Het uitbannen van kandidaat-kamerleden van Turkse afkomst omdat zij zich weigeren zich aan zo’n visie te conformeren dient geen enkel redelijk doel. Tenzij natuurlijk van kandidaat-kamerleden van Nederlandse afkomst geëist wordt dat ze afstand nemen van de Nederlandse verantwoordelijkheid voor koloniale massamoorden en slavernij.
De eerste die dan het veld mag ruimen is Balkenende zelf. Want wat is de door hem aangeprezen “VOC-mentaliteit” nu anders dan het verkeerlijken van een koloniaal verleden waar massamoord een wezenlijk bestanddeel van was?
Laten we eens kijken naar de heldhaftige verrichtingen jan Pieterszoon Coen, van een van de grote mannen van die Verenigde Oostindische Compagnie VOC. Die VOC wilde de handel in nootmuskaat in handen krijgen op de Banda-eilanden. Strafexpedities maakten een einde aan het verzet van de bevolking.
Hier de kijk van een Nederlandse officier op de executie van 44 gevangenen door Japanse huurlingen in opdracht van het Nederlandse ‘gezag: “De mensen stierven zonder ook maar een geluid te laten horen, behalve één die Nederlands sprak en zei: ‘Heeren, heeft dan niemand van U medelijden?’ Alles wat gebeurde was zo afschuwelijk dat we erdoor verstomd waren. Alleen God weet wie gelijk heeft. Wij allen, als praktizerende Christenen, waren vervuld van afschuw over de manier waarop deze aak werd afgehandeld en we hadden geen plezier in dergelijke aangelegenheden”…
De resultaten van de VOC-terreur waren indrukwekkend. Woonden er volgens een schatting uit 1635 op die eilanden voor de komst van de Nederlandse roofcompagnie 15.000 mensen, in 1635 was dat aantal gewelddadig teruggebracht tot 1000.
Vinden we dat te lang geleden? Prima. Er zijn massamoorden van genocidale strekking veel dichter bij het recente verleden, onder Nederlandse verantwoordelijkheid. De oorlog tegen Atjeh, die nog voortduurde tot enkele jaren voor de Armeense genocide. Die ging gepaard met het platbranden en uitmoorden van dorp na dorp na dorp. Sommige schattingen spreken van 60.000 doden, een tiende van de bewoners.
Berucht werdt de expeditie van overste Van Daalen in 1904. In vier maanden tijd doodden zijn kolonnes 2902 mensen, oftweel ruim een kwart van de bevolking van de gebieden waar de expeditie huishield. Aantal doden aan Nederlandse kant: 26.
Bij de bestorming van de kampong Koeto Reh doodde Nederlands geweervuur in anderhalf uur 59 kinderen, 189 vrouwen en 313 mannen. Na afloop bleken de verzetsstrijders in het dorp over welgeteld 75 nogal verouderde geweren te beschikken. Het verslag waaraan ik dit ontleen bevat foto’s. Ga kijken op eigen risico, het zijn geen prettige beelden. Wie er meer over wil lezen kan ik het prachtige en ook nog eens erg geestig geschreven boek van Paul van 't Veer, 'De Atjeh-oorlog' aanraden.
Elders in Nederlands Indië vonden vergelijkbare Nederlandse wandaden plaats. In 1904 werd het eiland Flores 'getuchtigd' : honderden doden, platgebrande dorpen, you name it. De heroische rol die Van Daalen in Atjeh speelde, was op Flores weggelegd voor kapitein Christoffel. Op andere eilanden vergelijkbare taferelen. "Op het onherbergzame Ceram werd vanaf 1905 een vierjarige strijd gevoerd, elke kampong verzette zich heftig , en werd bij inname platgebrand”. Zo ging dat. Een oud-militair vertelt in een verslagje, aangehaald door Ewald Vervugt in de Groene Amsterdammer van 28 april 1998, dat soldaten aan Nederlandse kant een rijksdaalder uitbetaald kregen per afgeslagen hoofd.
Laten we Nederlandse politici eens aanspreken op het moorddadige karakter van de Nederlandse politiek in heden en verleden – in plaats van toestaan dat ze met teilen vol hypocrisie Turkse kandidaat-kamerleden de maat te nemen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten