donderdag 20 september 2007

Rechts tegen rechts - maar waar is links?

Een met stevig hogere belastingen en premiedruk afgedwongen begrotingsoverschot. Een opgelegde sociale samenhang dar de verhoudingen tussen arm en rijk, laag en hoog intact laat. Fooien voor de armen, minieme kostenverhogingen voor sommige rijken om deze conservatieve mix effectief en in de ogen van mensen enigszins aanvaardbaar te maken. Dat is de conservatieve cocktail die de huidige regering biedt.
Daarmee breekt dit kabinet gedeeltelijk met vorige kabinetten die openlijk met bezuinigingen en neoliberale maatregelen de sociale onzekerheid vergrootten en ondernemers nog meer winst en topsalaris toespeelden dan ze al waren gewend. De harde neoliberale uitstraling van de kabinetten-Zalm (eerst met Kok als boegbeeld, daarna met Balkenende in die rol) is ingeruild voor een conservatisme waarin voor iedereen een plaats is - als hij of zij die plaats dan ook maar weet en aanvaardt.
War komt deze koerswijziging vandaan? Minstens drie factoren spelen een rol. Om te beginnen hebben de aanvallen op sociale zekerheid, collectieve voorzieningen en de levensstandaard van arbeiders kennelijk een grens bereikt. Opvoeren van het neoliberale offensief zou op twee fronten contraproductief kunnen zijn. In de eerste plaats vanwege het verzet dat bezuinigingen de afgelopen jaren opriep. Dat uitte zich in grote vakbondsprotesten in de herfst van 2004; een electorale afwijzing van de door Balkenende's regering gepushte maar juist daarom des te harder verworpen Europese grondwet; twee grote verkiezingszeges van de SP op rij, die lieten zien dat de afwijzing van neoliberalisme zich begon te vertalen in een groeiend links. Voortzetting van de aanval betekende onder deze omstandigheden spelen met vuur, het kwam neer op uitlokking van oplevende klassenstrijd.
Een tweede reden om vaart te minderen en van koers te wijzigen is het feit dat de liberale voorkeur voor verrijking aan de top tot iedere prijs maatschappelijk ontwrichtingsverschijnselen versterkte waar ook rechts zich zorgen over maakte. Als de hele maatschappij in het teken staat van geldverdienen, dan krijg je niet alleen ruim baan voor de legale grootaandeelhouders en topmanagers, maar ook voor de Holleeders. Als mensen alleen maar geleerd wordt te denken aan zichzelf, wie denkt dan nog aan de maatschapij als geheel? Als de maatschappelijke top alleen aan zichzelf denkt, is het dan vreemd dat andere mensen dat asociale voorbeeld volgen, en komen tot allerlei onprettig, al dan niet als crimineel bestempeld, gedrag?
Voor linkse mensen is dit nare bijproduct van liberaal individualisme reden om de bezuinigingen af te wijzen, verzet ertegen aan de wakkeren, en een horizontale solidariteit van onder tegen boven op te bouwen. Voor delen van rechts is dit verschijnsels juist reden om de maatschappij zoals die is te verstevigen, de solidariteit verticaal te versterken zodat niet alleen ontwrichtingsverschijnselen tegengegaan worden, maar ook de acceptatie van de maatschappelijke verhoudingen door mensen onderaan wat opgekalefaterd wordt. Waar links streeft naar sociale rechtvaardigheid, daar zocht conservatief rechts de oplossing in een versterkte sociale stabiliteit, en in het verspreiden van een bijbehorende retoriek van saamhorigheid. Met name iemand als CDA-sterke man Wijffels zat op deze lijn, en juist hij speelde bij de formatie van de huidige regering een sleutelrol.
Doel van de huidige koers is dan ook, naast het op orde houden van de staatsbegroting, vooral het heroveren van het morele gezag door de machthebbers. daar gaat de riedel over 'sociale cohesie' en 'saamhorigheid' over. Voor deze herovering hebben rechtse politici wel iets over, ook financieel. Daarom kunnen er opeens gratis schoolboeken van af, daarom is er geld te vinden voor achterstandswijken, daarom durft deze regering ook kleine beetje geld weg te halen bij sommige mensen met hoge inkomens. Zo koop je rust, zo bedrijf je PR, zo krijg je je conservatieve handeltje goed verkocht aan de bevolking. Dat is de filosofie.
Met de verkiezingsuitslag van november 2006 heeft dit allemaal vrij weinig te maken. De draai van neoliberaal naar conservatief rechts is een keus die bij grote delen van de heersende klasse, met name in en rond het CDA, gemaakt is. Al onder eerdere kabinetten-Balkenende zag je daar sporen van, in de hele 'normen-en-waarden'-retoriek van Balkende zelf bijvoorbeeld.
De verkiezingsuitslag heeft de draai wel iets aangescherpt, op twee manieren. De nederlaag van de VVD verzwakte de positie van degenen die de frontale bezuinigingspolitiek van voorgaande jaren wilden doorzetten. Dat gaf de CDA-vleugel die meer op de sociaal-conservatieve lijn-Wijfels zaten meer ruimte. Dat VVD en CDA samen geen meerderheid meer hadden, hielp mee in diezelfde richting.
Dat ter linkerzijde de PvdA zo afbrokkelde - en daardoor plooibaar moest zijn als coalitiepartner - was voor de te maken draai evenzeer gunstig. Wel tolereerde het CDA een paar maatregelen - generaal pardon, en vermindering van de huurstijging - die een concessie waren aan links, vooral aan de SP die zich in het verzet op deze thema s sterk had geprofileerd. De PvdA mocht deze dingen incasseren om aan haar kiezers een motief te geven om niet naar de SP te gaan. Dat ook de Christen-Unie - met een gedachtengoed waar precies het conservatieve saamhorigheidenken zo duidelijk is - ook zetels won, maakte de vorming van een sociaal-conservatief kabinet des te eenvoudiger.
Maar de huidige koers is een keus van de hoofdstroom van de heersende klasse zelf. Bij de keus daarvoor spelen electorale afwegingen wel een rol, maar niet de hoofdrol. In de kern gaat het hier om een strategie die op korte termijn sociale stabiliteit moet verstevigen, om op de iets langere termijn des te beter, en met vernieuwd draagvlak, de positie van arbeiders te kunnen aantasten ten gunste van de macht, rijkdom en concurrentiepositie van de ondernemersklasse. Om het belang van die heersers draait het.
Dat de conservatieve, meer op consensus gerichte, koers van het kabinet niet door de hele kapitalistenklasse gedeeld wordt blijkt uit de felle rechtse oppositie. Rutte en Wilders boden tijdens de Algemene Beschouwingen tegen elkaar op in stoere taal. In tal van bewoordingen maakten ze het kabinet uit voor links en nog wat linkser. In hun houding weerklinkt het geluid van die delen van de ondernemersklasse die aan de strategie van frontale aanvallen willen vasthouden, ongetwijfeld ook omdat ze vinden dat de sociaal-conservatieve benadering lastenverzwaring meebrengt waar zij juist hun positie via minder belastingen willen verbeteren.
Voor een deel was dit een vermomde strijd binnen rechts, een discussie tussen conservatisme-met-een-sociaal-prijskaartje en hardhandig neoliberalisme. Het is een oude truc van rechtse politici om elkaar onderuit te halen: je noemt de ander gewoon links, dan hoef plaats je hem of haar buiten je orde, en dan hoef je op de argumenten niet in te gaan. Ook kun je dit zien als waarschuwing, als druk op het kabinet om de rug recht te houden zodra werkelijk linkse eisen naar voren komen - via een PvdA als die Pronk als voorzitter krijgt bijvoorbeeld, of vanuit SP en vakbeweging.
In de derde plaats dienen dit soort uithalen tegen vermeend links er ook toe om echt linkse opvattingen en doeleinden in de publieke opinie van legitimiteit te beroven. Door links als scheldwoord te hanteren, zoals Rutten en Wilders doen, trekken ze het politieke klimaat verder naar rechts. Alleen een houding van: "ja, wij ZIJN links, en niet zo zuinig ook - en daar zijn we trots op!" zou dit soort aanvallen van Rutte en Wilders effectief onschadelijk maken. Maar zó'n antwoord hoef je van een sociaal-conservatief kabinet-Balkenende niet te verwachten. Daar is linkse oppositie voor nodig. Maar waar is de linkse oppositie?

Geen opmerkingen: