donderdag 26 april 2007

In memoriam Ton van Boxtel

Wat een triest nieuws kreeg ik vanmiddag te horen. Ton van Boxtel is overleden, totaal onverwachts, 59 jaar jong. Gisteren onwel geworden in de bus, met een ambulance vervolgens naar het ziekenhuis vervoerd - maar tevergeefs, zo heb ik inmiddels van een naaste bekende van hem te horen gekregen.

Ton van Boxtel was artiest als geen ander. Hij schreef breekbare, mild-humoristische maar tevens onderhuids-kritische liedjes, Nederlandstalig. Die zong hij zelf, met een zachte, soms ietwat schorre stem. Hij was daarbij een subtiel gitarist: zijn begeleiding van zijn liedjes was bepaald meer dan wat ritmisch aangeslagen akkoorden. En hij was ook nog schilder en schrijver van humoristische verhaaltjes en dergelijke.

Hij was bovendien organisator van kleinschalige culturele avonden in Tilburg, een initiatief onder de naam Theatelier. Daar traden dichters op, muzikanten, verhalenvertellers, cabaretiers, een uiteenlopende verzameling amateur-kunstenaars. Ook werden er schilderijen of tekeningen tentoongesteld, en soms zat Ton zelf tijdens de voorstelling zelf achter zijn schildersezel. Ter dekking van de kosten ging dan in de pauze veelal een theepotje rond.

Op één van die Theateliers heb ik hem leren kennen in 2005, toen mijn goede vriendin Loes mij meenam. Later in dat jaar stond ik daar zelf met mijn gitaar en stem op het podium, iets wat ik van Ton nog een heel aantal keren vaker mocht doen. Ik ben hem heel erg dankbaar voor de steun die hij voor mij, als relatief beginnend podium-artiest, keer op keer was.

Ton en ik deelden een grote voorliefde voorde muziek van Bob Dylan. Daarom stond het Theatelier vorig voorjaar maar liefst driemaal in het teken van diens muziek. In dat voorjaar werd Dylan 65 jaar, vandaar dus. Ton had het zelfs gedaan gekregen om burgemeester Vreeman de slotavond ervan te laten openen. Daar trakteerde Vreeman ons op een hoogst curieuze rockabilly-versie van Dylan's "Don't Look Back" .

Ton en ik hebben op één van die gelegenheden zelfs samen gespeeld, iets wat ik als lichtelijk autistisch persoontje maar hoogst zelden doe. Maar met Ton werkte zoiets. We deden "I Want You" en "It takes a lot to laugh, it takes a train to cry" , met zijn subtiele gitaarloopjes naast mijn stem en akkoorden. Hoe hij dat laatste nummer deed heeft mijn versie ervan krachtig beïnvloed: alle overbodige franje laat ik er sindsdien zo veel mogelijk uit.

Het Theatelier is, na een onderbreking van een handvol maanden, aan een doorstart in een nieuwe locatie begonnen. Hij had zelfs net een prachtig liedje gemaakt over het Theatelier zelf. En juist vorige week was de eerste avond in een geplande nieuwe reeks ervan; hoe wrang dat hij uitgerekend zo kort na de succesvolle herleving van iets dat toch vooral zijn geesteskind was, overleed.

Zelf was ik samen met Loes inmiddels mede-organisator ervan geworden. Zo heb ik Ton ook wat beter leren kennen. Een warm, heerlijk onmogelijk chaotisch persoon, iemand die als het aan hem lag alle artiesten reiskostenvergoeding en wat extra had gegeven. Dat ging niet, gezien de leegte van de kas, maar hij kon het niet uitstaan dat zijn mede-organisatoren zo streng de hand op de knip hielden. In dat laatste hadden we helaas gelijk - maar zijn weerspannige houding pleitte enorm voor hem.

Ton is nu weg, en ik zal hem missen. De enige daarin ben ik niet: zojuist heb ik een lading mails de deur uit gedaan richting het netwerk van het Theatelier . Binnen enkele uren kreeg ik al acht mails terug van diep geraakte mensen, bijna allemaal totale onbekenden van mij; twee mensen zijn bij me langs geweest om me het nieuws persoonlijk te brengen; vrienden van hem - ik heb ze één keer ontmoet - belden mij in antwoord op mijn mail. Het laat iets zien van het verlies - persoonlijk èn artistiek - dat de dood van Ton betekent.

Wat blijft, zijn die prachtige liedjes van hem. Met één ervan, een heuse carnavalskraker in onnavolgbare Ton-stijl - heeft hij me zelfs een keer tot meedoen aan een heuse polonaise verleid, een bepaald niet alledaags gebeuren.

Ik durf de CD die ik van hem heb - "de kater" , heet die, uitgegeven door debuutuitgeverij Opwenteling - nauwelijks op te zetten, maar ik doe het toch. Een paar zinnetjes van één van zijn bekendste liedjes spoken maar door mijn hoofd: "een grote grijze olifant (met rode laarsjes aan)" , over een man die bezocht wordt door , inderdaad, een grote grijze olifant met rode laarsjes aan, "een zeldzaam exemplaar, wel vijf etages hoog" .

Dat bezoek brengt wat onbedoelde schade, wat ertoe leidt dat de politie de man naar het "psychopatenasiel" brengt. Geen nood, een andere olifant, met soortgelijk schoeisel, bevrijdt de man. De man bedankt hem maar zegt dan: "loop naar de maan. Want de wereld is te grijs voor een olifant met rode laarsjes aan" .

De wereld is, voor wie het voorrecht heeft gekend om Ton te hebben gekend en zijn liedjes te hebben gehoord, een wezenlijk stukje minder grijs geworden. Maar dat maakt het verlies alleen maar groter.

woensdag 25 april 2007

Boris Jeltsin in zijn tijd

Boris Jeltsin, de schilderachtige schurk die van 1990 tot 1999 president was van Rusland, is vandaag begraven. Over zijn schilderachtigheid is voldoende op TV te zien geweest: het gezamenlijke lachsalvo van Jeltsin met een president Clinton die letterlijk dubbel voorover slaat, de enthousiaste pogingen van Jeltsin om een harmonieorkest, een militaire kapel of zo, te dirigeren. En ja, met Jeltsin viel er bepaald meer te lachen dan met de huidige president Putin.

Maar voor de beoordeling van een Russisch president zou ik toch graag andere maatstaven hanteren dan de criteria voor kleinkunst. Voor een beoordeling van Jeltsins presidentschap wegen zijn daden toch zwaarder dan zijn dronkemanscapriolen, hoe vermakelijk ook. Maar juist die daden, de schurkenstreken van de man, bleven echter nogal onderbelicht. Als ze al aan de orde kwamen, dan op een toon van: maar hij bracht toch maar vrijheid en democratie aan Rusland. Zelfs als dat waar zou zijn, dan is dat een wel heel schrale troost voor de tienduizenden doden en hun nabestaanden in Tsjetsjenië - slachtoffer van een tweetal invasies waartoe Jeltsin opdracht gaf. En het is niet eens waar.

Jeltsin is geboren in een boerengezin in Siberië, in 1931 (voor biografische details heb ik gebruik gemaakt van: "Russia: Boris Yelsin dead at 76" , op de website van Radio Free Europe/Radio Liberty , 23 april 2007). Dat was de tijd van de grote 'collectivisatie' van de landbouw in de Sovjetunie: een grof-gewelddadige poging om boeren te onderwerpen aan een door de staat opgelegd grootgrondbezit. Die collectivisatie had tot doel de landbouwproductie te stroomlijnen om de snelle industrialisatie waar het bewind onder Stalin te stimuleren. Doordat de staat via deze collectivisatie greep kreeg op de landbouw kon de staatsleiding 1. landbouwoverschotten exporteren om machines van te kopen; 2. landbouwoverschotten verwerven om de snel groeiende stadbevolking te voeden; 2. door grootschaligheid op het platteland besparen op arbeidskrachten. 'Overtollige' boeren moesten aan het werk in de snelgroeiende industrie, in de mijnen, in de aanleg spoorwegen en kanalen.

De collectivisatie van de landbouw was daarmee onderdeel van de pogingen van het Stalinistische bewind om Rusland in hoog tempo om te vormen tot moderne industriestaat, militair en economisch opgewassen tegen rivalen als Engeland, Frankrijk, Japan en Duitsland. De vlag waaronder dit gebeurde was rood; maar de context van dit gebeuren was de internationale concurrentie, het doel ervan machtsbehoud en machtsversterking van de top van staatsfunctionarissen, fabrieksdirecteuren, partijbonzen en officieren in leger, politie en geheime dienst. Die top presideerde over de kwijnende restanten van een vanuit de oktoberrevolutie in 1917 gevormde revolutionaire machtsstructuur.

Met het inzetten van collectivisatie en geforceerde industriële groei ging de volslagen sloop van die restjes revolutie gepaard. Het aantal gevangenen in strafkampen steeg van enkele tienduizenden in de jaren twintig naar miljoenen mensen in de jaren dertig. Kritische leden van de Communistische Partij werden niet langer alleen op een zijspoor gezet, maar verbannen, opgesloten, gefolterd en in de loop van de jaren dertig in groten getale afgemaakt. Opponenten van buiten de partij ondergingen een soortgelijk lot. Het beetje rechten dat arbeiders in de fabrieken nog hadden werd verpletterd, en op het platteland ging de collectivisatie gepaard met terreur tegen boeren die protesteerden. Rechten die kort na de revolutie werden erkend en doorgevoerd, werden nu teruggedraaid. Abortus werd weer verboden, het verbod op homoseksualiteit, geschrapt na 1917, kwam weer terug.

Tussen 1929 en 1939 vond in Rusland feitelijk een eenzijdige burgeroorlog plaats: een burgeroorlog, vanwege het grove geweld dat de staat inzette tegen grote delen van de bevolking; eenzijdig, omdat in deze confrontatie alleen de staat substantieel over wapens beschikte. Het was een contrarevolutie, waarmee de eerder beschreven toplaag zich een positie als heersende klasse verwierf. Ze stond nu aan het hoofd van een een maatschappij die in het teken stond van supersnelle economische groei om de concurrentie van andere staten te lijf te gaan. Die groei werd bereikt door boeren en arbeiders grof uit te buiten; de topfiguren in de fabrieken en de ministeries leefden er goed van.

Het hele maatschappelijk bestel kreeg een keihard kapitalistisch karakter, met de staat als kapitalist, en het bureaucratisch machtsapparaat als het topmanagement van die staat-als-kapitalist. Jeltsin hoefde in 1991 dan ook het communisme niet af te schaffen; iedere aanzet richting socialisme, laat staan communisme, was in de hoogtijdagen van Stalin allang de nek om gedraaid.

Dat was de maatschappij waarin Jeltsin opgroeide en carrière maakte. Zijn afkomst was onderaan de sociale ladder. Maar hij kwam snel hogerop: hij ging naar een technische school in de Oeral, werd voorman en later leidend ingenieur in een bouwbedrijf. Zoals zovelen in een soortgelijke positie werd hij lid van de Communistische Partij: dat was wat je deed als je hogerop wilde komen, via die partij werden de hogere functies verdeeld. Zoals in Rusland het kapitalisme heerste, maar dan in de vorm van staatskapitalisme, zo zag je in Rusland ook het opklimmen van mensen die vakbekwaamheid combineerden met loyaliteit aan de staat en een bereidheid om als individu hogerop te komen zonder zich over het enorme maatschappelijk leed om zich heen al te druk te maken. Van krantenjongen tot miljonair werd in Stalinistisch Rusland: van boerenzoon tot partijchef. Zo ging het met velen, zo ging het ook met Jeltsin.

In 1976 kwam hij aan het hoofd van de regionale partijorganisatie van de Communistische Partij in de Siberische industriestad Sverdlovsk te staan. Het was de tijd van partijleider Breznjev, toen langzaam maar zeker het Russische staatskapitalisme vastliep in bureaucratische inefficiëntie en corruptie. Bijna niemand durfde initiatieven te nemen, uit angst voor schade aan de carrière of verlies van vrijheid.

Hielenlikkerij naar boven, vertrapping van elke kritiek - het was niet alleen inhumaan, het ondermijnde de kracht van Rusland als grote mogendheid. En juist die concurrentiekracht versterken was de obsessie waardoor de Stalinistische heersers zich lieten drijven. Voor die concurrentiekracht was voortdurende technologische vernieuwing nodig, vooral om de wapenwedloop met de VS bij te houden. Verder drukten de kosten van het enorm log geworden bureaucratische apparaat zwaar.

Na de dood van Breznjev in 1982 ontstond een langdurig gevecht in de top van de Communistische Partij. Alles bij het oude laten, genieten van de corrupte voorrechten , en elke uiting van dissidentie en protest platwalsen? Of zoeken naar hervormingen om de economische groei te versnellen, de technologische groei te stimuleren, de corruptie bestrijden, en daartoe een wat kritischer geest aan te wakkeren, met alle risico's van dien?

Andropov, opvolger van Breznjev, neigde tot het tweede. Dat was niet vreemd: hij was langdurig chef geweest van de geheime dienst KGB, en wist als weinig anderen hoe het land ervoor stond, hoe groot de apathie maar ook de onvrede was. En hij kon weten waar onvrede toe kon leiden. Hij was ambassadeur van de Sovjetunie geweest in Boedapest, Hongarije, in 1956, toen de Sovjetunie er slechts met grote aantallen Russische tanks en soldaten in slaagde de revolutie in dat land te verslaan. Andropov was zich de noodzaak van hervormingen dan ook bewust. Niet uit menslievende motieven, maar simpelweg uit een streven naar machtsbehoud in een situatie van groeiende maatschappelijke crisis.

Meer over deze periode vind je trouwens in "From Stalin to Gorbachev" , door Chris Harman, nawoord bij heruitgave van Tony Cliff, "State Capitalism in Russia", dat ik voor dit artikel heb geraadpleegd. Dat laatste boek, al geschreven in de Koude Oorlog, biedt de fundamenten van de opvatting die ook de mijne is, namelijk dat de Russische maatschappij onder Stalin omgevormd werd tot een vorm van kapitalisme. De analyse van de Stalinistische contrarevolutie zoals ik die hierboven heb uiteengezet is mede hierop gebaseerd.

Terug naar Andropov in 1983. In de korte tijd dat hij aan de macht was, kon hij weinig bereiken. Hij was nierpatiënt en al snel te ziek om veel te ondernemen. Maar hier en daar wist hij via het stimuleren van de carrières van hervormingsgezinde figuren in de top van de Communistische Partij enigszins een stempel op de koers van die partij te drukken. Eén van die hervormers die van Andropov een klein zetje kregen was een functionaris die in soortgelijke omstandigheden was opgegroeid, maar dan in Zuid-Rusland. Hij had een vergelijkbare carrière gemaakt als Jeltsin, niet in de industrie maar in de landbouw. Zijn naam was Michael Gorbatsjov.

Na de dood van Andropov in 1983 volgde nog een korte periode waarin Breznjev-kloon Tsjernenko - vrijwel meteen ziek, en overduidelijk geen sterk figuur - aan het hoofd van de Sovjetunie stond. In maart 1985 overleed hij. De machtsstrijd achter de schermen - alles wat er in Moskou in die tijd toe deed, vond plaats achter de schermen - leidde tot een belangrijke beslissing: Gorbatsjov werd Secretaris generaal van de Communistische Partij, en daarmee de sterke man van de Sovjetunie.

In 1986 en 1987 ontvouwde Gorbatsjov een omvangrijk hervormingsprogramma, onder de etiketten 'Perestrojka' en 'Glasnost'. De perestrojka hield vooral economische hervormingen in, met daarin een gedeeltelijke, aanvankelijk nog erg voorzichtige, invoering van marktmechanismen in de economie als kern. Glasnost stond voor openheid: door mensen aan te moedigen om kritiek te uiten, hoopte Gorbatsjov en zijn mensen dat wantoestanden sneller aan het licht zouden komen. Een kritische publieke opinie diende als hefboom tegen corrupte functionarissen en partijleiders die de hervormingen wilden dwarsbomen.

Perestrojka en glasnost openden uiteindelijk de sluizen voor een chaotisch proces waarin zowel het machtsmonopolie van de Communistische Partij als de volledig door de staat geleide economie ten onder gingen. Maar dat was geenszins de opzet van Gorbatsjov toen hij aan zijn hervormingen begin. Het was feitelijk bedoeld als een krachtdadige reorganisatie, zoals je die regelmatig bij grote multinationale ondernemingen ziet. Doen van de Russische versie hiervan was juist versterking van de éénpartijstaat en de staatseconomie, door de zaak te stroomlijnen en zo dynamiek en efficiëncy te bevorderen.

Gorbatsjov kon dat allemaal niet alleen, hij had bondgenoten nodig. Hij benoemde mensen op hoge plekken waarvan hij steun aan zijn hervormingen verwachtte. Eén van hen was Boris Jeltsin. Hij kwam aan het hoofd te staan van de Communistische Partij in de hoofdstad Moskou. Al snel bleek dat hij sneller wilde, en ook verder wilde gaan in zijn hervormingsstreven, dan Gorbatsjov verstandig vond. Maar daarover in een volgend stuk meer.

dinsdag 24 april 2007

Marxisme Festival (vervolg en slot)

Zaterdagavond woonde ik op het Marxisme Festival waarover ik eerder al schreef een bijeenkomst bij over Che Guevara, de Argentijnse arts die revolutionair werd en meevocht met Fidel en Raul Castro om de pro-Amerikaanse dictatuur van Batista omver te helpen gooien. Jelle Klaas hield de inleiding, schetste de levensloop van de man en had zowel oog voor diens inzet voor de armen, zijn bereidheid zich op te offeren in de strijd voor meer rechtvaardigheid, als voor de problematische kanten die zijn aanpak kenmerkten.

De guerrillastrijd zoals Che die voorstond had immers fors elitaire trekjes: een kleine gewapende minderheid zou in zijn idee eigenhandig de revolutie kunnen maken, vrijwel ongeacht draagvlak of omstandigheden - namens het volk maar zonder actieve deelname van dat volk. Dat dit in Cuba leek te lukken lag eraan dat vrijwel niemand bereid was voor Batista te vechten, uiteindelijk zelfs de VS niet. Maar zijn latere pogingen om dit te herhalen in Kongo en Bolivia eindigden als tragische mislukkingen. Daarmee heeft zijn erfenis dus een hoogst dubbel karakter, zoals ook in de discussie tot uiting kwam.

Jelle Klaas verwees naar het boekje van Mike Gonzales, "Che Guevara and the Cuban revolution" . Dat staat niet on-line en heb ik ook zelf nog niet gelezen. Wel vond ik een artikel van Mike Gonzales: "The lost generation: : the life and politics of Che Guevara" , waarin een aantal punten die Jelle Klaas maakte worden belicht.

De volgende dag ging het Marxisme Festival verder met een forum: "Afghanistan: mission impossible" . Daarin belichtte Bart Griffioen, vooraanstaand lid van de Internationale Socialisten (IS), de noodzaak om tegen de Nederlandse deelname aan de oorlog daar te blijven vechten. Lindsey German, van de Britse Stop the War Coalition en tevens vooraanstaand lid van de Socialist Workers Party (zusterorganisatie van de IS), maakte duidelijk hoezeer ook deze oorlog op leugens gebouwd was.

Het meest interessant vond ik echter de bijdrage van Guido van Leemput, fractiemedewerker van de SP. Hij gaf details over de gang van zaken in het land zelf. Zo maakte hij duidelijk dat het ideetje van PvdA-minister van Ontwikkelingssamenwerking om Afghaanse boeren aan te moedigen amandelen en abrikozen te gaan verbouwen als vervanging voor de papaverteelt, onzin was. Boeren die papaver (grondstof voor heroïne) verbouwen, doen dat immers niet puur vanwege de opbrengst. Ze worden zo ongeveer gedwongen, door netwerken van bovenaf, een wijdvertakte mafia. Een boer die de papavers inruilt voor amandelteelt, loopt levensgevaar, en daar doet een hoge prijs voor amandelen weinig tegen.

Guido van Leemput gaf ook duidelijk aan hoe weinig vorderingen de aanpak in Uruzgan maakte: de veilige 'inktvlek' wil maar niet groeien, Afghaanse controleposten werden zelfs opgegeven zodat Nederlandse soldaten het zelf moeten opknappen. En de scheiding tussen wat er in Uruzgan gebeurt en de operaties in Afghanistan is feitelijk niet-bestaand.

De discussie ging hierop door, maar bracht ook vragen naar voren naar het alternatief voor de huidige NAVO-bezettingspolitiek. Bart Griffioen ging daar in zijn afronding op in en wees op progressieve groepen en personen die ook in Afghanistan actief zijn en juist door de corrupte regering worden gedwarsboomd. En die corrupte regering wordt ook met Nederlandse troepen ondersteund, ja overeind gehouden.

Juist de laatste dage zijn trouwens enkele artikelen verschenen waarin de aanpak van Nederlandse militairen aldaar aan de orde komt. "Nederland wijzigt strategie in Uruzgan" , zo vertelt de NRC ons bijvoorbeeld, een dag nadat het Marxisme Festival was afgelopen.

Een prachtige toespraak van progressief parlementslid Malalai Joya, waarin zij duidelijk maakt hoeeer de Westerse interventie een verzameling reactionaire en corrupte krijgsheren ondersteunt, is te lezen op Common Dreams, onder de titel: "The US has Returned Fundamentalism to Afghanistan" . Bart Griffioen maakte in zijn verhaal melding van deze dappere vrouw. De Revolutionary Association of the Women of Afghanistan, waar Bart Griffioen ook naar verwees als positieve kracht waarin een mogelijk alternatief tot uiting komt, heeft een website die de moeite waard is.

Terug naar het Festival zelf. De volgende meeting voor mij was "The rise and fall of the women's liberation movement" , met wederom Lindsey German. Zij schetste de opkomst van de vrouwenbeweging vooral in e VS en Groot-Brittannië. In dat eerste land moesten vrouwen in de jaren zestig binnen de radicale bewegingen tegen racisme en oorlog opboksen tegen botte vormen van seksisme. Daarom begonnen ze als het ware voor zichzelf. Later draaide links bij en werd vrouwenbevrijding deel van de linkse agenda. Maar dat gebeurde met een analyse waarin de strijd tegen seksisme verregaand losgekoppeld was van de strijd tegen kapitalisme - een fragmentatie die de strijd voor vrouwenbevrijding schaadde. Vrouwenemancipatie en socialisme, aldus Lindsey German, horen bij elkaar.

In de discussie kwam de zaak rond de poster in Utrecht waarop een bijna naakte vrouw afgebeeld werd om de verkoop van bikini's te bevorderen naar voren. Hoe moesten we ermee omgaan dat uitgerekend de ChristenUnie, met haar conservatieve politiek rond vrouwenrechten, hier protest tegen aantekende? Wat de CU zei - die poster beeldt de vrouw af als lustobject, en dat deugt niet - klopte. Maar maakt de partij minder conservatief? Of we zo'n partij als partner in het verzet tegen seksisme kunnen zien was voor deelnemers bepaald geen uitgemaakte zaak. Zelf bracht ik naar voren dat we ons niet zozeer over die CU moesten opwinden, maar ervoor moeten zorgen dat progressieve stromingen zelf scherp zijn over dit onderwerp. Dat nota bene de CU de kans krijgt om zich pseudo-progressief te profileren komt omdat links niet zit op te letten. Dat is beschamend en dat moet anders, zo probeerde ik aan te geven. Over deze zaak schreef ik zelf kort geleden een stuk op dit weblog: "Seksisme, alerte Christenunie, nalatig links" .

De laatste discussiemeeting was tegelijk één van de belangrijkste - maar toch viel hij wat tegen. "De toekomst van links: sociaal-kapitalisme of antikapitalisme?" was de titel. Dick Pels, socioloog en publicist sprak daar naast Bart Griffioen. De laatste moest Peyman Jafari, die ziek was, vervangen. Ronald van Raak (SP), die ook was aangekondigd, liet helaas verstek gaan.

Dick Pels is betrokken bij de Waterlandstichting, een gematigd-linkse denktank, en bracht opvattingen naar voren die daar worden ontwikkeld. het idee is dat het streven naar collectief geregelde zekerheid zoals het socialisme dat voorstaat gecombineerd moest worden met de dynamiek en flexibiliteit zoals het liberalisme dat brengt. Sociaal-liberalisme dus, een theorie die socialisme en liberalisme combineert, als onderbouwing van sociaal-kapitalisme, een maatschappij waar de markteconomie niet wordt doorbroken maar wel in sociale richting wordt bijgeschaafd. De Waterlandstichting heeft uiteraard ook een website, waar het Sociaal Kapitalistisch Manifest als PDF-bestand is te lezen. Daarin wordt de combinatie van liberalisme en socialisme zoals ook Pels die bepleit, toegelicht en onderbouwd.

Bart Griffioen ging niet rechtstreeks op dit idee in maar schetste de opkomst van een sterke antikapitalistische beweging tegenover de neoliberale gang van zaken. Ook gaf hij de rol van de PvdA aan, en hoezeer die meeging in dat neoliberalisme. Echt analyseren van de ideeën van Pels deed hij niet, maar daarin speelt ongetwijfeld een rol dat hij op het laatste moment als spreker moest invallen.

Vanuit de propvolle zaal kwamen vervolgens een reeks bijdragen waarvan er teveel bleven steken in het afwijzen van het kapitalisme en het pleiten voor een radicale breuk daarmee. De gedachtengang van Pels werd door een enkeling omarmd, door veel mensen afgewezen, maar door slechts weinig mensen via een analyse ervan weerlegd.

Zelf deed ik een poging om een tegenstrijdigheid in Pels' opvatting bloot te leggen. Waar hij gelijkheid (socialisme) en vrijheid (liberalisme) tegenover elkaar stelt, bracht ik naar voren dat die twee juist in het marxisme bij elkaar horen. Marx zag de alzijdige ontplooiing van mensen als doel, en legde bloot hoe de macht van het kapitaal juist die vrijheid verpletterde. Arbeidersmacht tegenover de kapitalistenklasse was voor Marx het breekijzer om richting werkelijke vrijheid te komen, en ik noemde het marxisme daarom met een knipoog "revolutionair liberalisme" . Ook daar kom ik nog wel eens op terug in dit weblog, vermoed ik zo.

Hierna volgde nog een slotbijeenkomst waarin Lindsey German, David Hilliard en hoofdredacteur van De Socialist Pepijn Brandon een afsluitend praatje hielden. pepijn gaf aan dat we vor de keus stonden wat voor soort links we op konden bouwen. Wilden we "Hare Majesteits Loyale Brave Oppositie" opbouwen, zoals hij dat snedig noemde - een links dat goede standpunten innam als dat zetels leek op te leveren, maar ze inleverde als het zetels leek te kosten? Of gingen we, zoals Pepijn bepleitte, voor een radicaal en strijdbaar links?

Binnen dat strijdbare links was dan bovendien de opbouw van een revolutionair linkse organisatie aan de orde - niet omdat dit snel succes beloofde, of een overwinnig garandeerde, maar gewoon omdat de noodzaak urgent was. "Men hoeft niet te hopen om te beginnen" , zo ongeveer citeerde Pepijn een Nederlandse revolutionair uit een ander tijdvak, een zekere Willem van Oranje...

Met deze bijeenkomst kwam een eind aan een overwegend succesvol Marxisme Festival. Rond de vierhonderd mensen hadden een toegangskaart ervoor gekocht. Verheugend veel mensen vertrokken aangescherpt, en veelal gemotiveerd om de ondertitel van het Festival te helpen waarmaken: "De wereld begrijpen - de wereld veranderen" .

zondag 22 april 2007

Marxisme Festival

Zo, het zit er weer op: het Marxisme Festival van 2007, gehouden in het nu vrijwel verstreken weekend 20-22 april. Enige indrukken en opmerkingen, onder meer over bijeenkomsten die ik heb bijgewoond, wil ik mijn dierbare lezeressen en lezers niet onthouden. Ik heb er wat lectuurverwijzingen over de diverse onderwerpen bijgedaan.

De vrijdagavond begon met een forum. Daar sprak Mohammed Rabbae, ooit fractievoorzitter van GroenLinks, tegenwoordig een steeds feller en ook humoristisch spreker tegen racisme, vooral de Islamofobe variant ervan. Andere sprekers waren de ingetogen sprekende maar daardoor des te indrukwekkender David Hilliard, mede-oprichter van de Black Panther Party, organisatie van zwarte revolutionairen in de VS in de late jaren zestig en vroege jaren zeventig; Susan George, actief in de andersglobaliseringsbeweging en schrijfster van talloze boeken over armoede, schuldenlast en allerhande aspecten van de neoliberale globalisering; en Bart Griffioen, leidend lid van de Internationale Socialisten, de groepering die het Marxisme Festival organiseerde zoals zovele jaren hiervoor en hopelijk ook hierna. Hij schetste indringend de gegroeide kracht van de beweging tegen neoliberalisme en oorlog die de laatste jaren opgekomen is. Maar de meeste indruk op veel mensen maakte Jonathan Neale, actief in de op gang komende beweging tegen (de menselijke bijdrage aan) klimaatsverandering.

Susan George schetste hoezeer de instellingen van de financiële globalisering - Wereldbank, IMF bijvoorbeeld - in grote problemen geraakt zijn, en verlies van gezicht en geloofwaardigheid lijden. Maar erg optimistisch was ze niet: de macht van de multinationals si groot en nog groeiende, er is een lange weg te gaan. tegelijk streelde ze - net zoals toen ik haar eerder zag spreken, na afloop een demonstratie tegen de Eurotop in Nice in 2000 - een grote vastberadenheid uit. Ook Bart Griffioen refereerde in zijn bijdrage aan de toespraak van Susan George van destijds. Jonathan Neale gaf niet alleen aan hoe urgent het klimaatprobleem inmiddels blijkt te zijn; hij legde ook uit hoe alleen drastische ingrepen - technisch zeer goed mogelijk, maar botsend met de vrije markt en daarmee met de positie van de machthebbers - het tij, vrijwel letterlijk, zouden kunnen keren.

De eerste meeting die ik op zaterdag bezocht, mocht ik zelf toespreken. het onderwerp was "Rechts en links in de homobeweging" . Ik denk dat ik over dit onderwerp binnenkort nog wel het één en ander schrijf. Nu verwijs ik graag naar een aardig boekje dat ik ter voorbereiding heb geleden: "Homocons", van Richard Goldstein, een journalist die schrijft voor onder meer de Village Voice. 'Homocons' is zijn woord voor homo's en lesbo's die zich binnen de homogemeenschap ter rechterzijde opstellen. Een algemener artikel dat ik in de aanloop heb gelezen, over homo-emancipatie en hoe dat zich verhoudt tot linkse opvattingen is te lezen in de nieuwste International Socialism Journal: "LGTB politics and sexual liberation" , geschreven door Colin Wilson. LGTB staat voor Lesbian, Gay, Transgender, Bisexual - omdat seksuele onderdrukking breder is en meer groepen raakt dan homo's en lesbo's.

De volgende meeting die ik bijwoonde was getiteld: "Domela Nieuwenhuis: van christen tot anarchist" . Hans Lammers deed de inleiding, en dat deed hij helder en onderhoudend. Hij schetste de betekenis van deze man, die van Luthers dominee via socialistisch parlementslid uiteindelijk bij het anarchisme terechtkwam, in de laatste decennia van de negentiende en de eerste 19 jaar van de twintigste eeuw. Terwijl hij de beperkingen van Domela niet verzweeg maakte hij toch vooral duidelijk dat deze grondlegger van de socialistische beweging in Nederland een socialisme van onderaf centraal stelde waardoor we ons nog steeds door kunnen laten inspireren. Een biografische schets van Domela Nieuwenhuis, van de hand van Ger Harmsen, vind je in het Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland.

Daarna weer een forum. Het onderwerp was: "Kunnen we de wereld veranderen zonder de macht te grijpen?" Eerst ging Peyman Jafari op de ideeën van John Holloway, die in een boek dat binnen de andersglobaliseringsbeweging furore heeft gemaakt, en waarin Holloway zoekt naar methoden tot nmaatschappijverandering waarin de staatsmacht niet wordt overgenomen en/ of vervangen, maar vooral wordt omzeild. Peyman gaf aan dat, hoezeer hij het met Holloway eens is dat sociale verandering van onderaf komt en hoezeer de staat daarin tegenover ons staat, die staat toch niet genegeerd kon worden. Susan George sprak ook in die bijeenkomst; zij sloot zich goeddeels bij Peyman aan en belichtte vooral hoezeer de huidige economie en politiek stapsgewijs overgenomen waren door neoliberale functionarissen die de neoliberale recepten van privatisering en marktwerking alom doordrukten. De discussie vervolgens was niet oninteressant maar bleef wat lauw.

Over het onderwerp zelf kun je meer lezen in een gedachtenwisseling tussen de genoemde John Holloway en Alex Callinicos. De laatste staat in grote lijnen op het standpunt dat op de meeting van afgelopen zaterdag door Peyman Jafari werd ingenomen. Je leest de discussie in "Can we change the world without taking power?", in International Socialism Journal nr. 106. Inderdaad, de titel van zaterdagmiddag was niet origineel, en waarom zou die ook? Jammer dat aan het slot de tekst afbreekt in de discussiebijdragen die na afloop kennelijk door aanwezigen werden gedaan.

De volgende bijeenkomst die ik bezocht ging over het hart van de marxistische theorie en heette "Kapitalisme, vervreemding en bevrijding" . Ik kwam iets te laat beginnen maar het een groot deel van de inleiding gelukkig meegekregen. Kees Hoogendijk verzorgde die inleiding en dat deed hij kraakhelder en met grote betrokkenheid. Hij legde uit hoe in de marxistische theorie de vervreemding in het menselijk leven geworteld in is de loonarbeid. mensen verkopen hun arbeidskracht. Dat betekent dat die arbeidskracht als het ware een vreemde macht wordt, in handen van de ondernemers. Mensen hebben noch op de producten die ze maken, noch over het arbeidsproces werkelijke zeggenschap. ook daarvan zijn ze vervreemd. Van daaruit doortrekt de vervreemding het hele menselijke bestaan.

In de discussie kwamen psychologische gevolgen hiervan naar voren, net als het inzicht dat vervreemding van menselijke vermogens niet pas op de werkplek maar in het onderwijs speelde. mensen worden als het ware klaargestoomd voor een vervreemd bestaan. Tevens bespraken we hoe die vervreemding doorbroken zou kunnen worden - door gezamenlijk verzet, juist van die vervreemde arbeiders, die in die strijd hun collectieve kracht, elkaar en zichzelf als het ware terugvinden en een stap naar bevrijding kunnen zetten. Hoe realistisch dit allemaal is, daarover waren de aanwezigen het bepaald oneens, maar dat viel te verwachten en juist dit soort uitgesproken meningsverschillen maken het Marxisme Festival zo waardevol.

Over het marxistisch vervreemdingsbegrip valt trouwens veel te lezen. Marx zelf doet zijn opvattingen uit de doeken in zijn zogeheten Filosofisch-Economische Manuscripten uit 1844, ook wel bekend als de Parijse Manucripten. De kern staat in het eerste manuscript, in het hoofdstuk "De gealiëneerde arbeid" ('gealiëneerd' betekent 'vervreemd'). De eigenzinnnige marxist Bertell Hollman heeft een boek over Marx'vervreemdingstheorie geschreven dat on-line te vinden is: "Alienation - Marx' concept of Man in Capitalist Society" . Geen eenvoudige kost, maar de moeite waard - en dat gold ook voor het Marxisme Festival als geheel. Misschien schrijf ik er binnenkort nog wel meer over.

vrijdag 20 april 2007

Even weg, snel terug

Meer dan genoeg onderwerpen om over te schrijven, maar erg weinig tijd gehad. Woensdagavond opgetreden met gitaar en stem en zo, en ik ben ook betrokken bij het organiseren van de avond waar dat plaatsvond, en bij komende avonden van dit type. Komend weekeinde het Marxisme Festival in Amsterdam, waar de rozerooieravotr, ik dus, zaterdag iets mag vertellen over "Links en rechts in de homobeweging" . De laatste dagen dus ook druk met voorbereiden daarvan.

Zondagavond wankel ik mijn woninkje weer binnen, als alles gaat zoals het moet gaat. Voor die tijd hoogstwaarschijnlijk niets nieuws alhier. Vanaf zondagavond stijgt de kans daarop weer zienderogen, en dinsdag ben ik vast wel weer een beetje op dreef alhier.

dinsdag 17 april 2007

Virginia, vuurwapens en Irak

Een nauwelijks te bevatten verschrikking. Dat is wat er plaatsvond in Blacksburg, Virginia, in de VS, waar een student 32 mensen doodschoot en daarna zichzelf van kant maakte.

Hoe moet dat zijn geweest - als student in een collegezaal zitten terwijl er opeens iemand met twee pistolen verschijnt en begint te schieten - niet eens in het wilde weg, maar heel doelgericht, slachtoffer na slachtoffer na slachtoffer? Het pistool op jou gericht, en dan...? Het pistool op je medestudent gericht terwijl je zelf nog net...? Hoe moet het zijn geweest uiten de gebouwen, als je langsliep en de schoten hoorden, keer op keer op keer? Hoe met het zijn geweest voor ouders, vrienden en bekenden van de studenten - de angst of hun dierbaren nog in leven zouden zijn, of dat zij ook... ? En - hoe met het zijn geweest voor de dader zelf, die laatste moorddadige uren, bevangen door iets onuitsprekelijk akeligs...?

Het is te vroeg om heel veel over de slachtpartij zelf te zeggen. Maar een paar dingen vallen op. Er waren al eerder bommeldingen op dezelfde universiteiten geweest. Het waarschuwen van studenten door de Universiteit, nadat er eerder op de dag al twee dodelijke slachtoffers in de studentenkamers waren gevallen, gebeurde traag. Dat roept vragen op.

Over achtergronden van dit type moordpartijen ontbrandt onvermijdelijk discussie. Ik snap de mensen die zeggen: dat is ongepast, het gaat hier om blind geweld. Meer dan rouwen en de diepst mogelijke afschuw uitspreken kan en mag je eigenlijk niet doen. Discussie betekent het gebruiken van deze verschrikkelijke gebeurtenis om eigen gelijk te halen, en dat is respectloos.

Maar toch mogen we het hier niet bij laten. Als we willen zorgen dat dit soort dingen niet plaatsvinden dan zullen we moeten proberen te duiden, te plaatsen, te begrijpen. Op basis daarvan kunnen we dan kijken wat we eraan kunnen doen. Discussie en analyse nu weigeren 'uit respect voor de doden' komt neer op berusting, aanvaarding dat dit soort moordpartijen nu eenmaal niet te voorkomen zijn. Mij lijkt dat respectloos naar slachtoffers van - te verwachten maar vooral te vermijden - volgende moordpartijen van dit type .

Hieronder een paar standpunten en reacties, met wat commentaar. Een afgeronde analyse is het geenszins. Maar stof tot nadenken bieden ze hopelijk wel - en wrang genoeg, soms ook tot lachen. Maar voor ik verder ga verwijs ik graag even naar het artikel naar aanleiding van dit bloedbad op het weblog Lenin's Tomb. Daarin loopt hij een aantal factoren langs die genoemd worden ter verklaring van deze en vergelijkbare geweldsuitbarstingen, en probeert ze kort te wegen. Ik ga zijn gedachten hier niet samenvatten, ik zou zeggen: lees en oordeel zelf.

Het progressieve weblog Hullabaloo vond een absurde reactie uit de hoek van ultrareligieus rechts. In die reactie wordt de moordpartij geweten aan het feit dat mensen steeds meer atheïstisch zijn geworden en daardoor het respect voor het leven kwijt zijn geraakt. "Hoe meer zo'n filosofie de coltuur doordrenkt, hoe meer we een gevoel van doelloosheid en hopeloosheid zouden verwachten dat het denken van mensen doordrenkt. Hoe meer een cultuur in feite het doden van ongeborenen tolereert, hoe meer we mensen zullen zien die het leven als 'goedkoop' zien." Abortus als stap naar moordpertijen op een campus. Je moet maar durven.

Van een heel andere orde is een andere reactie uit conservatieve hoek, en wel van Paul Craig Roberts op de radicale website Counterpunch. Die man was ooit staatssecretaris onder de republikeinse president Ronald Reagan. Maar hij heeft zich de laatste jaren ontpopt als een fel criticus van de Republikeinse president Bush, de oorlogen die hij voert en de steeds verdergaande versterking van de staatsmacht tegenover de bevolking.

Hij baseert zich op een apart soort van conservatieve politiek. Conservatisme betekent bij hem: streven naar een staat met beperkte bevoegdheden, garanties voor de rechten van burgers, privacybescherming, democratische controle - een ouderwetse democratische republiek. Die republiek moet zich terughoudend opstellen, ook overzee. Laat andere volkeren hun eigen boontjes doppen. Er bestaat een mooie website waar stelselmatig tegen de oorlogen van het Witte Huis wordt geargumenteerd vanuit deze oud-conservatieve filosofie: Antiwar.com .

Verzet tegen staatsrepressie, afkeer van imperialistische avonturen combineert Roberts met een voorkeur voor een vrije markteconomie en een wat nostalgische hang naar traditionele autoriteit van bijvoorbeeld ouders en leraren. Van het neoconservatisme dat nog steeds in het Witte Huis rondwaart moet deze traditionele conservatief dan ook niets hebben. En veel van de pijlen die hij afschiet in die richting zouden door radicale linkse critici evengoed afgeschoten kunnen zijn. Iets wat dit type conservatieven trouwens niet tot partners van links maakt. Maar goeie argumenten haal ik waar ik ze maar kan vinden, dus ook bij rechts als dat zo uitkomt.

Vanuit zijn conservatieve uitgangspunt komt Roberts tot scherpe opmerkingen rond het bloedbad in Blacksburg. Van de aandrang op wapenbeperking die onvermijdelijk na elke schietpartij van deze aard weerklinkt, wil hij niets hebben. Een paar citaten:

"Zodra geweren worden verboden zal de misdaad exploderen. Huishoudens en kwetsbare mensen zullen het vermogen om zich te verdedigen kwijtraken, hetgeen meer inbraken en aanvallen zal uitlokken. Misdaden met messen zullen toenemen, zoals in Groot-Brittannië.

Een verbod op bezit van geweren zal een nieuwe industrie voor criminelen scheppen - vuurwapensmokkel en verkoop op de zwarte markt. De politie zal undercover-operaties op touw zetten en zich als zwarthandelaren in wapens opstellen, om burgers in de val te lokken die uit angst en dreiging zich van middelen voor persoonlijke veiligheid willen verzekeren."

Hij kijkt terug en constateert: "Geweren zijn er al een hele tijd, maar deze krankzinnige schietpartijen zijn een nieuwe ontwikkeling die wijzen naar een cultuur die faalt in het produceren van mensen met verantwoordelijkheidsbesef en zelfbeheersing. Toen ik een kind was, kon een jongere naar de winkel gaan en een geweer kopen, Er waren geen beperkingen. Als een kind zo jong was dat die niet over de toonbank kon kijken, dan belde de eigenaar misschien de ouders voor goedkeuring. We hadden allemaal geweren, en we schoten nooit op onszelf of op anderen. (...) Mijn grootmoeder maakte zich nooit zorgen over me, totdat ik een paard kreeg - een veel gevaarlijker ding in haar ogen dan een geweer."

De nostalgie naar een kleinsteeds fatsoenlijk Amerika is onmiskenbaar, en meer dan een beetje naïef. De conservatieve normen-en-waarden-ondertoon is bijna tastbaar. Maar hij heeft gelijk dat de kern van de zaak niet ligt in de wapens, maar in de mensen - en in de maatschappij.

Hij zegt verder: "De verandering zit in het gedrag van mensen, niet in de aanwezigheid van schietwapens. Het verbieden van schietwapens pakt de oorzaken van willekeurig geweld niet aan. We moeten de oorzaak vinden van de ziekte in onze maatschappij die mensen produceert die hun problemen aanpakken door anderen te doden." Dat lijkt me niet onjuist.

Hij verwijst nogmaals naar de Britse situatie. "Engeland heeft de waarheid ontdekt van het motto van de NRA: 'als geweren onwettig zijn, dan hebben alleen de wettelozen een geweer.' " Plus leger en politie, zou ik daar nog aan toe willen voegen, maar die zijn op hun eigen manier evenzeer wetteloos. En verder: "als een verknipt persoon gene geweer verkrijgen via de zwarte markt, dan zal hij een bom gaan maken." En hij verwijst naar een land waar dat laatste op grote schaal gebeurt: "De Irak-oorlog heeft de belangstelling voor en de kennis van het maken van bommen sterk vergroot. Hoe langer de zinloze bezetting van Irak voortduurt, hoe waarschijnlijker het wordt dat Amerikanen, net als inwoners van Bagdad, dagelijks wakker worden met het nieuws van 100 doden en 100 gewonden."

Veel van het bovenstaande lijkt me zinnig. Dat niet geweren maar mensen moorden plegen, is evident. Maar zijn wat nostalgische houding naar een tijd toen ouders en docenten nog autoriteit hadden deel ik niet, en evenmin het idyllische beeld van een tijd waarin Amerikanen in vrijheid leefden, met een Grondwet die het recht op wapens garandeerde. Misschien moeten we Roberts er even aan helpen herinneren dat het wapenbezit in het negentiende eeuwse Amerika niet alleen burgers sterker maakte tegenover de regering. Dezelfde wapens waren ook het instrument waarmee diezelfde kolonisten de oorspronkelijke bewoners, de Indiaanse volkeren, van hun land verdreven en erger.

Roberts draagt goede argumenten aan om niet te vertrouwen in een verbod op vuurwapens. Maar het vrije wapenbezit van de bevolking aanprijzen als iets een probleemloos democratisch grondrecht lijkt me het andere uiterste. En ook negeert Roberts een wel zeer overheersend motief bij het verzet tegen een wapenverbod: het winstbejag van wapenproducenten en wapenhandelaars. De NRA verdedigt niet zozeer een grondrecht als wel een lucratieve bedrijfstak. Enige sympathie verdient dit soort organisatie bepaald niet, en zelfs geen voordeel van de twijfel.

Roberts is niet de enige die in verband met de moordpartij in Blacksburg over Irak begint. ook Juan Cole doet dat op zijn website Informed Comment. Hij schrijft, in een stuk waarin hij de bewering dat de situatie in Irak beter wordt: "Het diepe verdriet en bezorgdheid onder het Amerikaanse publiek vanwege de vreselijke schietpartij in Virginia Tech zou ons een soort referentiepunt moeten geven voor wat de Irakezen feitelijk dagelijks doormaken. Zij hebben twee aanvallen in de stijl van Virginia Tech elke dag. Virginia Tech wal volgende week uit de krantenkoppen en de zendgolven zijn verdwenen, ofschoon de families van de slachtoffers hun leven lang zullen rouwen. Maar volgende dinsdag zal ik hier naar voren komen en jullie berichten dat er 643 Irakezen gedood zullen zijn in politiek geweld. En dat zullen vooral degenen zijn die door bommen en mortieren gedood zijn. Dat zijn er slechts 13 procent van het totaal; de meeste Irakezen die door geweld omkomen, misschien 500 per dag als je crimineel en tribaal geweld telt, worden gewoon neergeschoten. Neergeschoten, net als universiteitsstudenten en professoren op Blacksburg. Wij Amerikanen kunnen zo gemakkelijk, met een rilling over de rug, ons de universiteitsstudent indenken die probeert zichzelf te barricaderen achter een deur tegen de gewapende gek daarbuiten. Maar kunnen we onszelf inleven in de Iraakse studenten? " Het zijn pijnlijke vragen - en bepaald niet alleen voor Amerikanen.

Nee, daarmee is de verschrikking in Virginia niet wèggerelativeerd. Maar wijzen op de verschrikkingen in Irak helpt wel om de verschrikking in proporties te zien. En - Cole stelt die vraag hier niet, maar ik nu wel - zou er heel misschien een verband zijn tussen een maatschappij die bloedige oorlogen voert als de machthebbers hun zin niet krijgt, en een jonge man die moorddadig geweld is gaan zien als uitweg op zijn probleem - wat dat probleem ook geweest mag zijn?

maandag 16 april 2007

Islamisme, secularisme, nationalisme en links

Twee demonstraties afgelopen weekend verdienen enige aandacht. De eerste was een betoging van zo'n 200.000 mensen in Turkije. De tweede vond plaats in Pakistan en trok tienduizenden mensen, mogelijkerwijs 100.000.

De demonstraties hadden naast hun aanzienlijke omvang nog bepaalde kenmerken gemeen. Beide betogingen richtten zich tegen de politieke Islam, tegen datgene wat in Westerse media doorgaans als Moslim-fundamentalisme wordt getypeerd. Het ging om demonstranten die een seculiere staat willen, en gekant zijn tegen een staatsbestel dat zijn wetgeving baseert op aan de Islam ontleende rechtsprincipes.

Dat is in de gangbare Islamofobe beeldvorming niet onbelangrijk. Zowel in Pakistan als in Turkije bestaat de overgrote bevolking uit Moslims. Als in beide landen zulke grote aantallen mensen de straat op gaan voor seculiere politiek, dat laat dat zien dat zo'n seculiere maatschappijopvatting kennelijk uitstekend te combineren valt met het aanhangen van de Islam. Dat doorbreekt het stereotype Islam-vijandige beeld dat Moslims in feite allemaal verkapte fundamentalisten zijn, die de scheiding tussen religie en staat nog maar steeds niet hebben begrepen.

Maar daarmee is het goede nieuws rond deze gebeurtenissen wel uitgeput. Beide demonstraties zijn weliswaar gericht tegen conservatief-Islamistische politiek. Maar dat maakt de betogingen nog niet tot iets vooruitstrevends. Dat wordt wat duidelijker als we de context ervan wat nader beschouwen.

Allereerst Pakistan. Daar keerden de demonstranten zich tegen de radicaal-Islamitische 'Rode Moskee', vanwaaruit religieuze activisten een campagne 'tegen ondeugd' hadden opgezet. Ze oefenen druk uit op winkels die muziek en video's verkopen, vrouwelijke studenten van de religieuze school (madrassa) die aan de Rode Moskee verbonden is, vielen een huis binnen waarvan ze zeiden dat het een bordeel was. Moskee-activisten hebben gedreigd met zelfmoordaanslagen als de regering tegen de Rode Moskee optreedt. De regering zoekt naar een oplossing via overleg.

De demonstranten zeggen: "De Islam is een religie van vrede en heeft geen Kalashnikovs en stokken nodig" ,
zo lezen we in Aljazeera. Maar daar wringt wel iets. Eén van de zaken waar de mensen van de Rode Moskee zich ook druk over maken is de steun van de Pakistaanse president Musharaff voor de 'Oorlog tegen terrorisme' van president Bush. Radicale aanhangers van de Rode Moskee zijn herhaaldelijk de straat op gegaan om tegen die oorlog, en daarmee ook tegen het regime van Musharaff, te protesteren. Die demonstratie botsten keer en keer met een van keihard optredende oproerpolitie.

Ook andere demonstraties, zoals de op zichzelf vreedzame betogingen tegen de schorsing van de hoogste rechter door de president, krijgen keer op keer met grof politiegeweld te maken. De demonstratie tegen de Rode Moskee bleef echter ongemoeid. Dat lijkt me nauwelijks toevallig.

Kennelijk kwam het de president goed uit dat een grote massa de straat op ging tegen een groepering die, naast akelige praktijken tegen rechten en vrijheden van mensen, ook een volstrekt terechte kritiek op Musharaff's oorlogspolitiek laat klinken. Bedoeld of onbedoeld, de demonstranten geven het bewind Musharaff, steun in de rug. De president kan naar volkssteun verwijzen voor zijn in de kern autoritaire beleid. Laten we niet vergeten dat Musharaff een militaire dictator is, aan de macht gekomen via een staatsgreep in 1999. De World Socialist Website heeft in een zeer recent stuk interessante achtergrondinformatie samengevat over de situatie in Pakistan waaraan ik het nodige heb ontleend alhier.


Veel duidelijker dan in Pakistan is de seculiere demonstratie in Turkije een verlengstuk van zeer autoritaire tendensen, in dit geval in de Turkse staat. Inzet is de opvolging van de president van het land. Daar gaat het parlement over, en in dat parlement is de Welvaartspartij, een gematigd-Islamistische partij, de sterkste. De huidige premier Erdogan is van die partij. Hij overweegt om zich kandidaat voor het presidentschap te stellen, waarmee zowel de regering als het presidentschap aan Islamistische politici zou kunnen komen.

Dat is niet naar de zin van zeer veel topfunctionarissen in de Turkse staat, vooral niet van de legerleiding. Die verwijzen naar het officiële seculiere karakter van de Turkse staat, dat door de Welvaarstpartij bedreigd zou worden. Allerlei rechtse nationalistische partijen steunen ditzelfde soort secularisme-van-hogerhand. Het betreft hier een wezenlijk onderdeel van het Turkse nationalisme, dat onder het mom van seculiere waarden de Islam zo min mogelijk ruimte in het openbare leven wenst te geven.

Dar het bij dit secularisme helemaal niet om iets democratisch gaat, bleek al eerder. In 1997 dwong de militaire top de toenmalige, eveneens door Islamisten geleide regering, tot aftreden. Dat kwam feitelijk neer op een staatsgreep tegen een regering die via verkiezingen tot stand was gekomen, net als de huidige. Het officiële secularisme van de generaals is in de kern anti-democratisch.

Precies aan dat officiële secularisme geven de massaal opgekomen demonstranten steun. De betoging kreeg brede ondersteuning, van rechtse nationalistische club tot - treurig genoeg - de vakbondsfederatie Turk-Is aan toe. Kort voor de demonstratie sprak generaal Yasar Buyukanit, de hoogste militair van Turkije al: "We hopen dat er iemand als president wordt geselecteerd die loyaal is aan de beginselen van de republiek - niet alleen in woorden maar in daden." De woorden kregen als het ware een echo van een demonstrant: "Ik ben hier om te vorkomen dat Recep Tayyip Erdogan president wordt. Nooit is er iemand met die mentaliteit president geworden, en dat zal ook nooit gebeuren."


De Welvaartspartij van Erdokan heeft een Islamistische politiek, maar het lijkt meer op een Moslim-versie van CDA of Christenunie dan op iets dat ook maar in de buurt komt van Taliban-achtige spookbeelden. Aljazeera beschreef , in het stuk waaruit ook de twee geciteerde uitspraken afkomstig zijn, wat Erdogan probeerde aan Islamistisch beleid. Erdokan heeft geprobeerd overspel strafbaar te stellen, maar krabbelde onder druk van de EU terug. Ook sprak hij zich uit tegen de beperking op het dragen van hoofddoeken, en deed pogingen om de positie van religieuze instellingen te versterken.

Een serieuze poging om van Turkije een islamitische staat te maken kun je dat toch moeilijk noemen. De BBC zegt dan ook: "De premier heeft gezegd dat hij niet van plan is om een pro-Islamistische agenda door te drukken,. Er is maar erg weinig bewijs dat anders suggereert, maar de machtige elite van het land vertrouwt hem gewoon niet." En die elite laat haar kracht zien, met dreigende taal èn met straatprotest waartoe die elite mede opriep.

Dat maakt de demonstratie tegen Erdogan's eventuele presidentschap tot onderdeel van autoritaire, rechtse politiek. Waar is het elementaire democratische idee dat de Welvaartspartij een groot aantal kiezers achter zich heeft gekregen, genoeg voor een premierschap en, via een gekozen parlement wellicht ook het presidentschap hierbij gebleven? Als seculiere politici zo'n bezwaar hebben tegen de Welvaartspartij, laat ze dan steun verwerven voor haar eigen politiek, een geloofwaardig alternatief tegenover de Welvaartspartij naar voren brengen, en daarmee verkiezingen winnen. Van tegenwerking van media, generaalsdreigementen en strenge toespraken vanuit de EU zullen ze daarbij geen last ondervinden.

Maar de Welvaartspartij - zelf ook bepaald geen linkse club - is juist zo sterk geworden omdat mensen zagen dat achter de taal van secularisme en nationale eenheid een politiek schuil ging waar heel veel bewoners van Turkije geen brood in zagen. Desillusie in de seculiere nationalisten dreef mensen naar de Islamistische oppositie. En grote delen van links steunden dit seculiere nationalisme en zagen Islamisme als de ultieme bedreiging. Daarmee bood ook dit links voor arbeiders en onderdrukte bevolkingsgroepen geen werkelijk alternatief.

Dat wreekt zich niet alleen in de opkomst van conservatieve Islamistische politiek. Het onvoorwaardelijke nationalisme bedreigt ook democratische rechten van vooral de Koerden. Zo heeft een rechts politicus het bestaan om premier Erdogan een aanklacht te bezorgen omdat hij de gevangen Koerdische verzetsleider Ocalan met 'mijnheer' aanduidde! Griezeliger is de dreigende taal van een generaal: die opperde afgelopen week dat het Turkse leger desnoods een militaire operatie in Iraaks Koerdistan moest uitvoeren tegen Koerdische guerrillabeweging PKK die van daaruit zou opereren.

Het gevestigde Turks nationalisme erkent het leger als garantiemacht voor het seculiere karakter van de staat. Hetzelfde nationalisme vertrapt alles wat de nationale eenheid kan bedreigen, bijvoorbeeld ook de nationale rechten van Koerden en Armenen. Het bindt de arme meerderheid van de Turkse bevolking aan haar eigen overheersers en uitbuiters, en moedigt seculiere Turken aan om hun Islamistische buren en collega's t wantrouwen en hun seculiere basen als nationaal bondgenoot te zien.

Een linkse politiek die niet breekt met dit nationalisme, laat de Koerden in de steek, accepteert verkeerde verdeeldheid tussen arbeiders, en bindt grote delen van de arbeidersbeweging aan een staat die van deze beweging de dodelijke vijand is. Zolang de heersers het boven geanalyseerde nationalisme hanteren, en zolang links hier niet mee breekt, zullen mensen die nee willen zeggen tegen die heersers maar al te gemakkelijk uitkomen bij de Welvaartspartij van Erdogan. Een ander alternatief is dan immers ternauwernood zichtbaar. Een belangwekkende analyse van de spanningen in Turkije, de rol van het seculiere nationalisme en de van het Islamisme lees je in een recent artikel op de World Socialist Website, waarvan ik lustig gebruik heb gemaakt in dit weblogstuk.

Als we dit allemaal meewegen, dan komt de demonstratie tegen Erdogan er tamelijk onaangenaam uit te zien. Betogen tegen het feit dat een langs democratische lijnen gekozen premier zich langs democratische lijnen tot president wil laten aanwijzen- enkel omdat de man Islamist is - het mag erg seculier zijn, erg pro-Westers ook. Maar erg bevorderlijk voor werkelijke democratie is het niet.

zaterdag 14 april 2007

Voor maximuminkomen en vetorecht

Wouter Bos doet niets aan het inperken van de topinkomens, dat is wel duidelijk. Hij weet niet hoe, en zit voornamelijk bezwaren tegen bijvoorbeeld de 'graaitax'. "Woutertje wauwelt maar doet niks" , kopt het mooie weblog Linkse Gedachten dan ook. Is het wel zo onmogelijk om de zaak aan te pakken?

Ik denk het niet. En ik ben bepaald niet de enige. De PvdA-fractie in de Tweede Kamer wil meer dan hun partijleider toezegt. " 'De brief van Bos over de hoge beloningen van ondernemers had wat ons betreft meer ambitie mogen uitstralen', stelt PvdA Tweede Kamerlid Paul Tang." De fractie wil de hoge beloningen in gesprekken tussen ondernemers, vakbeweging en kabinet besproken zien. "Het is volgens Tang tijd dat de werkgevers de buitensporig hoge salarissen gaan aanpakken. 'De werkgevers moeten met de billen bloot.' Tang vindt bovendien dat het kabinet maatregelen achter de hand moet houden om de werkgevers onder druk te zetten. " De deur naar de graaitax, door Bos stevig dichtgeduwd, komt door Tang weer op een kier te staan. Hoe voorzichtig ook, dat geeft aanknopingspunten.

Zoal;s te verwachten viel, gaat de SP een stuk verder. SP-kamerlid Ewout Irrgang pleitte in juni 2006 voor ingrijpen (gevonden via het weblog van Jan Marijnissen)Hij vindt dat de Ondernemingsraad het recht moet krijgen om al dan niet met de topbeloningen in een bedrijf in te stemmen. "Het is volstrekt duidelijk dat de graaicultuur blijft bestaan als we geen verdere maatregelen nemen. Door de Ondernemingsraad instemmingsrecht te geven, kunnen de werknemers zelf ingrijpen als de beloningen te gortig worden." Ook wil de SP dat de winstbelasting voor bedrijven waar de beloningen buitensporig hoog zijn, verhoogd wordt. In feite een indirecte graaitax.

Het zouden stappen in de goede richting zijn, maar nog veel te voorzichtig. De Volkskrant kwam onlangs in een lezenswaardig stuk met een heel rijtje ideeën op dit vlak, met ideeën rond de voors en de tegens. Laten we eens wat steviger doordenken rond dit onderwerp.

De graaitax is volgens Bos geen goed idee, ik ging daar in "Bos blijft draaien rond het grote graaien" al op in. Hoe hoger je die belasting - verhoging van het tarief voor hele hoge inkomens - maakt, hoe hoger de beloningen die de topbazen zichzelf zullen toekennen om de belastingdruk voor te blijven. Daar komt één van zijn bezwaren op neer.

Maar deze vlieger gaat maar zeer gedeeltelijk op. Die enorm hoge beloningen moeten ergens vandaan komen - uit de gemaakte winst. maar topmanagers zijn niet de enigen die de winst willen opslokken. De aandeelhouders willen hun dividend zien. Als het aandeel in topsalarissen te groot wordt, dan komen de aandeelhouders in het geweer om hun deel van de buit te verdedigen.

Belangrijker: de winst is in een kapitalistisch bedrijf niet alleen om opgegeten te worden door bezitters en managers. Er moet ook nog geïnvesteerd worden, in nieuwe machines, bedrijfsonderdelen, noem maar op. Een eindeloos opgevoerde beloning begint vroeg of laat de investeringsfondsen - het deel van de winst dat niet mag worden opgesoupeerd - aan te tasten. Vroeg of laat botst de 'graaicultuur' met de concurrentiepositie van het bedrijf waar juist de graaiers aan de top zelf zo graag naar verwijzen.

Maar als Bos, of anderen, echt bang zijn voor een wedloop tussen hoger belastingvoet en hogere beloning, dan is er een heel eenvoudige oplossing. Waarom geen maximum-inkomen invoeren? Dat kan betrekkelijk eenvoudig. Je voert gewoon een belastingvoet van 100 procent in boven een bepaald inkomen. Ik ben in een milde bui vandaag, dus laten we zeggen dat de grens op 500.000 euro gesteld wordt. Alle inkomsten daarboven - loon, salaris, bonus, dividend, verkoop van aandelen, alles - wordt wegbelast. Daarmee is niet alleen een plafond gesteld aan de topinkomens. Tevens is aan de race tussen salarisverhoging en belastingverhoging een eind gekomen, want elke salarisverhoging gaat naar de belasting.

Natuurlijk zullen ondernemers proberen de regels te ontduiken, een deel van hun inkomens verzwijgen, zwart bijverdienen. Daarvoor hebben we natuurlijk alle begrip. Het zal ook niet meevallen als je van een karige halve miljoen euro moet rondkomen, je woonlasten ervan moet betalen, je energierekening, je premie voor de ziektenkosten, je abonnement op het Financieel Dagblad en niet te vergeten de representatieve dwangbuizen waarmee je je als topfunctionaris wel moet kleden. Dat kost allemaal eurootjes, en pogingen om door het 500.000 euro-plafond heen te breken zijn te verwachten.

Ik stel dan ook rigoreuze controles voor, minimaal maandelijks. Met dat systeem is ruime ervaring opgedaan, zoals iedere bijstandsgerechtigde je kan vertellen. De gang van zaken bij de Sociale Dienst kan als voorbeeld dienen. Topmanagers mogen dan, net als mensen in de bijstand nu, maandelijks een inkomstenformulier inleveren. Daar melden ze netjes wat ze verdienen. eens in de zoveel tijd komen ze ook op gesprek, in diezelfde soort van naargeestige hokjes waarin de Sociale Dienst haar cliënten ontvangt, met ongemakkelijke houten stoelen die de vloer vastgeschroefd zitten en zo. Het lijkt mij pedagogisch een erg nuttige ervaring voor de hoge heren en de spradische hoge dame die in de top van het bedrijfsleven is doorgedrongen.

Bij het niet tijdig inleveren van het papier blokkeert de belastingdienst de inkomens van de manager, bijvoorbeeld door elke boeking naar de rekening van zo'n manager te verbieden. Als het formulier alsnog wordt ingeleverd, kan de betaling weer worden hervat. Bij het foutief invullen van het inkomstenformulier volgt een maatregel (geen boete, een Sociale Dienst mag ook geen boetes opleggen...): 15 procent korting op het maandinkomen, net zoals iemand in de Bijstand die formulier verkeerd of veel te laat invult). Bij herhaling van het vergrijp: drie maanden lang 15 procent korting. Zoiets. Die inkomenskorting kan doorgevoerd worden door bovenop het 100 procent wegbelasten van alles boven de 500.000 euro een extra heffing van 15 procent van het maandinkomen door te voeren.

Iedere aftrekpost die het inkomen alsnog via een omweg boven de 500.000 brengt, wordt uiteraard afgeschaft. Ex-minister Gerrit Zalm mag desnoods helpen uitzoeken hoe dit hele beleid precies op een hanteerbare manier op poten gezet kan worden. Dan doet hij nog eens wat nuttigs met zijn aanzienlijke talenten, ter compensatie voor alle schade die hij met zijn bezuinigingsbeleid heeft helpen aanrichten.

Natuurlijk zal dit maximuminkomen er niet zomaar komen, het vergt een andere macht, een ander sóórt macht ook. Een macht die bereid is rigoreus inbreuk te doen op de macht en voorrechten van kapitaalbezitters en topbestuurders. Juist de tegenpool van de ondernemersklasse komt in aanmerking om zo'n tegenmacht op te bouwen: de arbeiders, in vakbonden georganiseerd.

Als stap in die richting kunnen we aanknopen bij het idee van Irrwout dat ik al aanstipte: instemmingsrecht van de Ondernemingsraad. Maar ik zou het scherper stellen. Het gaat om vetorecht van arbeiders op de beloningen van het topmanagement dat rijk wordt op basis van het werk van die arbeiders. Ik zou dat ook niet via de huidige ondernemingsraden willen spelen. Die zijn vaak veel te meegaand, teveel op harmonie en overleg ingesteld, bijna vergroeid met het management.

Beter lijkt het me om een personeelsraad te kiezen, vanuit het complete personeel van een bedrijf, minus de Raad van Commissarissen de Raad van Bestuur en de rest van het topmanagement. Dan mag de top van het management met een beloningsvoorstel komen. De personeelsraad kijkt daar grondig naar en adviseert een ja of een nee aan het personeel. Dat advies wordt vervolgens aan het voltallige personeel ter stemming voorgelegd. De uitslag van die stemming is vervolgens bindend. Een andere mogelijkheid is dat de personeelsraad zelf de knoop doorhakt. Om een werkelijke democratie hierin te bereiken moet zo'n raad wel, bijvoorbeeld per afdeling, per bedrijfsonderdeel, zijn gekozen, waarbij de leden die door zo n onderdeel zijn gekozen aan dat onderdeel verantwoording afleggen en desnoods ook weer vervangen kunnen worden.

Daarmee zijn de arbeiders dus degenen die de beloning van hun topbazen vaststellen. Dat lijkt me ook niet meer dan redelijk. Al die auto's bijvoorbeeld die winstgevend worden verkocht, moeten eerst worden gemaakt. Dat gebeurt niet door de topbestuurders maar door het gewone personeel. Mogen zij dan ook beslissen hoe het geld dat met hun arbeid is verdiend, wordt uitgegeven?

Natuurlijk opent dit deuren die ondernemers liever gesloten houden. Vandaag bemoeit zo'n personeelsraad zich met de beloning van de top. Morgen gaan ze zich met de benoeming van die top bemoeien, en overmorgen mengen ze zich in de besluitvorming over investeringen. De dag daarop gaan personeelsraden van verschillende bedrijven ervaringen uitwisselen en hun optreden onderling afstemmen. Je houdt geen ondernemersmacht meer over, als zo'n trend zich doorzet. Ik snap de zorgen van kapitalisten op dit vlak. Maar hun zorgen zijn de mijne niet. En dat is dan nog erg zacht uitgedrukt.

vrijdag 13 april 2007

Harde aanpak, zachte aanpak: koloniale aanpak

Harde aanpak of zachte aanpak? Wat is de beste manier voor de NAVO-troepen om Afghanistan uit de handen van de Taliban te houden, en van andere groeperingen die de regering en de Westerse troepen bestrijden?

De harde aanpak zien we daar waar bijvoorbeeld Canadese soldaten vechten. In de Afghaanse stad Kandahar bijvoorbeeld, waar Minka Nijhuis over schrijft in Trouw. Ze vertelt: "De drie artsen die in het Mirwais ziekenhuis aan de thee zitten, zijn boos dat de gevechten alleen maar toenemen in het zuiden. 'Wat kost een bom? Vijfduizend dollar? Van dat geld kunnen Afghanen een flinke tijd leven. Zeg maar tegen je regering dat ze hun wapens kunnen houden,' zegt de arts Mahmad Qasim."


De arts zegt ook nog: "Laat de Taliban maar terugkomen, dan hebben we tenminste geen probleem met de veiligheid." Dat is bepaald niet onlogisch. "Door grootschalige corruptie, wanbeleid en het uitblijven van de beloofde vrede en wederopbouw is het vertrouwen in de autoriteiten en de buitenlandse troepen die met het samenwerken, behoorlijk gedaald. Ook de grote offensieven die de afgelopen maanden waarschijnlijk honderden burgerslachtoffers eisten, hebben kwaad bloed gezet bij de bevolking."

Nijhuis vermeldt ook hoe er ook jonge Afghanen zijn die hopen dat de Taliban wegblijven: mensen die in het Westen hebben gestudeerd en nu bijvoorbeeld als tolk voor Westerse instellingen werken. Maar de conclusie dat de Westerse harde aanpak in Kandahar de afkeer van de bevolking van de Westerse gewapende aanwezigheid, en daarmee de steun voor de Taliban, doet groeien.

Werkt de 'zachte aanpak' zoals Nederlandse troepen die in Uruzgan (verondersteld worden te) hanteren, beter? Een redactioneel commentaar, een dag na het artikel van Nijhuis verschenen in Trouw, spreekt die hoop uit, maar twijfelt.


Het stuk wijst er op dat Nederland wel degelijk een rol speelt waar de 'harde aanpak' wordt gehanteerd - bijvoorbeeld in Kandahar. Dan vervolgt het artikel: "Bovendien is de hardere aanpak vol risico's. De gevechten trekken veel moslimextremisten aan, treffen vrijwel altijd ook burgers en zetten veel kwaad bloed, zoals gisteren in deze krant werd beschreven. ook het onderuit schoffelen van de papaverteelt, nog zo'n harde aanpak, drijft boeren richting taliban."

Maar het alternatief is ook niet zeer succesvol. "De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ook onzeker is of de Nederlandse aanpak wel werkt. De 'veilige' inktvek in Uruzgan wordt nauwelijks groter en mogelijk laten de opstandelingen nederland alleen met rust omdat zij zich nu vrijelijk in Uruzgan kunnen hergroeperen. Zelfs de grootste optimist moet erkennen dat de aanpak jaren, zo niet decennia vergt."

Het stuk zegt wel dat de poging niet moet worden opgegeven, bij gebrek aan beter. Maar de laatste zin is veelzeggend: "Alleen als de NAVO-missie ook in het zuiden van Afghanistan wederopbouw centraal stelt en de opstandelingen niet met steeds meer militairen probeert te bestrijden, verdient het overweging. Het veilig houden van een geïsoleerd inktvlekje in hartje Afghanistan is volstrekt zinloos."

De Afghaanse operaties, of ze nu hardhandig te werk gaan of wat subtieler, lijken daarmee uiteindelijk tot mislukken gedoemd: de weerstand is te groot. Opvallend in de twee besproken Trouw-stukken is dat nergens de vraag gesteld wordt of Westerse machten wel het recht hebben om zelfs maar te proberen om Afghanistan uit handen van de Taliban te houden.


Maar zouden we met een succes van de 'zachte aanpak' wel blij moeten zijn, als dat zich zou voordoen? Waar haalt Nederland, Canada, of welke staat dan ook, het recht vandaan om de Afghaanse maatschappij een bepaalde kant op te duwen met een grootschalige militaire macht, of die nou bommen gooit, waterpuntten aanlegt of allebei? Vriendelijk kolonialisme is ook kolonialisme

Dat Nederland soms iets minder onsubtiel te werk gaat dan bijvoorbeeld de VS, is soms waar, en ook verklaarbaar. Nederland is al sinds pakweg 1600 een koloniale mogendheid, en heeft dus in alle mogelijke varianten praktijkervaring opgedaan, van de grofste genocidale versies tot de wat minder onhoffelijke strategie die Nederlandse soldaten in Uruzgan toepassen. De Nederlandse koloniale staat heeft gewoon wat langer kunnen oefenen dan bijvoorbeeld de VS. Dat land, komen als koloniale staat maar net kijken, net als trouwens Canada en Australië.


Voor de Britse rol gelden weer andere zaken: nog niet zo lang geleden een wereldmacht, en sindsdien zodanig vastgeklonken aan de VS dat haar optreden daar maar al te vaak op lijkt. Maar ook van Britse zijde is wel eens gewezen op het verschil tussen de Britse, wat subtielere, aanpak, en de Amerikaanse van-dik-hout-zaagt-men-planken-benadering.

Zo zei een Britse officier die in Irak met Amerikaanse militairen samenwerkte, in 2006 dat "luide stemmen, volledige wapenrusting, (...), luchtaanvallen en dagelijkse uitzendingen door brigadier-generaals met schoudergordels die aankondigen hoeveel Irakezen vandaag zijn gedood" geen "strategie om de harten en geesten te winnen" was. Hij citeerde zelfs een Irakees, iemand van de Baath-partij, die bij vrijlating door Amerikaanse officier luidruchtig belerend werd toegesproken, in het bijzijn van een Britse militair: "Hey, mijnheer de Amerikaan, de volgende keer dat je zoveel spreekt, dan moet je met hem praten. Hij is Brits - zij weten hoe je aan land moet binnenvallen."

En inderdaad. Het Britse rijk heeft, net als Nederland, een lange koloniale ervaring ervaring opgedaan. Subtieler wellicht, maar zeker niet minder arrogant, dan de houding van de VS. Of de geciteerde conversatie werkelijk en in die vorm, heeft plaatsgevonden is hier niet zo relevant. Het gaat om de houding van de Britse officier die hij met deze uitspraak illustreert.

Een ander verschil is dat de VS haar grove aanpak niet ver over de grenzen heeft aangeleerd, maar vlakbij huis. De VS zelf heeft haar eigen grondgebied bijeengeroofd in een reeks genocides en etnische zuiveringen waarmee de oorspronkelijke bevolking deels werd uitgemoord, deels werd verdreven. Daar liggen de wortels van het Amerikaanse leger, dat is de glorieuze traditie ervan. Ook dat geeft de Amerikaanse schurkenstaat haar specifieke brute eigenaardigheden. Voor Australië geldt in mindere mate hetzelfde.

Voeg daarbij het feit dat de Amerikaanse positie als de allersterkste militaire macht ter wereld ook niet echt een basis is voor terughoudendheid en subtiliteit, en het plaatje is wel duidelijk. Nederland heeft domweg niet de brute kracht om te doen wat bijvoorbeeld de VS, maar ook Canada en de Britse staat ontketenen. Wie niet sterk is, moet slim zijn. Maar het verwerpelijke koloniale doel is hetzelfde.

Wat de Nederlandse schurkenstaat tekort komt aan brute militaire macht, dat compenseert het ruimschoots met hooghartige huichelarij. Soms lijkt het er zelfs even op alsof de Nederlandse staat in haar eigen humanitaire sprookjes gelooft.


De Volkskrant gaf daarvan een wrang maar toch ook hoogst amusant voorbeeld. "Van Griensven bezoekt Afghaanse nabestaanden" , heet het stuk. Van Griensven is Nederlands commandant ter plekke; hij bezoekt familieleden van Afghanen die kennelijk bij vergissing door Nederlandse troepen zijn gedood.

Van Griensven had ook wat bij zich voor de mensen: "De families van de slachtoffers kregen zakken rijst, olie en geld om vlees te kopen voor een rouwmaaltijd, zo maakte het ministerie van Defensie dinsdag bekend." Het kan waarlijk niet op, nietwaar? Krijgen nabestaanden van Nederlandse doden zakken ook aardappelen, margarine en geld voor de cake en koffie op de uitvaart? Aan een verdere schaderegeling wordt overigens nog gewerkt.

Maar het bericht wordt nog mooier. "Volgens Defensie stelden de families dit op prijs, maar waren ze nog wel aangedaan." Gek he? Dat het verdriet wegens dit verlies van familieleden niet is weggenomen door pakken rijst, olie en geld? En is Defensie daar - zo klinkt het bericht bijna - daar verbaasd over?! Had Defensie anders verwacht? Is het verdriet van nabestaanden van dode Nederlandse militairen weg te nemen door een schadeloosstelling en plakjes cake, of zijn zulke families misschien ook "aangedaan" als ze een dierbare kwijt zijn geraakt?


Het is deze houding van de Nederlandse staat jegens haar Afghaanse slachtoffers die typerend is. Het is deze houding waaraan je precies de gouden oude koloniale arrogantie en het bijbehorende neerkijken op de "inlanders" die dankbaarheid verschuldigd zijn aan hun witte weldoeners in herkent.

donderdag 12 april 2007

Bos blijft draaien rond het grote graaien

Met de PvdA in de regering loopt de rijkdom van de rijken geen enkel gevaar en is de vrije markteconomie onaantastbaar. Dat is de boodschap die het optreden van minister van financiën Wouter Bos( PvdA) uitstraalde in het Kamerdebat over de aanpak van topinkomens.

Die topinkomens - de beloningen die topfiguren zichzelf en elkaar toekennen - zijn schandalig hoog. Schandalig is ook de stijging ervan terwijl lonen amper stijgen. Schandalig is ook het enorme verschil met de lonen en salarissen van de mensen in de bedrijven waar deze topmanagers zich aan verrijken.

Uit een tabel waar De Volkskrant mee kwam, over de topinkomens in 2005, zijn boeiende details te halen. Het topinkomen bij Heineken was bijvoorbeeld 189 keer zo hoog als dat van de gewone arbeider daar; het salaris van de gemiddelde bestuurder was er 137 procent gestegen, dat van de topman zelfs 197 procent. Dan was het bij Shell bijna een toonbeeld van sociale gelijkheid: het topinkomen daar was 'maar' 48 keer zoveel als het gewone loon aldaar, de stijging van de bestuurdersinkomens 'maar' 34 procent, die van de top 'maar' 30 procent. Bij Unilever dreigde een heuse armoedeval: daar daalden de topinkomens zelfs. De topman van Shell ving echter wel veel meer dan die van Heineken: ruim 2 miljoen, tegen een kleine 1,4 miljoen bij Heineken. Maar de baas van Unilever vergaarde, kennelijk dus na daling, toch nog meer dan bij de andere twee genoemde bedrijven: ruim 3 miljoen euro.

In maart berichtte De Volkskrant over de beloning van Philips-topman Kleisterlee: 2,5 miljoen euro. Eind maart kwam daar een artikel bij over de explosieve stijging van de topinkomens bij bank annex verzekeringsmaatschappij ING: "Loonexplosie ING-top: 316 procent hoger inkomen". Die stijging vond plaats in vier jaar tijds. "De huidige bestuursvoorzitter Michel Tilmant verdiende in 2006 4,3 miljoen euro, blijkt uit het jaarverslag. Dat is een verviervoudiging ten opzichte van het inkomen van zijn voorganger Ewald Kist, die in 2002 bij ING ruim 1 miljoen euro verdiende" . Van 'verdienen', zoals De Volkskrant het omschrijft, is geen sprake. Van incasseren des te meer.

Natuurlijk roept dit soort verrijking, deze scherp in het oog springende ongelijkheid, niet alleen weerzin op maar ook stevige kritiek van links. ooit voegde Wouter Bos zich bij deze kritiek. Maar nu zit hij in de regering en komt hij niet veel verder dan handenwringend zijn onmacht van de daken schreeuwen. O ja, hij "heeft in de Tweede Kamer een moreel appel gedaan op topbestuurders om geen extreem hoge beloningen voor zichzelf te accepteren" , meldt nieuws.nl. Dat zal helpen: een beroep doen op het het morele besef van lieden wiens geweten ondergeschikt is aan hun bankrekening en wiens hoogste norm bestaat uit het najagen van de hoogst mogelijke rijkdom, voor de aandeelhouders en van zichzelf.

Maar verder? Een "graaitax" zoals Kees Vendrix van GroenLinks voorstelde? Zijn voorstel kwam neer op verhoging van het belastingtarief vanaf 300.000 en hoger, naar 6o procent. Ewout Irrgang van de SP sloot zich bij dit voorstel aan. Maar Bos moest er niets van hebben: "een graaitax (...) lost het probleem van de hoge inkomens niet op maar maakt het erger" , volgens hem. Het idee is blijkbaar dat topmanagers de hogere belastingen zullen beantwoorden door zichzelf nog hogere inkomens te geven.

Een ander argument ontleent Bos aan de markteconomie zelf: "Vorige week gaf Bos al aan fiscale maatregelen niet te zien zitten omdat die de Nederlandse concurrentiepositie zouden verzwakken om omdat het moeilijk is de juiste groepen te treffen." "Juiste groepen" ? Zijn er dan ook super-rijken van wie Bos vindt dat ze wèl zo'n miljoenenbeloning rechtmatig mogen incasseren? En die concurrentiepositie is ook bij Bos dus heilig. Ik zou hem willen antwoorden: als de heilige markteconomie, met de concurrentiepositie als hoogste ideaal, de aanpak van asociale topinkomens belemmert, dan wordt het des te meer tijd om die markteconomie zelf op de helling te zetten.

woensdag 11 april 2007

Seksisme, alerte Christenunie, nalatig links

Gematigd linkse club levert links standpunt in. Rechtse club gaat er met dat linkse standpunt vandoor en maakt zich er breed voor. Radicaal links doet er goeddeels het zwijgen toe. Dat patroon lijkt wel een trend te worden de laatste tijd. En het is een slechte trend.

Zo accepteerde de PvdA-top het opnemen in het regeerakkoord van de bescherming van ambtenaren die weigeren een huwelijk tussen twee mannen of twee vrouwen af te sluiten. Daarmee stelden ze de rechten van homofobe ambtenaren boven de rechten van homo 's en lesbo's om te trouwen. Je mag van een linkse club het omgekeerde verwachten en eisen.

Ook accepteerde de PvdA dat de overtijd-behandeling behandeld wordt als een vorm van abortus waarvoor bedenktijd ingevoerd moet worden. Naar de gevolgen van abortus moet extra onderzoek komen, evenals naar de mogelijkheid om het "recht op leven" in de Grondwet op te nemen. "Recht op leven" is code voor het recht op 'ongeboren leven'- en dat laatste is een breekijzer om het recht op abortus op de helling te zetten. Ook dit slikte de PvdA-top. Voor regeringsdeelname wijken principes van gelijke rechten en van emancipatie. Over deze beleidsvoornemens schreef ik eerder, toen ik het regeerakkoord onder de loep nam.

Natuurlijk sprongen de twee liberale clubs, VVD en D66 , en bovenop. Zij brachten scherpe kritiek naar voren - een kritiek die klopte. "Rutte: dit kabinet doet op medisch-ethisch terrein een stap terug", meldde bijvoorbeeld een bericht van 26 januari op de VVD-website. Inderdaad! Maar moeten we het normaal gaan vinden dat uitgerekend de VVD met zo'n gezond standpunt goede sier maakt? Reactie ter linkerzijde kwam er ook wel, maar vaak zo tam, zo traag, zo terughoudend...

Zo kregen D66 en VVD de tijd en de ruimte om een progressief krediet op te bouwen dat ze niet verdienen. Immers, zodra emancipatie geld kost staan dit slag liberalen, vooral de VVD, vooraan om op de rem te trappen, herinvoering van de pil in het basispakket van de ziektenkosten, zoals het nieuwe kabinetafsprak, vond VVD-aanvoerder Rutte bijvoorbeeld geen goed idee. Te duur.

Juist omdat emancipatie en gelijke rechten botsen met de logica van winst boven alles, zijn die emancipatie en die rechten slechts in goede handen bij een politiek die bereid is met die oppermachtige winstmakerij te breken - bij links. Althans, zo hóórt het te zijn, maar zo is het te vaak niet.

Van deze nalatigheid ter linkerzijde, en het benutten van dit gat door delen van rechts, zien we in Utrecht weer een wrang voorbeeld. Daar hangt sinds kort een groot reclamebord met daarop een jonge vrouw met betrekkelijk weinig kleren aan. Haar afbeelding hangt daar om bikini's van Hunkemöller aan te prijzen.

Nu zijn dit soort reclameposters helaas de normaalste zaak van de wereld, maar dat we eraan gewend zijn betekent niet dat het ook deugt. Gelukkig ben ik niet de enige die dat vindt. Maar de hoek waaruit kritiek op de poster naar voren wordt gebracht is wel erg merkwaardig.

De Utrechtse gemeenteraadsfractie van de ChristenUnie (CU) tekende protest aan tegen het bord. Te groot, niet passend in het straatbeeld. Maar in de NRC lezen we ook: "Ze vindt bovendien dat de vrouw wordt afgebeeld als lustobject." Welnu, dat vind ik ook. Zoals zo vaak in reclame gebruiken bedrijven afbeeldingen van bijna naakte vrouwen als middel om spullen te verkopen, waarbij ze de vrouw feitelijk als ding laten zien dat er vooral is ter bevrediging van mannelijke lusten. Seksisme en commercie gaan hand in had, uit winstbejag wordt de vrouw tot instrument gemaakt - tot lustobject.

Wat is de reactie van velen? Columnist "Jan Blokker vroeg zich in deze krant al af of 'de christenen niet gewoon praatjes begonnen te krijgen.'" Het woord "betutteling" weerklonk, en mensen noemden de kritiek van de ChristenUnie op de reclameposter in één adem met hun aanval op homorechten, abortus, euthanasie.

Dat laatste is helemaal niet onlogisch. het probleem is hier dat de opvattingen over seksualiteit van de CU haaks staan op die van voorstanders van emancipatie en gelijke rechten. Het is bepaald niet onwaarschijnlijk dat het echte bezwaar van de CU tegen de poster is dat het te openlijk refereert aan lichamelijk plezier en seksueel genot. Anders gezegd: het bezwaar van de CU zou wel eens niet zozeer kunnen zijn dat de poster seksistisch is, maar gewoon dat ze seksueel geladen is. Expliciet is een veel te groot woord, maar dat is wel de onderliggende conservatieve angst waar de CU waarschijnlijk uiting aan geeft. En verzet tegen seksuele openheid is op geen enkele manier progressief.

Punt is echter dat dit best kan zijn wat de CU denkt en bedoelt - maar het is niet wat de CU over de poster zegt. Wat de CU zegt - op die poster wordt de vrouw als lustobject neergezet, en dat deugt niet - klopt gewoon. Het feit dat de CU met de kritiek op de poster bedoelingen heeft die niet kloppen, doet daar niets aan af. En het is iets dat, alweer, links zou moeten zeggen, zodat een conservatieve club als de CU het onderwerp niet kan kapen.

Cisca Dresselhuys, van het aloude feministische blad Opzij, erkent dat er een probleem ligt. "Walgelijk groot" noemt ze de poster. Maar van de kritiek van de CU moet ze niets hebben. "Dit is zó hypocriet, ik heb hen nooit kunnen betrappen op een bijdrage aan de emancipatie van vrouwen." Kan best zijn, denk ik dan. Maar waarom brengt een blad als Opzij de kritiek zoals de CU die nu verwoordt, niet zelf allang met kracht naar voren? Waar zijn de consistente voorvechters van vrouwenrechten nu het hard nodig is, waar is het klassieke feminisme, en vooral, waar is wederom links?

De CU zegt, met reactionaire ondertonen, wat links consequent en met overtuigingskracht hoort te zeggen. De CU kritiseren vanwege de reactionaire moraal die ze predikt, is juist en nodig. Maar de CU-kritiek op een seksistische poster afkraken zónder het zelf op dit front véél beter te doen is eenvoudig niet goed genoeg.