Boris Jeltsin, de schilderachtige schurk die van 1990 tot 1999 president was van Rusland, is vandaag begraven. Over zijn schilderachtigheid is voldoende op TV te zien geweest: het gezamenlijke lachsalvo van Jeltsin met een president Clinton die letterlijk dubbel voorover slaat, de enthousiaste pogingen van Jeltsin om een harmonieorkest, een militaire kapel of zo, te dirigeren. En ja, met Jeltsin viel er bepaald meer te lachen dan met de huidige president Putin.
Maar voor de beoordeling van een Russisch president zou ik toch graag andere maatstaven hanteren dan de criteria voor kleinkunst. Voor een beoordeling van Jeltsins presidentschap wegen zijn daden toch zwaarder dan zijn dronkemanscapriolen, hoe vermakelijk ook. Maar juist die daden, de schurkenstreken van de man, bleven echter nogal onderbelicht. Als ze al aan de orde kwamen, dan op een toon van: maar hij bracht toch maar vrijheid en democratie aan Rusland. Zelfs als dat waar zou zijn, dan is dat een wel heel schrale troost voor de tienduizenden doden en hun nabestaanden in Tsjetsjenië - slachtoffer van een tweetal invasies waartoe Jeltsin opdracht gaf. En het is niet eens waar.
Jeltsin is geboren in een boerengezin in Siberië, in 1931 (voor biografische details heb ik gebruik gemaakt van: "Russia: Boris Yelsin dead at 76" , op de website van Radio Free Europe/Radio Liberty , 23 april 2007). Dat was de tijd van de grote 'collectivisatie' van de landbouw in de Sovjetunie: een grof-gewelddadige poging om boeren te onderwerpen aan een door de staat opgelegd grootgrondbezit. Die collectivisatie had tot doel de landbouwproductie te stroomlijnen om de snelle industrialisatie waar het bewind onder Stalin te stimuleren. Doordat de staat via deze collectivisatie greep kreeg op de landbouw kon de staatsleiding 1. landbouwoverschotten exporteren om machines van te kopen; 2. landbouwoverschotten verwerven om de snel groeiende stadbevolking te voeden; 2. door grootschaligheid op het platteland besparen op arbeidskrachten. 'Overtollige' boeren moesten aan het werk in de snelgroeiende industrie, in de mijnen, in de aanleg spoorwegen en kanalen.
De collectivisatie van de landbouw was daarmee onderdeel van de pogingen van het Stalinistische bewind om Rusland in hoog tempo om te vormen tot moderne industriestaat, militair en economisch opgewassen tegen rivalen als Engeland, Frankrijk, Japan en Duitsland. De vlag waaronder dit gebeurde was rood; maar de context van dit gebeuren was de internationale concurrentie, het doel ervan machtsbehoud en machtsversterking van de top van staatsfunctionarissen, fabrieksdirecteuren, partijbonzen en officieren in leger, politie en geheime dienst. Die top presideerde over de kwijnende restanten van een vanuit de oktoberrevolutie in 1917 gevormde revolutionaire machtsstructuur.
Met het inzetten van collectivisatie en geforceerde industriële groei ging de volslagen sloop van die restjes revolutie gepaard. Het aantal gevangenen in strafkampen steeg van enkele tienduizenden in de jaren twintig naar miljoenen mensen in de jaren dertig. Kritische leden van de Communistische Partij werden niet langer alleen op een zijspoor gezet, maar verbannen, opgesloten, gefolterd en in de loop van de jaren dertig in groten getale afgemaakt. Opponenten van buiten de partij ondergingen een soortgelijk lot. Het beetje rechten dat arbeiders in de fabrieken nog hadden werd verpletterd, en op het platteland ging de collectivisatie gepaard met terreur tegen boeren die protesteerden. Rechten die kort na de revolutie werden erkend en doorgevoerd, werden nu teruggedraaid. Abortus werd weer verboden, het verbod op homoseksualiteit, geschrapt na 1917, kwam weer terug.
Tussen 1929 en 1939 vond in Rusland feitelijk een eenzijdige burgeroorlog plaats: een burgeroorlog, vanwege het grove geweld dat de staat inzette tegen grote delen van de bevolking; eenzijdig, omdat in deze confrontatie alleen de staat substantieel over wapens beschikte. Het was een contrarevolutie, waarmee de eerder beschreven toplaag zich een positie als heersende klasse verwierf. Ze stond nu aan het hoofd van een een maatschappij die in het teken stond van supersnelle economische groei om de concurrentie van andere staten te lijf te gaan. Die groei werd bereikt door boeren en arbeiders grof uit te buiten; de topfiguren in de fabrieken en de ministeries leefden er goed van.
Het hele maatschappelijk bestel kreeg een keihard kapitalistisch karakter, met de staat als kapitalist, en het bureaucratisch machtsapparaat als het topmanagement van die staat-als-kapitalist. Jeltsin hoefde in 1991 dan ook het communisme niet af te schaffen; iedere aanzet richting socialisme, laat staan communisme, was in de hoogtijdagen van Stalin allang de nek om gedraaid.
Dat was de maatschappij waarin Jeltsin opgroeide en carrière maakte. Zijn afkomst was onderaan de sociale ladder. Maar hij kwam snel hogerop: hij ging naar een technische school in de Oeral, werd voorman en later leidend ingenieur in een bouwbedrijf. Zoals zovelen in een soortgelijke positie werd hij lid van de Communistische Partij: dat was wat je deed als je hogerop wilde komen, via die partij werden de hogere functies verdeeld. Zoals in Rusland het kapitalisme heerste, maar dan in de vorm van staatskapitalisme, zo zag je in Rusland ook het opklimmen van mensen die vakbekwaamheid combineerden met loyaliteit aan de staat en een bereidheid om als individu hogerop te komen zonder zich over het enorme maatschappelijk leed om zich heen al te druk te maken. Van krantenjongen tot miljonair werd in Stalinistisch Rusland: van boerenzoon tot partijchef. Zo ging het met velen, zo ging het ook met Jeltsin.
In 1976 kwam hij aan het hoofd van de regionale partijorganisatie van de Communistische Partij in de Siberische industriestad Sverdlovsk te staan. Het was de tijd van partijleider Breznjev, toen langzaam maar zeker het Russische staatskapitalisme vastliep in bureaucratische inefficiëntie en corruptie. Bijna niemand durfde initiatieven te nemen, uit angst voor schade aan de carrière of verlies van vrijheid.
Hielenlikkerij naar boven, vertrapping van elke kritiek - het was niet alleen inhumaan, het ondermijnde de kracht van Rusland als grote mogendheid. En juist die concurrentiekracht versterken was de obsessie waardoor de Stalinistische heersers zich lieten drijven. Voor die concurrentiekracht was voortdurende technologische vernieuwing nodig, vooral om de wapenwedloop met de VS bij te houden. Verder drukten de kosten van het enorm log geworden bureaucratische apparaat zwaar.
Na de dood van Breznjev in 1982 ontstond een langdurig gevecht in de top van de Communistische Partij. Alles bij het oude laten, genieten van de corrupte voorrechten , en elke uiting van dissidentie en protest platwalsen? Of zoeken naar hervormingen om de economische groei te versnellen, de technologische groei te stimuleren, de corruptie bestrijden, en daartoe een wat kritischer geest aan te wakkeren, met alle risico's van dien?
Andropov, opvolger van Breznjev, neigde tot het tweede. Dat was niet vreemd: hij was langdurig chef geweest van de geheime dienst KGB, en wist als weinig anderen hoe het land ervoor stond, hoe groot de apathie maar ook de onvrede was. En hij kon weten waar onvrede toe kon leiden. Hij was ambassadeur van de Sovjetunie geweest in Boedapest, Hongarije, in 1956, toen de Sovjetunie er slechts met grote aantallen Russische tanks en soldaten in slaagde de revolutie in dat land te verslaan. Andropov was zich de noodzaak van hervormingen dan ook bewust. Niet uit menslievende motieven, maar simpelweg uit een streven naar machtsbehoud in een situatie van groeiende maatschappelijke crisis.
Meer over deze periode vind je trouwens in "From Stalin to Gorbachev" , door Chris Harman, nawoord bij heruitgave van Tony Cliff, "State Capitalism in Russia", dat ik voor dit artikel heb geraadpleegd. Dat laatste boek, al geschreven in de Koude Oorlog, biedt de fundamenten van de opvatting die ook de mijne is, namelijk dat de Russische maatschappij onder Stalin omgevormd werd tot een vorm van kapitalisme. De analyse van de Stalinistische contrarevolutie zoals ik die hierboven heb uiteengezet is mede hierop gebaseerd.
Terug naar Andropov in 1983. In de korte tijd dat hij aan de macht was, kon hij weinig bereiken. Hij was nierpatiënt en al snel te ziek om veel te ondernemen. Maar hier en daar wist hij via het stimuleren van de carrières van hervormingsgezinde figuren in de top van de Communistische Partij enigszins een stempel op de koers van die partij te drukken. Eén van die hervormers die van Andropov een klein zetje kregen was een functionaris die in soortgelijke omstandigheden was opgegroeid, maar dan in Zuid-Rusland. Hij had een vergelijkbare carrière gemaakt als Jeltsin, niet in de industrie maar in de landbouw. Zijn naam was Michael Gorbatsjov.
Na de dood van Andropov in 1983 volgde nog een korte periode waarin Breznjev-kloon Tsjernenko - vrijwel meteen ziek, en overduidelijk geen sterk figuur - aan het hoofd van de Sovjetunie stond. In maart 1985 overleed hij. De machtsstrijd achter de schermen - alles wat er in Moskou in die tijd toe deed, vond plaats achter de schermen - leidde tot een belangrijke beslissing: Gorbatsjov werd Secretaris generaal van de Communistische Partij, en daarmee de sterke man van de Sovjetunie.
In 1986 en 1987 ontvouwde Gorbatsjov een omvangrijk hervormingsprogramma, onder de etiketten 'Perestrojka' en 'Glasnost'. De perestrojka hield vooral economische hervormingen in, met daarin een gedeeltelijke, aanvankelijk nog erg voorzichtige, invoering van marktmechanismen in de economie als kern. Glasnost stond voor openheid: door mensen aan te moedigen om kritiek te uiten, hoopte Gorbatsjov en zijn mensen dat wantoestanden sneller aan het licht zouden komen. Een kritische publieke opinie diende als hefboom tegen corrupte functionarissen en partijleiders die de hervormingen wilden dwarsbomen.
Perestrojka en glasnost openden uiteindelijk de sluizen voor een chaotisch proces waarin zowel het machtsmonopolie van de Communistische Partij als de volledig door de staat geleide economie ten onder gingen. Maar dat was geenszins de opzet van Gorbatsjov toen hij aan zijn hervormingen begin. Het was feitelijk bedoeld als een krachtdadige reorganisatie, zoals je die regelmatig bij grote multinationale ondernemingen ziet. Doen van de Russische versie hiervan was juist versterking van de éénpartijstaat en de staatseconomie, door de zaak te stroomlijnen en zo dynamiek en efficiëncy te bevorderen.
Gorbatsjov kon dat allemaal niet alleen, hij had bondgenoten nodig. Hij benoemde mensen op hoge plekken waarvan hij steun aan zijn hervormingen verwachtte. Eén van hen was Boris Jeltsin. Hij kwam aan het hoofd te staan van de Communistische Partij in de hoofdstad Moskou. Al snel bleek dat hij sneller wilde, en ook verder wilde gaan in zijn hervormingsstreven, dan Gorbatsjov verstandig vond. Maar daarover in een volgend stuk meer.
woensdag 25 april 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Ik heb het toch altijd raar en verdacht gevonden (zelfs toen kleine ik vrijwel niks van politiek enzo afwist) dat die opperleiders allemaal zo snel stierven. Of het nu aan het hoofd van de stalinistische of van de katholieke kerk was, vaak hield zo'n partijsecretaris of paus het niet langer uit dan een paar maanden. Natuurlijk waren ze al behoorlijk op leeftijd op het moment dat ze op die positie terecht kwamen. Maar toch lijkt het alsof de functie van minister of kardinaal iets beter is voor de gezondheid. Binnen de heersende klasse kan men niet zo goed met elkaar over weg, denk ik.
Een reactie posten