemocratische vakbond niet worden overschat. De partij waar ze mee verbonden is, is zo vergroeid met het gevestigde bestel dat het verschil met de Christendemocraten nu niet zeer sterk in het oog springt.
De andere scheidslijn die de arbeiders verdeelt en verzwakt is de taalkwestie, en de wijze waarop politici die gebruiken om hun positie te versterken. Juist de arbeidersbeweging is niet vrij van dit mechanisme dat de solidariteit ondermijnt. Te vaak uiten sociaaldemocratische politici in Wallonië (waar de sociaaldemocratie veel sterker is dan in Frankrijk, maar ook verregaand vergroeid met het bestuur) zich alsof ze allereerst namens de Franstaligen spreken. Burgemeester Jose Happart, een fel-chauvinistisch voorvechter van de rechten van Franstaligen, was zo'n sociaaldemocraat.
De sociaaldemocratie, opgespitst in een Vlaamse SP.a en een Waalse PS, is al langdurig niet meer in staat om serieus werk te maken van het opkomen voor arbeidersbelangen. Links daarvan zien we een treurig schouwspel van een versplinterd radicaal-links. Je hebt de hard-Maoistische Partij van de Arbeid. Je hebt minstens drie Trotskistische formaties. samenwerking blijkt erg moeizaam, en het bereiken van een bredere uitstraling valt dan ook bepaald niet mee. Toch is dat laatste van het grootste belang. Al het ongenoegen dat via de stakingen tegen de pensioenmaatregelen in 2005 naarboven kwam, zoekt ook een partijpolitieke uitweg.
Toch beweegt er iets in de goede richting. Een prominent uit sociaaldemocratische kring, Jef Sleeckx, brak met zijn partij. Om hem heen formeerde zich in Vlaanderen het begin van een politieke formatie die een links alternatief naar voren tracht te brengen: het Comité voor een Andere Politiek (CAP). In Wallonië deed zich een soortgelijk verschijnsel voor: Une Autre Gauche (een ander links, UAG). Probleem met het CAP is dat tot nu toe vooral diverse Trotskistische groepen er de toon zetten; die richten zich meer op de zuiverheid van het gewenste programma dan om de bredere aantrekkingskracht die nodig is om echt een alternatief tegenover het ingekapselde links van de sociaaldemocratie te bouwen. Maar het is een begin, eentje om zuinig op te zijn en om aan verder te bouwen.
Hoe kunnen we, tegen de achtergrond van het bovenstaande, de verkiezingsuitslag duiden? De Morgen geeft een globaal overzicht. We zien allereerst een nederlaag voor de regeringspartijen, zowel voor de Vlaamse liberalen van Verhofstadt en zijn Waalse collega's, als voor de sociaaldemocratie in beide taalgebieden. Verbazend vind ik dat niet. Die pensioenmaatregelen waartegen zo grootschalig is gestaakt, zijn symptomatisch voor een rechts liberaal beleid, waar sociaaldemocratisch links aan mee werkt. Logisch dat die allebei door de kiezers afgestraft worden.
Maar verontrustend is de richting waar die stemmen heen gaan. Het Vlaams Belang haalt weer een hoge score, al winnen ze er geen zetels bij. Het profiteert van haar imago als partij buiten het bestel, het beeld van radicale oppositiepartij. Dat deze partij sociaal-economisch een verdere voortzetting van neoliberaal beleid voorstaat, maar dan onder veel meer autoritaire verhoudingen, wordt door dit rebelse imago deels aan het oog onttrokken. De parallel met Wilders is duidelijk. De uiterst rechtse Lijst Dedecker haalt een verontrustende 4 zetels binnen, waarschijnlijk vanwege redenen als het Vlaams Belang
De grote winnaar is echter de Christendemocratie in beide gewesten. De Vlaamse Christendemocraat Leterme wordt vermoedelijk de nieuwe premier. Hoe valt het Christendemocratische succes te verklaren? Ik vermoed dat veel mensen er een vriendelijke, mildere versie van het huidige beleid in zien. het feit dat de Christendemocratie, via haar vakbondsvleugel, erin slaagt om er een niet puur conservatief imago op na te houden, zal hier een rol spelen. Zo bezien geven kiezers die Christendemocratisch stemmen te kennen dat ze naar links willen, maar ter linkerzijde geen aansprekend alternatief zien dat hen vertrouwen wint.
Maar het Christendemocratische succes heeft ook nare rechtse ondertonen. Leterme gaf, zo meldde de NRC vlak voor de verkiezingen, nogal af op Franstaligen die niet in staat zouden zijn Nederlands te leren. Dat was als grap bedoeld volgens hem... Ook betoonde hij zich voorstander van het verder opsplitsen van allerlei voorzieningen langs lijnen van taalgemeenschap. Een stem, voor Leterme had daarom minstens elementen van een stem voor een verdere opsplitsing van België, met de bijbehorende ondermijning van solidariteit van arbeiders. Met deze nadruk maakt Leterme tegelijk het Vlaams Belang extra geloofwaardig, hoe hard hij dat ook zal ontkennen. Immers, dat Vlaams Belang gaat diezelfde kant van opsplitsing uit, alleen drastischer.
Iets hoopvoller is de uitslag voor Groen! , vergelijkbaar met GroenLinks hier. De voorloper ervan, Agalev, zat tot 2003 in de regering (zie "Lijst van Belgische nationale regeringen", Wikipedia). Na vier jaar oppositie is ze kennelijk terrein aan het herwinnen en haalt waarschijnlijk de kiesdrempel. Het laat zien dat, waar links meeregeert met rechts, het samen met rechts het schip in gaat. Maar waar links loskomt van die omhelzing, kan geloofwaardigheid terugwinnen. Hopelijk laat Groen! zich niet strikken voor deelname aan een kabinet. Anders zou het herstel wel eens van korte duur kunnen zijn.
Het CAP heeft de kiesdrempel niet gehaald, maar op een enkele plek toch redelijk gescoord: 5,32 in het kanton Peer in Limburg. Het potentieel is er, maar het zal hard werken en een open houding van links vereisen om dat potentieel tot realiteit te maken.
zondag 10 juni 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
4 opmerkingen:
Er zit een feitelijk foutje in dit stuk. De Vlaamse liberalen verloren inderdaad, maar de Waalse liberalen wonnen en streefden zelfs de sociaaldemocratie - verstrikt in corruptieschandalen - voorbij. Aan het algemene beeld verandert dit trouwens niet veel. Excuses voor de onnauwkeurigheid:-)
voor deze ene keer zullen we het je vergeven :p
(nu leesbaar, zonder irritante taalfouten)
De sociaal-democratische SP.A (wat in Nederland PvdA zou heten) wordt gekenmerkt door politiek opportunisme. Dat ligt natuurlijk voornamelijk aan de middenklasse-positie van het bestuur, maar ook aan de passiviteit van de leden, de bewuste passificatie van leden door het bestuur.
Tegelijkertijd wil ik ook zeggen dat sommige sociaal-democraten persoonlijk onwijze lafaards zijn. Hier en daar zit er een glimmende rode robijn tussen, maar veruit de meesten van die bestuurslui zijn niets meer dan broze grijze kolen. De Antwerpse burgemeester Patrick Janssen bijvoorbeeld, een van de meest prominente SP.A-lafbekken, heeft een hoofddoekverbod ingesteld voor gemeenteambtenaren. Alleen al de suggestie die ervan uitgaat, dat, in de hoofdstad van het Vlaams Blok, migrantvrouwen uberhaupt aan een gemeentebaan kunnen komen is beyond the surreal. Laat staan het idee dat een hoofddoekenverbod, als extra discriminatie daarbovenop, enige positieve bijdrage aan het samenleven gaat leveren. Op z'n allerbest is dit een heel slechte grap.
Een reactie posten